maandag 22 maart 2010

Van Wajong Tot Kwajong (2003-2009)

Who's next?

Voor mijn muziek, zie de links hieronder.


http://www.facebook.com/Brabbelatorium


http://www.youtube.com/user/Brabbelatorium

http://soundcloud.com/brabbelatorium




Van Wajong tot Kwajong (2003-2009)

Tabel 4, winst 06-09

Tabel 3, inkomsten 06-09

Tabel 2.2. Reiskosten ten behoeve van Sollicitaties

Tabel 2.1. Reiskosten ten behoeve van Sollicitaties

Tabel 1. Sollicitaties Bob, post K.O.

Van Wajong tot Kwajong, een Zorgklachtendossier van Wajonger / Drs. Bob van Daalhuizen. (november 2009)

0. INHOUDSOPGAVE.


1.Introductie.
1a.Warming Up.
1b.Gewichtsklasse.
1c.Samenvatting Arbeidzorghistorie.
1d.Samenvatting Belastingprobleem.
1e.B’s WajongWanzorgHypothese.
2.Zakkenvullerij in WajongZorgland.
2a.Ineffectieve “steun” aan Wajongers op weg naar passend betaald werk.
2b.Destructieve “steun” aan Wajongers na het vinden van betaald werk.
3.Zakkenvullerij over mijn eigen rug in WajongZorgland.
3a.Ineffectieve steun aan mezelf op weg naar passend betaald werk.
-AMC.
-RCA.
-UWV.
-UWV & USG Restart.
3b. Destructieve Steun aan mezelf na het vinden van betaald werk.
-Afwikkeling Contract; TNO, USG Restart & UWV.
-Huurtoeslag.
-Inzetbaarheid.
-Van einde contract, naar terug bij af.
-Kennismaking Gouden TNO’ers.
-Evaluatie Bob, TNO, 15-09-08.
-Advies van "experts" op het gebied van arbeidsreintergratie.
-Pels.
-TNO Arbeid.
-RCA.
-STG Health Management/TNO.
-CNV.
4. Kosten-Baten analyse over Revalidatie-, Reïntegratie- en Sollicitatieacties.
4a. Inleiding.
4b. Sollicitatieacties.
4c. Kosten Ter Voorbereiding van Betaald Werk.
-Arbeidsrevalidatie RCA.
-Werkervaring UVA.
-Arbeids-reïntegratie USG Restart.
-Totale Reiskosten Ter Voorbereiding van Betaald Werk.
4d. Inkomsten uit Betaald Werk.
4e. Kosten uit Betaald Werk.
-Directe kosten uit betaald werk voor TNO.
-Indirecte kosten uit betaald werk voor TNO.
4f. Winst Uit Betaald Werk.
5. Wijziging Carrièreambitie deel 1 (20-02-09).
6. Wijziging Carrièreambitie deel 2 (05-05-09).
7. Conclusie / Bedrijfsplan.
8. Wordt Vervolgd (12-11-09).


1.INTRODUCTIE.

1a. Warming Up.


Geachte politici, UWV-bestuursleden, medewajongers & geïnteresseerden in wajongproblematiek,

Deze klacht aan het adres van de UWV bezorg ik in de vorm van een compleet dossier. Dit om laagdrempelig voor iedereen duidelijkheid te bieden over de voor medewajongers chronisch stilgezwegen en fatale misstanden binnen de zorg en gerelateerde zorgorganisaties.

Gevoed door woede breng ik mijn eigen klacht ongepolijst maar tegelijkertijd gecontroleerd en beheerst aan het licht met wetenschappelijke feiten en persoonlijke bewijsdocumenten. Vanuit Zorgmisstanden pleit ik voor erkenning van mismanagement en onkunde van UWV, TNO Kwaliteit van Leven, USG Restart, Het Pels Instituut, RCA, CNV Jong en het AMC. En onder meer in verband met mijn afgelopen arbeidsovereenkomst met UWV, TNO en USG Restart strijd ik voor deze erkenning middels gedeelde aflossingen van mijn complete inkomstenbelastingschuld. Mijn voorstellen staan nader gespecificeerd in de conclusie van dit dossier.

Door een oplopende schuldrente heb ik mijn belastingkosten uit eigen zak deels voorgeschoten. Dat lag niet voor de hand. Want afgezonderd van een compleet jaar betaalde arbeid voor TNO, wat me in totaal € 3627,- nettowinst heeft opgeleverd, is deze sinds 15-09-03 gevuld met een wajonguitkering van 70% van het minimum jeugdloon. Dit ten gevolge van overbetaalde en ineffectief bewezen professionals van alle bovenbeschreven door overheid gefinancierde zorgorganisaties. Velen met mij hebben te maken met vergelijkbare problemen. En daarom schrijf ik mijn klacht niet alleen voor mijn eigen portefeuille. En dus ga ik ook niet akkoord met het binnenskamers oplossen van mijn belastingprobleem. Wel heb ik gekozen voor de huidige blogvorm. Hierop kan en mag iedereen ongegeneerd zijn of haar eigen ideeën en zorgklachten op kwijt. Dit alles ter bestrijding van wanzorgers die vanuit een landelijk ineffectief bewezen reïntergratiebeleid aantoonbaar capabele wajongers zoals ik dwingen om in de goot van onze samenleving rond te blijven zwerven.

De afgelopen jaren is herhaaldelijk bewezen dat overheidsgesubsidieerde arbeidszorgprofessionals op grote schaal belastingcentjes over de balk smijten. Het kost de overheid, en dus de belastingbetaler, gemiddeld een half miljoen euro om één werkloze aan een baan te helpen. En de kans op werk stijgt door deelname aan een reïntegratietraject met slechts 3 procent. Dit blijkt onder meer uit het onderzoek “Aan De Slag Met Een Doeltreffend Arbeidsmarktbeleid” van het Nicis College van Stedelijke Innovatie (CSI, 2008). Verder is het zoeken van betaald werk voor veel wajongers de ontgroening voor inwijding in vaderlands zorgpolitieke mijnenveld. Uit studies van Regioplan Beleidsonderzoek van Brukman en collega’s (2008) blijkt immers dat ongeveer de helft van de wajongers er financieel niet of nauwelijks op vooruit gaat door te gaan werken. Dit doordat allerlei goedbedoelde regelingen naast elkaar en door elkaar lopen die door uitvoerders verschillend worden geïnterpreteerd en fout worden doorgevoerd. Of werk lonend is, is voor wajongers niet vast te stellen. De trapsgewijze aanpassing van de wajonguitkering zorgt ervoor dat een kleine deeltijdbaan vaak gunstiger is dan grotere deeltijdbanen. En wanneer werk werkelijk loont, zal er nauwelijks een financiële prikkel vanuit gaan. Wajongers blijven zo gevangen in eendagsbaantjes. En door deze beperkte inkomensvooruitgang krijgen Wajong’ers vaak te maken met een armoedeval.

Binnen mijn eigen gezichtsveld wordt er tot op heden barweinig met deze wetenschappelijke kennis gedaan. Ervaring leert me dat beleidsadviseurs achter gesloten deuren hun eigen wanzorgbiz moeiteloos toegeven. Ze moeten wel. De feiten liegen er immers niet om. Maar intussen wordt werkzorgbagger wel door 1e lijns praktijkprofessionals, met wie wajongers zorgovereenkomsten afsluiten, moeiteloos verzwegen. Deze conclusie trek ik uit 6 jaar onafgebroken persoonlijke ervaring met professionals op het terrein van arbeidsrevalidatie (RCA) arbeidsreïntergratie (UWV, USG Restart en Pels), arbeidwetenschap (TNO) en wajongmedezeggenschap (vakbond CNV).

Dat praktijkprofessionals veelal doen alsof hun neus bloed is logisch. Zij voeden immers de magen van eigen families met ineffectief bewezen en daarom overbetaalde arbeidstherapeutische bezigheden. Nogal wiedes dat ze hieraan niet willen, kunnen en/of durven toegeven. Voor onervaren wajongers is dit misleidend. Ook ikzelf was me tussen 2003 en 2007 nog van geen kwaad bewust. Die misleiding is kostbaar gebleken en wil ik in deze blog voor medewajongers met liefde bestrijden. En gelijkgestemden die vergelijkbare zorgmisstanden laagdrempelig voor lotgenoten aan het licht kunnen en durven brengen zijn op deze blog en straks ook op mijn eigen website meer dan van harte welkom.

http://http://zorgmisstanden.nl/

Ten behoeve van patiënt-empowerment mogen beleidsbepalers en ontwerpers van mislukte zorginterventies ter bestrijding van de pijnlijke gevolgen hiervan voor mezelf en voor lotgenoten permanent uit zorgland verbannen worden. Dit het liefst binnen het zicht van gedupeerden zonder dat hierbij de wet overtreden hoeft te worden. Dit is geen gemakkelijke klus. Want zowel wajonggeldschieter UWV als vakbond CNV schieten als bewakers van wajongzorgkwaliteit beiden ernstig tekort. De UWV beperkt zich in eigen publicaties slechts tot verhalen van de 3% Wajongers die baat hebben gehad bij door UWV gefinancierde professionele arbeidzorg. Kijk zelf maar:

http://www.uwv.nl/Images/nummer%204%20-%20december%202008_tcm26-184243.pdf

Wel doen hè, dan kan je lachen. Waar blijven toch de verhalen van de overige 97% van de uitkeringsgerechtigden? Ik zal je zeggen, een enkele keer is er over hen wel iets te vinden op de website van wajongvakbond CNV. Maar persoonlijke ervaringen leren me dat deze vakbond ons meer dan dat niet te bieden heeft. Dit terwijl we CNV wel 30,- euro contributie betalen en dus los moeten peuteren van 70% van het minimum jeugdloon. Daarom was ik allerminst verbaasd toen de volkskrant van 14-07-09 ons liet lezen dat Klaas Pieter Derks zijn afscheid als voorzitter van CNV Jongeren heeft gebruikt om fundamentele kritiek te leveren;.

http://http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/3756/Vakbond+en+jongeren


Volgens Klaas Pieter Derks hebben het CNV en de FNV de afgelopen jaren niets wezenlijks voor jongeren gedaan. De leiders van de vakbonden zijn in de woorden van Derks bange mensen die zich fixeren op de kortetermijnbelangen van hun vergrijsde ledenbestand. Reactie Bob: “ik heb zeker waardering voor het feit dat generatiegenoot Klaas-Pieter niet alleen de macht maar ook het lef heeft om zijn mening duidelijk en met kracht aan het licht te brengen. Maar woorden in een krantje zijn op zichzelf niets waard, dus doe er dan ook wat mee!”. Want buiten ineffectief bewezen reïntergratiebedrijven is er voor capabel bewezen wajongers zoals ik in praktische zin niets beters beschikbaar. Op 02-08-09 vond ik de aangepaste carrièrepagina van Derks op linedin.com.:.

http://http://"http://nl.linkedin.com/pub/klaas-pieter-derks/6/32/21b"

Hier is te lezen dat baas Klaas tussen juli 2009 en december 2009 werkzaam was als projectmanager Wajong van de UWV. En tot de dag van vandaag is hij nog steeds manager bij dit waardeloze logge overheidsorgaan. Toen ik het profiel van baas Klaas voor het eerst las dacht ik: “dit meen je niet!”. De UWV is immers de grootste wajongbeerput van het land. Het is namelijk de UWV die ongeremd werktrajectplannen van ineffectief bewezen private reïntegratiebedrijven blijft goedkeuren en blijft financieren. En hierdoor blijven reïntegratiebeunhazen over de rug van hun werkbehoeftige cliënten goed in staat hun eigen zakken vullen. Nu het ijzer heet is hoop ik dat Derks het ook goed weet te smeden.

Gelukkig ontmoet ik steeds vaker creatieve zorgvernieuwers die zich niet verschuilen achter zelfbeschermende humanistische droomkasteeltjes. Toch heb ik hiermee nog geen terreinwinst geboekt. Daarom neem ik met deze blog graag het initiatief om buiten de 3% effectief geholpen wajongers, waar de al UWV al meer dan genoeg aandacht aan schenkt, nu eindelijk de mogelijkheid te bieden aan de overige 97% om hun reïntegratie-ervaringen ongeremd en duidelijk aan het licht te brengen. Dit vooral gericht op ideeën waarmee we onszelf zoveel mogelijk op eigen kracht uit de zorggoot kunnen werken. En als we deze goed leren bundelen geloof ik dat er steeds meer creatieve zorgvernieuwers bereid zullen zijn om ons hierin te steunen.

Te veel arbeidzorgprofessionals gaan door de weeks om 17.00 uur naar huis met humanistische zelfgenoegzaamheid. Ikzelf leef wajong al 6 jaar lang en doe dit 24 uur per etmaal. Graag koppel ik kennis over wajong aan persoonlijke ervaringen van mezelf en die van medewajongers om zorg-practitioners uit hun eigen wanen te helpen. Maar voordat ik deze carrièreambitie nader specificeer beperk ik me in dit dossier eerst tot mijn eigen verhaal. Daarom stel ik me hieronder eerst kort aan jullie voor.

Mijn naam is Bob van Daalhuizen. Ik ben afgestudeerd sociaal psycholoog en wajonger met niet-aangeboren hersenletsel. Dit ben ik sinds 15-09-03 toen ik direct na het behalen van mijn master in de sociale psychologie tijdens een bokstraining k.o. werd geslagen. Die nacht waakte ik blind uit coma. Dit met blijvende gevolgen. Na enkele jaren kommer en kwel kon ik ondanks de slechte inbreng van neurologen en revalidatieprofessionals in 2005 weer prima mijn eigen broek ophouden. En in januari 2006 had ik ook al laten zien dat ik met niet aangeboren hersenletsel (NAH) zelfs op academisch niveau goed werk kon afleveren. Gek genoeg heeft mijn daaropvolgende intensieve reïntegratiestrijd in wajongwerkzorgland via een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) met de UWV en USG Restart tot heden geresulteerd in slechts één jaar betaald werk. Dit in de functie van junior wetenschappelijk medewerker onder supervisie van sectorhoofd Theo P. bij TNO Kwaliteit van Leven, Business Unit Preventie & Zorg, sector Gezondheidsbevordering.

Door slechte bedrijfsvoering bij reedsbenoemde organisaties heeft mijn werk voor TNO, ongeacht lovende werkbeoordelingsrapporten, niets anders opgeleverd dan vertrouwde werkloosheid met een torenhoge belastingschuld. Deze schuld heb ik gedeeltelijk afgelost met mijn standaardinkomsten van 70 % van het minimum jeugdloon. Dit laatste betreft immers het bestedingsnorm van een 80 tot 100% afgekeurde wajonger zoals ikzelf ben. Je leest het goed ja. Ik ben 80 tot 100% afgekeurd. Deze percentages zijn vanaf 2003 tot de dag van vandaag door het ontbreken van betrouwbare en valide herkeuringen ongewijzigd. Hoe is dit in hemelsnaam mogelijk?

Inspecteur Koning van de belastingdienst heeft me inmiddels laten weten dat er rede is om TNO en de UWV op het matje te roepen. Dit in de eerste plaats wegens het verkeerd doorvoeren van heffingskortingen. En verder gaf hij me ook te kennen dat beperkte aftrekbaarheid van reiskostenvergoedingen woon-werkverkeer extra gewicht in mijn schuldschaal heeft gebracht. En tot slot vertelde hij me dat vergelijkbare problemen met de UWV bij de belastingdienst erg vaak aan het licht worden gebracht. Ik volg Koning in zijn verhaal. Maar deze is bij lange na niet compleet genoeg. Wat betreft mijn belastingprobleem hebben de UWV, TNO en Restart in deze klacht een voorrangspositie. Maar voor beter begrip van de oorzaak van dit probleem ontkom ik er niet aan om ook aandacht te schenken aan andere ineffectieve/destructieve zorgpartijen zoals het AMC, RCA, Pels en CNV Jongeren wiens inbreng mij ertoe hebben gebracht om extra gewicht in de schaal te leggen.

1b. Gewichtsklasse.

Voordat ik mijn klacht nader specificeer wil ik ingaan op het gegeven dat iedereen die een klacht bij de UWV indient normaliter binnen drie dagen een telefoontje krijgt van het klachtenbureau om de inhoud hiervan te bespreken. Van belang is te melden dat dit mij geen soelaas biedt. Om het gewicht van mijn klacht door jullie op waarde te laten schatten benadruk ik dat deze klacht de enige intermezzo is die ik mezelf sinds september 2003 heb veroorloofd om tijdelijk af te zien van voorbereidingen op betaald werk en op gebruikmaking van “bruikbare” steun hierbij. Daarom heeft het te veel om het lijf om het op een blauwe maandag middag door een medewerker van een klachtenafdeling te verteren met nog meer goedbedoelde zorgarmzaligheid als excretoir. Mijn koek is op. En bij een blijvend gebrek aan effectief bewezen reïntegratiediensten voor hoog opgeleide wajongers met niet-aangeboren hersenletsel zal ik afzien van nog meer professionele zorgafdankertjes.

Ikzelf ben bij lange na niet de enige die te kampen heeft met peperdure consequenties van wanpresterende arbeidszorgers. Als voorbeeld heeft ook mede-NAH-er/bodybuilder Bart ten gevolge van wanzorg een torenhoge belastingschuld. Hij voelt zich genoodzaakt om ten strijde te trekken met een professionele advocaat tegen 100 euro per uur ex btw. Zoiets kan en wil ik me niet permitteren. Ikzelf heb het geluk dat mijn oud-collega’s Ronald Mooij (sectorhoofd zorginnovatie, TNO) en Ferko Öry (kinderarts, senior wetenschapper, adviseur maatschappelijke gezondheidszorg) me inspireren om mijn eigen zorgstrijd te openen met minder levensbedreigende kostenposten. Waren er maar meer vakbekwame zorgsenioren zoals Ferko & Ronald die kosteloos bereid zijn een losgeslagen wajonger zoals ik bruikbaar advies en steun te bieden.

Na het activeren van dit klachtendossier sta ik open voor correspondentie met alle partijen die ik hierin benoem. Maar dan wel op directieniveau. Met minder kan en zal ik niet langer genoegen nemen. Daarentegen sla ik wel graag de handen ineen met meer terecht strijdlustige lotgenoten en met meer zorgvernieuwers zoals Ronald. Want net als Ferko zie ook ikzelf graag dat we in zorgland de boel bij elkaar houden. Maar dit is in het huidige zorgstelsel voor mezelf en mijn naasten helaas onmogelijk gebleken. Tijd is immers geld. En hier vandaan moeten magen gevoed blijven worden. Daarom werk ik niet alleen voor mezelf maar ook in het belang van mijn lotgenoten. Dit alles met het doel om zelfgenoegzame zorgstaatsbietsers, die zichzelf via kwakzalverij met weelde verreiken, aan de cyberschandpaal genageld te krijgen. En hiertoe houdt mijn blog zichzelf van harte aanbevolen.


1c. Samenvatting Arbeidzorghistorie.

Na afloop van mijn eerste naongelukse werkervaring als vrijwilliger bij de UVA (tussen 22-07-04 en 02-01-06) ontving ik een lovend werkevaluatierapport van mijn toenmalige werkbegeleider/ voormalige stagebegeleider professor Ap Dijksterhuis. Met dit rapport in handen stelde ik mezelf het doel om de effectiviteit van mijn jacht op betaald werk te vergroten met hulp van arbeidzorgprofessionals. Om nuttig advies in te winnen zocht ik toen direct advies bij de voor mezelf reeds bekende professionals van het Revalidatiecentrum van Amsterdam (RCA). Hier had ik tussen 14-10-03 en 24-01-06 als cliënt geregeld tot zeer geregeld contact met verschillende therapeuten. En in januari van 2006 werd ik na een aantal gesprekken met mijn toenmalige arbeidsrevalidatietherapeute Erna P. van het RCA doorverwezen naar reïntegratieprofessionals van USG Restart. Onder supervisie van Restart heb ik tussen 23-01-06 en 11-01-08 op zeer regelmatige basis een beroep gedaan op professionele jobcoaching. Hier vandaan heb ik na ellendelang oriënteren, praten, zoeken en onbetaald klussen voor het eerst en voor het laatst de kans gekregen om mijn eigen brood te verdienen. Dit betrof een arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 jaar (van 1-10-07 tot 1-10-08) bij TNO Kwaliteit van Leven, Business Unit Preventie en Zorg, Sector Gezondheidsbevordering. Hiermee ben ik akkoord gegaan. Dit onder supervisie van dr. Theo P (toenmalig TNO sectorhoofd Gezondheidsbevordering), Constant G (toenmalig personeelshoofd TNO Kwaliteit van Leven) en van Esther H (toenmalig senior jobcoach van USG Restart). Na afloop van mijn contract benadrukte mijn baas Theo dat TNO tevreden was over al mijn werkzaamheden. Maar helaas moest hij me, na overleg te hebben gehad met onder meer personeelsbaas Constant G, vertellen dat mijn contract uitsluitend wegens budgettaire tekorten niet verlengd kon worden. Net als de uitleg van belastinginspecteur Koning is ook de verklaring van mijn toenmalige baas Theo onjuist. Er is veel meer aan de hand. En in dit dossier leg ik uit waarom.

1d. Samenvatting Belastingprobleem.

Bij TNO kreeg ik na afloop van drie maanden vrijwilligerswerk op 01-10-07 een arbeidscontract aangeboden voor de periode van 1 jaar. Deze kans greep ik. En dat deed ik goed. Want ook na afloop van mijn dienstverband bij TNO heb ik diverse lovende werkevaluaties ontvangen. Maar toch heeft mijn betaalde werk voor TNO tot heden meer kwaad dan goed gedaan. Aan het einde van de rit werd mijn contract ondanks goede prestaties niet verlengd. Daarom leef ik vanaf september 2003 tot aan nu, afgezonderd van een intermezzo van 1 jaar betaald werk, van 70 procent van het minimum jeugdloon. Dit terwijl administratieve onzorgvuldigheid van TNO, UWV en Restart tijdens dat ene jaar betaalde werk nog wel een inspirerende belastingschuld van € 1413,- heeft opgeleverd. Na telefonisch bakkeleien bij de belastingdienst om duidelijkheid te krijgen schreef ik de belastinginspectie op 03-06-09 mijn volgende bezwaarschrift:


Geachte/ beste belastinginspecteur,

Hierbij maak ik bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 2008, aanslagnummer 1672.80.491.H.80, ten name van Bob van Daalhuizen. Een kopie van deze aanslag is bijgesloten (zie bijlage 1).

In september 2003 heb ik een zwaar boksongeluk gehad. En dit ongeluk heeft bij mij een blijvend hersenletsel veroorzaakt. Daarom ontving ik het betreffende jaar inkomsten uit loon van mijn toenmalige werkgever TNO aangevuld met een hierop aangepaste wajonguitkering van de UWV.

Tijdens mijn aangifte in het belastingkantoor op 13-3-09 werd me door een tweetal medewerkers van de belastingdienst verteld dat TNO en de UWV in 2008 in mijn geval een grote fout hebben gemaakt. Beiden partijen hebben namelijk loonheffingskorting toegepast (zie bijlage 2 en bijlage 3 voor jaaropgaven met relevante informatie). En ik heb begrepen dat deze korting bij slechts 1 van deze partijen doorgevoerd mag worden. Tijdens mijn aangifte kreeg ik te horen dat ik hierdoor 953,- euro aan de belastingdienst moet gaan betalen. Naar aanleiding hiervan heb ik op 4-5-09 een brief gestuurd naar de belastinginspectie (zie bijlage 4). Dit met het verzoek om de hierboven beschreven informatie bevestigd te krijgen. En dit kreeg ik op 28-5-09 via een telefoongesprek met inspecteur Koning. Hij benadrukte toen dat de UWV inderdaad een administratieve fout heeft gemaakt. En ook vertelde hij me dat de belastingdienst op grote schaal te maken heeft met vergelijkbare fouten bij contracten met uitkeringsgerechtigden. Maar meer dan een regeling om mijn belastingschuld over termijnen te betalen kon hij me niet bieden.

Wat mij betreft is niet alleen de UWV verantwoordelijk voor mijn belastingprobleem. Mijn contract bij TNO werd afgesloten op basis van loondispensatie; een overeenkomst tussen TNO, mezelf en de UWV. En hierbij werd gebruik gemaakt van reïntergratiebureau USG Restart welke als scharnierfunctie fungeerde tussen bovengenoemde partijen. Welke partij verantwoordelijk is voor het ontstaan van mijn belastingschuld kan en wil ik niet beoordelen. Daarom is er wat mij betreft straks werk aan de winkel voor de nationale ombudsman.

Met deze brief wil ik ook alvast ingaan op een ander aspect dat door inspecteur Koning aan het licht werd gebracht. Wat betreft reiskosten en de aftrekbaarheid hiervan liet hij me weten dat ik straks € 460, bovenop het eerder genoemde bedrag moet gaan betalen. Maar om welke aftrekpost gaat het hier precies? Is dit woon-werk? En zo ja; heeft dit dan betrekking op de aanvulling van TNO op mijn reiskostenvergoeding halverwege 2008? En hoe komt deze schuld bij mij terecht? Wat dit betreft ontvang ik van jullie graag een schriftelijke reactie.

Op basis van de feedback van Koning heb ik straks een belastingschuld van in totaal € 1413,-. Sinds 2003 ben ik wajonger en ik leef dus al 6 jaar van een gemiddeld inkomen van 70% van het minimum (jeugd)loon. In de mogelijkheid van een betalingsregeling uitgesmeerd over termijnen, zoals Koning me vertelde, zie ik daarom geen oplossing.

Moet ik de hierboven beschreven troep die de genoemde partijen voor me bij de belastingdienst hebben achtergelaten echt zelf gaan opruimen? Gezien mijn ervaring met dergelijke problemen en gezien de informatie die ik nu voor handen heb waarschijnlijk wel. Daarom zou ik het op prijs stellen als ik van jullie de tijd en ruimte krijg om mijn probleem te tackelen. Dit eerst door bij de UWV een officiële klacht in te dienen. En ook plan ik de nationale ombusman een sociaal/administratief dossier te overhandigen. Hiermee wil ik goed onderzoeken of TNO, UWV en Restart bereid zijn te betalen. Ik hoop dat u me de tijd en ruimte geeft die ik nodig heb om mijn probleem op te lossen. Ik zie graag uit naar uw reactie.

Hartelijke groet, Bob van Daalhuizen., 3-6-09.


Op 24-6-09 had ik naar aanleiding van bovenstaande klachtbrief voor de tweede keer telefonisch contact met belastinginspecteur Koning. Hierin gaf hij me een herhaling van facetten. De belastingdienst zal mijn schuld niet opschorten. Als uitleg kreeg ik opnieuw te horen dat TNO en de UWV in de fout zijn gegaan. Volgens hem heb ik in verband met verkeerd doorgevoerde heffingskortingen en beperkte aftrekbaarheid van reiskostenvergoedingen voor mijn werk gewoon meer gekregen dan waar ik recht op had. Ik moest dus gewoon betalen. En dit besluit kreeg ik per 29-06-09 ook schriftelijk toegestuurd. Vervolgens kreeg ik op 21-08-09 van de belastingdienst voor de derde keer een acceptgiro thuisgestuurd. Dit keer ivm een verhoogde schuld ten gevolge van een betalingsachterstand.

Koning had me op 29-06-09 geadviseerd om contact met TNO en UWV op te nemen om te onderzoeken waarom ze allebei heffingskorting hebben doorgevoerd. Maar dit advies had en heeft voor mij geen zin. De oorzaak hiervan is me namelijk bekend. TNO, UWV en USG Restart hebben wanprestaties geleverd. En indirect heeft ook menig mede-overheidsgesubsidieerde zorgzakkenvuller ertoe bijgedragen dat ik me geroepen voel om tijd in dit dossier te steken met het doel wanzorgers kleur te laten bekennen.

1e. B’s WajongWanzorgHypothese.

Doordat mijn dossier betrekking heeft op een breed zorgveld leid ik deze klacht in met mijn eigen -WajongWanzorgHypothese-:

--Voor capabel bewezen Wajongers zoals ik is de afstand tussen zorg- en carrièreland te groot. Geld moet rollen op beiden terreinen. Daarom worden we hier onnodig benaderd als slappe patiënten. Slechts in situaties waarin we moeten betalen krijgen we de verantwoordelijkheid van weldenkende mensen--

2. ZAKKENVULLERIJ IN WAJONGZORGLAND.

De afgelopen jaren zijn er verschillende wetenschappelijke publicaties aan het licht gebracht met feiten over de wanprestaties van arbeidsbemiddelingsbedrijven. Zakkenvullerij over de rug van wajongers vergelijkbaar aan mijn eigen situatie verdeel ik in dit hoofdstuk over twee modules; (1) ineffectieve steun op weg naar passend betaald werk, en (2) destructieve steun na het vinden van betaald werk.

2a. Ineffectieve “steun” aan Wajongers op weg naar passend betaald werk.

Om de titel van dit hoofdstuk en ineffectieve steun op weg naar passend betaald werk te bekrachtigen slaat journalist Jarco de Swart voor mij de spijker op zijn kop(telegraaf, 31 Januari 2007):.

De Amsterdamse Rekenkamer wijst uit dat er miljoenen worden verspild aan werklozen. Slechts elf procent van deelnemers die in staat zouden moeten zijn om werk te vinden, slaagt hier daadwerkelijk in. De kosten hiervan komen uit op 17.000 euro per persoon. Amsterdam gaf tussen januari 2004 en juli 2006 80 miljoen euro uit aan contracten met reïntegratiebedrijven. Hiervoor sloot de gemeente 163 overeenkomsten met zeker honderd bedrijven. De Rekenkamer stelt 'ontluisterend' vast dat bij liefst 118 van de 163 contracten hooguit één op de tien deelnemers doorstroomt naar werk. Echt onthutsend is dat bij 57 contracten zelfs helemaal niemand erin slaagt een baan te bemachtigen. Verder toont de Rekenkamer zich verbaasd over het feit dat de gemeente een 'uitstroombonus' van 800 euro betaalt aan sommige reïntegratiebedrijven als die erin slagen een werkzoeker te plaatsen bij een ander reïntegratiebedrijf. Uit het onderzoek blijkt dat de gemeente niet altijd prestatieafspraken maakt met bedrijven over het aantal mensen dat een baan moet vinden via het reïntegratietraject. En als dat wel gebeurt, zoals met de bedrijven Alexander Calder en Global Start met wie is afgesproken om respectievelijk 40 en 70 procent 'uitstroom' naar werk en scholing te realiseren, dan slagen zij daar bij lange na niet in. © 1996-2007 Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V., Amsterdam.

Na de publicatie van dit snijdende bericht zijn er in arbeidszorgland weinig effectieve beleidswijzigingen doorgevoerd. Want met nog hardere feiten wonden een kleine 2 jaar later ook Claudia van Zanten in haar publicatie in de Elsevier (20 november 2008) en Yvonne Doorduyn in haar publicatie in de Volkskrant (20 november 2008) geen doekjes om zakkenvullerij in arbeidzorgland:

http:// http://http://www.elsevier.nl/web/10212642/Nieuws/Nederland/En-werkloze-aan-baan-helpen-kost-half-miljoen-euro.htm?rss=true

Reïntegratie: miljarden over de balk gesmeten. Effectiviteit van reïntegratietrajecten is zeer klein. Het kost de overheid, en dus de belastingbetaler, gemiddeld een half miljoen euro om een werkloze aan een baan te helpen. De kans op werk stijgt door deelname aan een reïntegratietraject met slechts 3 procent. Dat blijkt uit het onderzoek Aan De Slag Met Een Doeltreffend Arbeidsmarktbeleid van het Nicis College van Stedelijke Innovatie (CSI). In 2007 is aan gemeenten in totaal 1,45 miljard euro beschikbaar gesteld voor reïntegratie. In dat jaar zijn 90.000 reïntegratietrajecten beëindigd waarvan 21.000 mensen (23 procent) zijn uitgestroomd naar werk. Echter, slechts 3 procent kreeg werk via een reïntegratietraject. In dat geval komen de kosten daarvoor per persoon uit op 537.000 euro. Aan de effectiviteit van de rëintegratietrajecten wordt al langer getwijfeld door een meerderheid van de Tweede Kamer. In de Kamer wordt donderdag gesproken over een plan voor het kabinet om betere resultaten te boeken.

http://http:// http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1095781.ece/Een_werkloze_aan_een_vaste_baan_helpen_kost_537.000_euro+werkloze+aan+baan+helpen+kost+half+miljoen+euro&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl

Banen voor langdurig werklozen worden duur betaald. Een succesvolle reïntegratie – de bemiddeling van een werkzoekende naar een betaalde baan – kost de gemeenschap netto ruim een half miljoen euro. De kans op werk stijgt door de reïntegratie-inspanningen met slechts 3 procent. Dat blijkt uit onderzoek van het College voor Stedelijke Innovatie van het kenniscentrum Nicis Institute. Voor het eerst is de prijs van een geslaagde bemiddeling becijferd. Gemeenten kregen vorig jaar 1,5 miljard euro voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden. Van de 90 duizend beëindigde cursussen resulteerden er 21 duizend in een baan (23 procent). Gemiddelde kosten per baan: 69.000 euro. Als echter degenen die op eigen kracht werk zouden hebben gevonden, niet worden meegeteld, bedragen de kosten volgens het Nicis 537.000 euro. ‘Zonde van het geld’, vindt Jouke van Dijk, hoogleraar Regionale Arbeidsmarktanalyse in Groningen en penvoerder van het ongevraagde advies. De kans op werk voor mannen in de bijstand stijgt door hulp bij reïntegratie van 21 naar 24 procent: die 3 procent zou dat zonder hulp niet zijn gelukt. Onder mannen in de WW stijgt de kans op werk met een stimulans slechts van 56 naar 57,5 procent. Bij vrouwen, jongeren en ouderen is deelname aan een reïntegratietraject zelfs nadelig. ‘Het belemmert hen om zelf actief naar werk te zoeken’, verklaart Van Dijk. ‘De Zuiderzeelijn vinden we nu te duur’, zegt Van Dijk. ‘Aan reïntegratie geven we elk jaar zonder resultaat evenveel uit, maar daar is van een koerswijziging geen sprake.’ Op de hulp van gemeenten en UWV aan werklozen is al langer kritiek. In januari concludeerde ook het ministerie van Sociale Zaken dat het beleid weinig effect heeft. PvdA-staatssecretaris Aboutaleb noemde het destijds al winst dat werklozen niet meer thuis zitten, maar actief een cursus doen. Vorig jaar volgden 223 duizend bijstandsgerechtigden een reïntegratieprogramma. Vandaag debatteert de Tweede Kamer over het nut van reïntegratie.


Reactie Bob.De wetenschap bewijst en de overheid bevestigt. De bewezen effectiviteit van professionele reïntegratie-inspanningen bedraagt 3%. En een succesvolle reïntergratie van één langdurig werkeloze werkzoekende kost een half miljoen euro. En dan zijn alle hieruit voortkomende destructief bewezen consequenties voor diezelfde werkeloze na het vinden van een betaalde baan niet eens meegerekend.

2b. Destructieve “steun” aan Wajongers na het vinden van betaald werk.

Zoals de vorige kopjes aanduiden is het vinden van betaald werk een hels karwij voor cliënten van professionele reïntegratiebureaus. Maar het vinden van dit werk blijkt voor Wajongers slechts het begin te zijn van meer professionele ongein op arbeidzorgsterrein. Want ook voor de kleine groep cliënten die er via professionele zorg wél in slaagt om een betaalde job te krijgen spreken de pijnlijke feiten uit het onderzoek van Regioplan Beleidsonderzoek van Brukman en collega’s (2008) voor zichzelf:

http:// http://http://www.regioplan.nl/publicaties/rapporten/werk_moet_lonen_onderzoek_onder_wajong_ers_naar_de_financiele_baten_van_werk

Conclusie 3: Regelgeving. “Werk moet lonen” komt in de regelgeving rondom Wajong en werk onvoldoende tot zijn recht. Dit is het gevolg van de complexiteit en ondoorzichtigheid van de regelgeving en de uitvoering. Er lopen allerlei goedbedoelde regelingen naast elkaar en door elkaar die onderling met elkaar verwezen zijn. Daarnaast interpreteren de uitvoerders sommige regels verschillend. Hierdoor zijn de officiële gevolgen van werk en werkveranderingen vaak moeilijk te bepalen. Of werk lonend is is voor Wajongers niet vast te stellen. Voor zover werk wel lonend is, zal er door de intransparantie nauwelijks een prikkel van uit gaan. In deze “lappendeken” van regelgeving maken wajongers bepaalde stappen in hun loopbaan niet, die voor hun persoonlijke ontwikkeling wel een vooruitgang kunnen betekenen. Een voorbeeld hiervan is de trapsgewijze aanpassing van de wajonguitkering die ervoor zorgt dat een kleine deeltijdbaan veel gunstiger is dan grotere deeltijdbanen. Wajongers blijven zo gevangen in eendagsbaantjes. De ondoorzichtigheid van regelgeving en uitvoering zorgt er dus voor dat het moeilijk is vast te stellen of werk lonend is. In een aantal gevallen is werk ook echt niet lonend.

Conclusie 4: Financiële vooruitgang (1). Ongeveer de helft van de Wajongers gaat er financieel niet of nauwelijks op vooruit door te gaan werken. Dit speelt echter geen grote rol bij de overweging om te stoppen met werken. De meeste Wajongers hebben te maken met een verminderde arbeidsprestatie. Zij kunnen niet fulltime werken of hebben een lage arbeidsprestatie per uur. Hierdoor slagen zij er meestal niet in om geheel aan de uitkering te ontsnappen. Door de verrekening van de uitkering gaan ze er slechts beperkt op vooruit. Ook hebben Wajongers door hun werk vaak te maken met extra onkosten (vooral reiskosten), wat ten koste gaat van hun besteedbaar inkomen. Tot slot leiden traagheid en fouten in de berekeningen van de uitkering door UWV regelmatig tot terugbetalingsregelingen die zwaar drukken op het besteedbaar inkomen van werkende wajongers. Al met al gaat ongeveer de helft van de wajongers er door werk financieel niet of nauwelijks op vooruit. De beperkte financiele baten van werk lijken er over het algemeen niet toe te leiden dat Wajongers stoppen met werken of besluiten werk te zoeken.


Reactie Bob. Herhaaldelijk is wetenschappelijk bewezen dat de huidige sociaal economische zorgstaat haar wajongslaaf de kans ontneemt om loonwerkende man of werkende vrouw te worden. Ik als hersenbeschadigde wajonger had dus kennelijk bij voorbaat al geen schijn van kans. Dit terwijl diezelfde staat buiten haar beroepsbevolking om ook haar werkende wajongslaaf dwingt belasting te betalen om ditzelfde systeem gesmeerd te houden. Vraag Bob: “waar blijft het geld”? Reactie Bob: “wacht, ik stel je deze vraag nog een keer, maar nu met een kersje op de wanzorgtaart”: “waarom forceert diezelfde staat wajongers zoals ik met standaardinkomsten van 70 % van het minimum jeugdloon om six-feet-deep in de belastingbuidel te tasten voor handhaving van ditzelfde zorgsysteem?” Reactie Bob: “voor het geval je mijn vraag niet snapt giet ik het nu in een multiple choise voor je: “is de zorgstaat (a) zo dom als het achtereind van een varken, of (b) was de bestemming van dit geld bij voorbaat al vastgelegd?” Ikzelf zou kiezen voor antwoord b, vandaar mijn vervolgvraag: waar blijft het geld?!!!! Maar goed, zolang dieven over hun eigen leugens blijven liegen, terwijl wetenschappers te slap blijven om een vuist te maken, dan zal de waarheid natuurlijk nooit boven tafel komen.


3.ZAKKENVULLERIJ OVER MIJN EIGEN RUG IN WAJONGZORGLAND.

Om de in hoofdstuk 2 beschreven feiten te vertalen naar mijn eigen klacht geef ik in dit hoofdstuk een samenvatting van de hulp die ik de afgelopen zes jaar ter voorbereiding van werk en ook tijdens werk zélf heb ontvangen. Dit zowel van professionele als van vrijwillige hulpverleners. Net als bij de problemen van de volledige doelgroep maak ik voor mijn persoonlijke situatie onderscheid tussen (1) ineffectieve steun op weg naar passend betaald werk en (2) destructieve steun na het vinden van betaald werk.

3a. ineffectieve steun aan mezelf op weg naar passend betaald werk.

AMC

Nadat ik op 15-09-03 k.o. werd geslagen kreeg ik ter voorbereiding van arbeidszorg allereerst te maken met neuroprofessionals van het Amsterdams Medisch Centrum (AMC). Tot 14-10-03 werd ik hier klinisch behandeld onder supervisie van functieneuroloog en coördinator polikliniek voor geheugenstoornissen Dr. G.J.M. Walstra. Ikzelf heb geen enkele herinnering over mijn klinische behandeling in het AMC. Maar mijn naasten geven me te kennen dat mijn klachten in de praktijk toen krankzinnig duidelijk zichtbaar waren. Ik waakte immers blind uit coma, mijn vader poetste mijn tanden voor me, mijn motoriek was ernstig verstoord en mijn geheugen was zwaar beschadigd. Toch konden functieneurologen mijn klachten op basis van onderzoeksresultaten naar mijn idee slecht zwart op wit krijgen:

24-10-2003:

Betreft dhr B. v Daalhuizen.

Bovengenoemde patiënt is bij ons opgenomen geweest van 15-9-03 tm 14-10-03 ivm contusio cerebri, mogelijk diffuse axonale injury. Anamnese en voorgeschiedenis. Tijdens boksen een klap gehad tegen de rechterzijkant van het hoofd. In eerste instantie aanspreekbaar, daarna buiten bewustzijn geraakt gedurende 20 minuten. Omstanders hebben trekkingen gezien aan de armen, verder niet incontinent geweest en geen tongbeet gehad. Voorgeschiedenis: blanco. Intoxicaties: geen. Sociale anamnese: recent afgestudeerd in psychologie. Lichamelijk onderzoek; bij aankomst een Glasgow Coma Score van E4M5V2. Patient kreunde, verder weinig spontane spraak. Hij greep naar zijn hoofd. Hersenzenuwen: isocore pupillen van 4mm, beiderzijds pupilreflexen aanwezig. Nervus facialis: symmetrisch. Motoriek aan armen en benen: linker lichaamsdeel lijkt wel wat achter te blijven t.o.v rechts. Reflexen: symmetrisch, voetzoolreflex: bdz. plantair. Verder bij algemeen lichamelijk onderzoek geen afwijkingen. Aanvullend onderzoek. Laboratoriumonderzoek: Na 145, K4, glucose 6.3, MCV 89.4, leucocyten 8.2, trobocyten 186, PT 13.9, APTT 26. Bloedgas 15-9-04: PH 7.33, PCO2 6.3, bicarbonaat 24.6, base excess -1.6, PO2 10.2, O2-hemoblobine 95.5, Met-hemoglobine 0.5, CO-hemoglobine 0.5. Bloedgroep: 0 positief, antistof-bepaling: negatief. CT-hersenen/CT-CWK 15-9-03. Geen afwijkingen in abdomen. X-thorax/CWK/TWK/LWK 15-9-03: geen fracturen. CT-Hersenen 16-9-03. Geen occipitale infarcering, bloeding of contusiehaarden ter verklaring van patient’s blindheid. CT-hersenen 17-9-03: geen verandering t.o.v 16-9-03 behoudens een ringvormige verdichting thv de vierde ventrikel, geen afwijkingen. MRI-hersenen 19-9-03: normaal MRI-onderzoek van de hersenen. MRI (trans T1, TDT2/2D saq. FLAIR, 3DT1 en DT1) van 26-09-03: geen afwijkingen in het parenchyma zichbaar, minimale hoeveelheid subdural bloed bdz. Occipitaal. De DTI data worden apart geanalyseerd, de uitslag volgt in een later stadium. EEG hersenen: diffuus vertraagd achtergrondpatroon met over de temporale gebieden, rechts meer dan links, locale en een enkele keer ook focale afwijkingen. Geen specifieke epileptiforme activiteit.

Bespreking en beloop.

Op de eerste avond van de opname heeft patiënt visusklachten ontwikkeld, blindheid bdz. Op de CT-hersenen zijn geen aanwijzingen gevonden voor occipitale infarcering, bloeding of contusiehaarden. De dag erna ging het beter met de visus, maar de posttraumatische amnesie bleef ernstig aanwezig. De hoofdpijnklachten waren ook snel afgenomen met hulp van pijnstilling. Patiënt ontwikkelde onrust en angst, hiervoor is de psychiater in consult geweest. Hij werd medicamenteus behandeld met Haldol 2 mg dd. Patiënt werd wekelijks door de psychiater gezien en beoordeeld. Het neuropsychiatrisch beeld bleef lang ernstig gestoord, met een ernstig amnestisch syndroom. Er was sprake van retrograde amnesie van jaren, en een anterograde amnesie. Patiënt was traag, apathisch en had veel hulp nodig bij ADL. Op het EEG is er een diffuus vertraagd achtergrondpatroon van de hersenen gezien, rechts meer dan links. De laatste dagen van de opname ging het iets beter met de patiënt, hij deed meer activiteiten. Hij miste de mensen van zijn omgeving en wilde graag terug naar huis. De revalidatiearts is erbij betrokken geweest en patiënt is op 14-10-03 overgeplaatst naar het RCA. De uislag van de analyse van de DTI data ( diffuse axonale injury) zal telefonisch met de vader van patiënt besproken worden. Patiënt kreeg een controle afspraak op onze polikliniek voor over een halfjaar bij collega Walstra.

Conclusie: Een 23-jarige man met een opname wegens contusio cerebri (mogelijk diffuse axonal injury).

21-1-2006;

In vervolg op onze brief van 24-10-2003 betreffende bovengenoemde patient, het volgende:Patient werd in september 2003 bij ons opgenomen vanwege een contusio cerebri. De M.R.I.-cerebrum liet geen afwijkingen zien en het parenchym. Omdat desondanks toch gedacht werd aan een Diffuse Axonal Injury, werden nog DTI-opnamen gemaakt. Ook analyse van deze data bood geen steun voor de diagnose DAI. Wij hebben patiënt in februari 2004, mei 2005 en december 2005 poliklinisch teruggezien. Patiënt- afgestudeerd psycholoog ten tijde van het ongeval- vindt dat hij nog niet op zijn oude niveau is teruggekeerd. Hij werkt nu op vrijwillige basis op de afdeling sociale psychologie van de UVA. Hij zegt meer moeite te hebben met het begrijpen van teksten en het onthouden met wat hij gelezen heeft. Hij maakt zich zorgen en vraagt zich af of hij nog op zijn oude niveau zal terugkomen. Verder heeft hij een ander gevoel in de rechter hand en de rechter voet en kan met de rechterhand niet meer zo goed schrijven. Bij onderzoek is de vaardigheid van de rechterhand inderdaad wat minder dan de linker (patiënt is rechtshandig), maar verder worden bij neurologisch onderzoek geen afwijkingen gevonden. Een nieuwe MRI cerebrum (10-8-2005) was volstrekt normaal. Mocht patiënt klachten blijven houden over zijn geheugen, dan is een neuropsychologisch onderzoek mijns inziens het meest informatief. Echter, op dit moment, voelt hij daar niet voor. Revisie heb ik niet meer afgesproken. Indien nodig ben ik uiteraard tot overleg bereid.


Reactie Bob. Als belangrijke aanvulling op bovenbeschreven diagnose voel ik nog steeds een permanent aanwezige drukkende kracht op mijn voorhoofd. Dit is vergelijkbaar met het gevoel dat ontstaat nadat een handdoek strak om je hoofd wordt gewikkeld terwijl je aan de linker kant en rechter kant van je hoofd met een duim op je “slaap” blijft drukken. Verder is de fijne motoriek van mijn rechter hand een stuk minder dan aan de linker kant. Dit is vergelijkbaar met het gevoel als je hand of voet “slaapt”, en dus licht tintelt en dik aanvoelt. Ik ben rechtshandig. En na mijn ongeluk heb ik niet voor niets mezelf aangeleerd de muis van mijn computer met mijn linker hand in gebruik te nemen. Al met al had het AMC naar mijn idee geen bruikbare neurologische verklaring voor me. En deze was op zijn minst ontoereikend voor verdere behandeling. Daarom is het ook niet gek dat ik op 14-10-03 al werd doorverwezen naar “cognitieprofessionals” van het RCA (Revalidatiecentrum van Amsterdam). En daarom is het ook helemaal niet vreemd dat ik op 21-01-06 na de MRI-nameting van het AMC opnieuw naar het RCA werd doorverwezen voor neuropsychologsich onderzoek.

RCA.

Op 14-10-03 was ik in het AMC uitbehandeld. Diezelfde dag werd ik overgeplaatst naar het Revalidatiecentrum van Amsterdam (RCA). Onder supervisie van revalidatiearts Manin K. werd ik hier tot 10-12-03 klinisch behandeld waarna mijn behandeling tot 24-01-06 poliklinisch werd voortgezet.

Als eerste klacht ter attentie van het RCA wil ik kwijt dat ik tijdens poliklinische behandeling nooit een reiskostenvergoeding of reiskostenadvies heb ontvangen. Als cliënt van het RCA heb ik in totaal 143,08 euro aan reiskosten uitgegeven (zie hoofdstuk 4c en tabel 2 voor nadere specificaties). En belastinginspecteur Koning heeft me op 27-05-09 verteld dat reiskosten ivm revalidatie en of reïntegratie aftrekbaar kunnen zijn met hulp van officiële reiskostenverklaringen. Dit bericht was voor mij mosterd na de maaltijd. Toch gaat Koning vrijuit. Want zorgorganisaties behoren ook op dit terrein gewoon te doen waar ze voor staan, namelijk zorg bieden zonder daarbij hun “kwetsbare” cliënten overbodig te belasten. Dit lijkt me toch geen overbodige luxe wanneer je 80% tot 100% wordt afgekeurd en je als hersenbeschadigde wajonger moet rondkomen van 70% van het minimum jeugdloon? Of ben ik voor jullie gewoon te sterk afgekeurd om mijn oordeel hierover serieus te nemen?

Voor geld kan men de duivel laten dansen. En intensieve neurorevalidatie van het RCA is niets meer dan een dure term voor dure begeleiding met een voor mezelf waardeloos resultaat. Hieronder leg ik uit waarom.

Medische diagnose 20-11-03 van revalidatiearts Manin K:

23-jarige jongeman met contusio cerebri d.d. 15-09-03 ten gevolge van bokswedstrijd. Geen contusiohaarden maar waarschijnlijk axonale schade.

Anamnese en voorgeschiedenis:

Patiënt nam deel aan een bokswedstrijd waarbij hij een klap op het hoofd kreeg en daarbij 20 minuten het bewustzijn verloor. Hierna bleef patiënt persisterend cognitieve problemen hebben. Op aanvullend onderzoek waren geen afwijkingen te zien zoals op MRI en CT. EEG echter diffuus ernstig verstoort. De werkdiagnose is diffuus axonale schade.

Klacht bij opname: patiënt geeft aan problemen te hebben met geheugen, piekert veel omdat hij niet weet wat er gebeurd is en wat er staat te gebeuren op de dag, omdat hij dit niet goed kan onthouden. Hij hoopt met revalidatie weer te worden als voorheen, wil op termijn weer gaan werken. Hetero-anamnese vader en vriendin: er zijn met name problemen met het korte termijngeheugen maar patiënt was ook dingen uit het verleden vergeten. Wist bijvoorbeeld niet meer dat moeder overleden was. Vriendin en vader schrijven op dit moment al veel dingen op als geheugensteun voor patiënt. Patiënt gebruikte tijdens ziekenhuisopname nog Haldol en Akineton zonodig, bij overplaatsing was dit reeds gestopt. Patiënt rookt pakje per dag.

Beleid: Patiënt zal nog kortdurend opgenomen zijn in het revalidatiecentrum. Gedurende opname zullen compensatiestrategieën, met name voor het geheugenprobleem, getraind worden zoals agendagebruik. Omdat patiënt goed ziekte-inzicht heeft verloopt dit voorspoedig. Inmiddels is patiënt reeds enkele weekenden bij familie geweest, dit verloopt goed, dat wil zeggen dat hij veilig is in de ADL en in het verkeer en bij huishoudelijke taken.


Reactie Bob. Loondienstige revalidatiehulp die ik van het RCA ontving had in essentie betrekking op het tackelen van mijn cognitieve problemen. Om deze problemen in kaart te brengen werd in het RCA tot drie keer toe neuropsychologisch onderzoek (NPO) uitgevoerd onder supervisie van senior GZ-psycholoog Anja E. Uit het eerste onderzoek werd snel duidelijk dat mijn korte termijn geheugen ernstig beschadigd was. Kort gezegd bleek ik vooral veel tijd nodig te hebben voor het opslaan van nieuwe informatie terwijl het toepassen/gebruiken van opgeslagen informatie weinig problemen opleverde. Deze feedback betrof ook toen al niets nieuws onder de zon. Toch stond er in de onderzoeksresultaten wel steeds uitleg over een aantal “interessante” testaspecten, zoals metingen van ruimtelijke functies met hulp van een GIT-legkaart, exclusief functioneren op basis van de Tower of London en intelligent en abstract redeneren met hulp van Gitmatrijzen. Reactie Bob: “deze wetenschappelijke begrippen van het RCA zijn een slap aftreksel gebleken van haar gecamoufleerde kennisarme gemurmel”. Om mijn reactie tot de verbeelding te laten spreken beschrijf ik hieronder de samenvattingen en conclusies uit NPO’s van juli 2004 en van maart 2006 van senior GZ-psycholoog Anja E. Dit gevolgd door mijn eigen wetenschappelijke kritiek op de geleverde onderzoeksresultaten en mijn persoonlijke conclusies op basis van autodidactisch onderzoek.

RCA,NPO, Juli 2004.

Samenvatting en conclusie:

In vergelijking met de testafname van november 2003 laat de aandachtsfunctie een vrijwel gelijk profiel zien. Het tempo van informatie verwerken is nog steeds hoog. De volgehouden aandacht is net als bij de vorige meting vluchtig en laat een grote schommeling zien. De verdeelde aandacht kost wat moeite en er is een lichte gevoeligheid voor interferentie. Het geheugen is zowel voor verbaal als visueel materiaal vooruit gegaan. De inprenting en retentie van verbaal materiaal zijn echter nog niet op het niveau wat je op grond van leeftijd en opleiding mag verwachten. Het geheugen voor visueel materiaal laat in de testfase geen beperking zien.

Advies:

In praktische situaties zal bekeken moeten worden of dhr van Daalhuizen zijn huidige aandacht en geheugenbeperkingen kan compenseren om te kunnen reïntergreren in een arbeidsmatige situatie die past bij zijn opleidingsniveau.

Amsterdam 16-9-2004.


Na afloop van mijn werk voor professor Ap van de UVA had ik in maart van 2006 door het RCA opnieuw een NPO laten uitvoeren. Toen met de volgende samenvatting en conclusie als uitkomst:

NPO, Maart 2006.

Algemene indruk:

Tijdens de testafname werkt de heer coöperatief mee en stelt hij zo nu en dan kritische vragen over o.a. de validiteit en betrouwbaarheid van bepaalde testst. Het is goed te zien dat dhr. gewend is om abstract te redeneren vanuit zijn studie. Dhr. komt serieus en gemotiveerd over. Het is opvallend dat dhr. soms erg onzeker is in het maken van keuzes en soms (te) lang nadenkt voordat hij een keuze maakt. Dit kan in zijn nadeel hebben gewerkt op de prestaties van verschillende taken.

Vergelijking met het NPO van juli 2004:

De gerichte en volgehouden aandacht zijn verbeterd; dhr lijkt stabieler tijdens het volhouden van de aandacht over een langere periode en ook is de aandacht minder vluchtig te noemen dan in meting van 2004. Het geheugen laat een kleine vooruitgang in de inprenting zien. Het werkgeheugen voor verbale informatie is vergroot. Na herhaling wordt er gestaag meer informatie onthouden en de uiteindelijke opslag is iets beter. Bij het opdiepen is dhr van Daalhuizen nog steeds niet zeker van de te herinneren informatie. Hij heeft nog steeds neiging tot confabuleren. Dit gebeurt beduidend minder dan bij de testafname in 2004. De overige resultaten laten geen opvallende verschillen zien.

Samenvatting en conclusie:

De aandacht en geheugencapaciteit zijn in de afgelopen anderhalf jaar verder verbeterd. De geheugencapaciteit is nog niet op het niveau dat verwacht mag worden. Opvallend is dat dhr van Daalhuizen goed inzicht heeft ten aanzien van zijn beperkingen. Hij mag zelfs af en toe meer vertrouwen op nog intacte capaciteiten omdat juist dat verminderde vertrouwen in eigen kunnen zijn prestaties negatief beïnvloedt.


Reactie Bob: RCA, ik ben niet voor niets kritisch over hoe jullie NPO’s verrichten. Zoals jullie zelf ook beschrijven klopt het inderdaad dat ik vaker controleer dan nodig is voor directe dataopslag. Hiervan was en ben ik me nog steeds goed bewust. En zoals jullie beschrijven is er volgens mij ook inderdaad een relatie tussen vertrouwen en geheugenprestaties. Niettemin laten jullie nergens blijken hoe de variabele “vertrouwen” in NPO’s werd geoperationaliseerd en/of werd gemanipuleerd. Maar toch zijn jullie wél heldhaftig genoeg om op basis van uitsluitend schriftelijke data een zeer gewaagd causaal verband te leggen tussen vertrouwen en geheugenprestaties;

“Hij mag zelfs af en toe meer vertrouwen op nog intacte capaciteiten omdat juist dat verminderde vertrouwen in eigen kunnen zijn prestaties negatief beïnvloedt.


Reactie Bob: gezien de meetmethoden de jullie in gebruik hebben genomen is deze conclusie onbetrouwbaar, ongerechtvaardigd, onjuist en daarom waardeloos. Jullie schrijven dat mijn verminderde vertrouwen een negatief effect heeft op mijn geheugenprestaties. Dit causale verband zou gerechtvaardigd zijn wanneer labinstrumenten gebruikt werden waarmee “vertrouwen” bewezen betrouwbaar beïnvloed ofwel gemanipuleerd had kunnen worden. Maar het RCA heeft zich slechts beperkt tot papieren vragenlijsten en had bovendien geen laboratorium voor experimenteel cognitieonderzoek. Daarom kon onmogelijk sprake zijn geweest van een betrouwbare manipulatie van mijn toenmalige “vertrouwen”. Dus kan de conclusie getrokken worden dat “vertrouwen in herinneringen” door het RCA niet werd gemanipuleerd maar slechts werd geoperationaliseerd op basis van gerapporteerde antwoorden op de schriftelijke vragenlijsten. En bij een dergelijke onderzoeksmethodiek behoren onderzoekers zich in dit geval te beperken tot beschrijvingen van relaties zonder dat causale verbanden kunnen worden gelegd. Maar goed, betrouwbaar of niet, met schriftelijke vragenlijsten kan je sowieso onmogelijk vaststellen of mijn verminderde vertrouwen een negatief effect heeft gehad op mijn herinneringen, of mijn verslechterde herinneringen een negatief effect hebben op mijn vertrouwen, of dat er misschien sprake was van wederzijdse beïnvloeding tussen vertrouwen en herinneringen. Ikzelf ben geen meetspecialist. Maar over onderzoek heb ik inmiddels wel enige kennis ontwikkeld. En naar mijn idee ook meer dan voldoende om met overtuiging een wedje te leggen dat senior meetinstrumentontwikkelaar/ mijn oud-collega dr Ton Vogels (TNO) aan het RCA een wetenschappelijke pak op haar broek zou hebben gegeven als hij zou hebben gezien hoe jullie professioneel klinkende wetenschapspraatjes misbruiken om eigen gebrek aan kennis mee weg te moffelen.

Maar goed, zelfs in het geval waarin jullie resultaten wél bewezen betrouwbaar zouden zijn, dan nóg biedt jullie onderzoeksmethodiek niets meer dan een opstap voor waardeloze adviezen die als volgt geïnterpreteerd kunnen worden: “Hier zijn de ‘wetenschappelijk’ geformuleerde feiten die we in de conclusie voor je hebben samengevat. Houd rekening met je beperkingen en check in praktische arbeidssituaties zelf maar wat je ermee kan”.

Reactie Bob: “RCA, jullie trekken wel eerst een zeer disputabele conclusie dat vertrouwen een negatief effect heeft op mijn herinneringen, maar vervolgens geven jullie geen bruikbaar advies over hoe vertrouwen in eigen herinneringen effectief verbeterd kan worden”. Daarom stel ik mijn volgende vragen aan onderzoekshoofd van het RCA, dr Thomas J: (1) waarom beschrijven jullie in cognitieonderzoek foutief geformuleerde verbanden? (2) nu blijft dat jullie van implementatieonderzoek voor NAH-ers geen kaas hebben gegeten, waarom houden jullie je dan überhaupt bezig met dergelijke testjes? en (3) waarom bleven jullie, ondanks de afwezigheid van een bewezen effectieve implementatie van cognitiekennis, wel mijn verzekeringsgeld in cognitieonderzoek pompen?

Conclusie Bob: aan effectieve compensatiestrategieën heeft het RCA me nooit geholpen. Deze heb ik daarom op eigen houtje zelf ontwikkeld. En deze bieden me compleet andere kennis dan de resultaten van hierboven beschreven NPO’s.

In strijd met resultaten uit de laatste NPO heb ik door de jaren heen geleerd dat mijn verminderde vertrouwen in eigen herinneringen mijn prestaties niet negatief maar juist positief beïnvloedt. Want mijn door verminderde vertrouwen toegenomen drang om automatisch en onbewust vaker te controleren dan voor directe dataopslag noodzakelijk is, blijkt voor mij het meest effectief voor het verbeteren van ditzelfde vertrouwen alsmede voor het bestrijden van confabulatie (het met verzinsels opvullen van gaten in het geheugen). Hierdoor werk ik inderdaad trager, maar tegelijkertijd een stuk nauwkeuriger waardoor ik in mijn werk minder fouten maak dan voordat ik k.o. ging. Ter ondersteuning geef ik hieronder een aantal voorbeelden.

Bij taakspecifieke opdrachten gebruik ik net als iedereen zoveel mogelijk effectieve actieprocedures. Deze effectiviteit bewaken we soms bewust, maar nog vaker onbewust. Een voorbeeld is het knipperen van je ogen. Als je dit stuk aandachtig leest, ben je de komende seconden bewust aan het knipperen. Maar normaal gesproken knipper je onbewust. En dit duurt slechts 300 tot 400 miliseconden. Doordat we veelal onbewust knipperen, vraagt dit nauwelijks iets van onze cognitieve capaciteiten. Maar toch houden we onze ogen hiermee wel goed vochtig en beschermen we ze ook goed tegen vuil. Dergelijke reflexen zijn daarom effectief.

Sinds ik k.o. werd geslagen heb ik mijn cognitieve capaciteiten zelfstandig verbeterd. Dit onder andere door op eigen houtje meer effectieve reflexen te ontwikkelen. Dit is bijvoorbeeld bij het verlaten van mijn werkplek het tot driemaal toe controleren van mijn telefoon, geld en sleutels. Een ander voorbeeld is het tot driemaal toe controleren van het op slot zetten van mijn deur. Als ik snel drie keer achter elkaar controleer, dan kan ik me dit 2 uur hierna vaak nog goed herinneren, en zo niet dan heb ik wel het vertrouwen dat ik dit gedaan heb. Dit neemt op zichzelf niet weg dat wanneer ik mezelf het doel stel om nieuwe informatie snel te herinneren, dat snel gerepeteerde controleacties bij simpele informatie zoals in bovenbeschreven voorbeelden soms inderdaad overbodig zijn. Toch zijn diezelfde acties bij mij dan nog steeds van belang voor (vertrouwen in) de “harde schijf” van mijn geheugen. Want juist het vaker controleren dan voor directe dataopslag nodig is verbetert mijn kans dat ik me ook een half uur na de laatste controleactie nog goed kan herinneren dat ik mijn belangrijkste spullen bij me heb. En in de situaties waarin ik me dit niet meer kan herinneren, dan geven de snel gerepeteerde controleacties me de rest van de dag wel het geruste gevoel dat ik deze acties goed heb doorgevoerd. En dan zijn extra controleacties naar mijn overtuiging niet meer nodig voor me en dit doe ik dan ook niet meer. Extra controleren is voor mezelf dus voordelig voor (vertrouwen in) opslag van eenvoudige informatie die langer behouden moet blijven dan bijvoorbeeld de periode van 1 uur zoals de lengte van een geheugentest.

Als ik het herhaaldelijk doorvoeren van controleacties nalaat ervaar ik onvoldoende vertrouwen over correcte dataopslag. Het gevolg hiervan is dat ik dan thuis in een hoekje blijf zitten en geen stap vooruit kom. Dit laatste was bijvoorbeeld het geval toen ik tussen 10-12-03 en 29-06-04 door het RCA ineffectief poliklinisch werd behandeld. Daarom is het ook niet vreemd dat mijn RCA-behandeling op 29-06-04 werd geïntensiveerd onder supervisie van revalidatiearts Manin K met inzet van senior revalidatiepsycholoog Anja E, maatschappelijk werkster Tineke H, en arbeidsrevalidatietherapeute Erna P.:

Verslaglegging rev. arts Manin K., 29-06-04:

De stemming is achteruit gegaan, minder geluksbevinden. Heeft off-days waarin hij tot weinig activiteiten komt. Geeft aan dat hij zijn leven opnieuw moet inrichten. De studie is afgerond, heeft geen werk. De relatie is uit. Daarnaast zijn er problemen met zijn broer. Is veel daarover aan het nadenken. Aangegeven wordt dat bij depressie de mogelijkheid is van medicatie, praten of iets doen. Voorkeur in de situatie van de heer van Daalhuizen is doen en het begeleidend contact van maatschappelijk werk. Arbeidsrevalidatie is bezig samen met de heer van Daalhuizen uit te zoeken of er arbeidsmogelijkheden zijn. Als eerste wordt contact gezocht met de eigen universiteit om te kijken of op arbeidstherapeutische basis iets mogelijk is. Daarbij zal er toestemming nodig zijn van het UWV om iets op de universiteit te doen met behoud van uitkering. De keuring UWV is volgende week. In principe is de voorkeur als het gaat om arbeidsreïntegratie om dit in eerste instantie vanuit het RCA te doen, als onderdeel van het revalidatietraject. De revalidatie is nog niet afgerond.Afspraken de komende perioden: 1. Cogpack wordt niet aangeschaft, 2. Proberen meer structuur te krijgen in de week, begeleiding van Tineke H, 3. Mogelijkheden tot werkhervatting, begeleiding Erna P, 4. Neuropsychologisch onderzoek wordt herhaald door Anja E, 5. Begeleiding bij verwerking door Tineke H.

Reactie Bob.Zoals blijkt uit verschillende verslagleggingen van het RCA was mijn leven ook voordat ik KO ging zware kost voor me. Veelal niets nieuws onder de zon dus. Vraag Bob: waarom moest er voor de bovenbeschreven maatschappelijke steun eerst blijvend hersenletsel bij me geconstateerd worden? Die vraag is altijd ontbeantwoord gebleven.

Een van de zorgaspecten waaraan extra aandacht werd besteed was maatschappelijk werk onder supervisie van Tineke H. Ter verwerking van mijn ellende werd me toen gevraagd om mijn ervaringen over de dood van mijn moeder te bespreken. Deze ervaringen kon en kan ik goed in verband brengen met mijn voorongelukse drang om mijn verdriet in de ring te bevechten. Voordat mijn hersenen beschadigd werden was maatschappelijke steun daarom misschien een welkome aanvulling geweest. Die heb ik toen van niemand gekregen. Professioneel zorgland was voor het bieden van maatschappelijke zorg voor mij daarom meer dan een klein tikkeltje te laat. En dus had ik maatschappelijk werkster Tineke van het RCA niet voor niets vriendelijk verzocht om van mijn persoonlijke familiaire ervaringen af te blijven.

Revalidatiespecialisten hebben naast onbruikbare adviezen op basis van testjes, therapieën en oefeningen ook geen bijdrage geleverd aan de voor mezelf meest bruikbare materiële compensatieattributen. In het RCA heb ik bijvoorbeeld nooit kennis gemaakt met voicerecorders. Deze leerde ik pas gebruiken in mijn werk voor het GBIO per 26-08-06 na advies van mijn eigen vader. En deze apparatuur kwam natuurlijk niet aanwaaien. Dit moest eerst aangeschaft worden. En vreemd genoeg kreeg ik pas op 20-03-07 op het belastingkantoor te horen dat dergelijke aankopen bij aangiften aftrekbaar zijn wanneer deze op advies van een revalidatiearts worden aangeschaft. Jammer! Ook werd me in het RCA nooit gewezen op het nut van het structureren van digitale informatie. Door de jaren heen heb ik mezelf aangeleerd om met hulp van digitale takenlijstjes overzicht te bewaren over wat reeds is gedaan en wat nog moet gebeuren. Met deze manier van werken startte ik pas tijdens mijn dataklussen bij TNO in oktober 2007 onder begeleiding van collega drs. Louk Peters. Dit doordat nauwkeurigheid bij mijn toenmalige dataklussen gewoon bitternoodzakelijk was. En deze manier van werken is voor mezelf ook bij andere klussen bijzonder effectief gebleken. Dit bijvoorbeeld ook bij het schrijven van klachten aan de overheid en bij het tackelen van administratieve ellende ten gevolge van wajongwanzorg.

Tijdens mijn RCA-revalidatie is niettemin veel tijd gestoken in cognitietraining. Dit onder meer met hulp van het computerprogramma Cogpack. Cogpack bevat oefeningen gericht op het verhogen van reactiesnelheid, het verbeteren van aandacht en geheugengebruik, taal, rekenen en visuomotoriek. Voor NAH-cliënten zoals ikzelf waren deze oefeningen vooral gericht op het onthouden van woorden, plaatjes, labels, patronen, tekens, adressen, routes en scènes. Wat mij betreft waren deze oefeningen niets meer dan een digitaal potje “memory” dat met oog op een goede verzekeringsdekking door het RCA in een overbodig formeel therapeutisch jasje is gehesen. Mijn toenmalige ergotherapeute Marjoleine A. gaf in januari 2004 toe dat deze cogpackoefeningen niet bewezen effectief zijn, maar niettemin ter dagbesteding mogelijk wel een prima aanvulling. Reactie Bob: “hoe bedoel je prima aanvulling?” Ook deze vraag heeft nooit iemand voor me kunnen beantwoorden.

Door mijn toenmalige beperkte belastbaarheid heb ik in het RCA nooit “huiswerk” voor taakspecifieke opdrachten gekregen. Dit had in mijn geval zeker moeten gebeuren, het best onder begeleiding van een capabele revalidatiepsycholoog/cognitie-expert. Want juist het treffen van goede voorbereidingen bleek me in de praktijk geen windeieren te leggen. Als voorbeeld heeft het RCA me nooit geholpen aan de voor mezelf meest bruikbare compenserende gespreksstrategieën, zoals in dialogen vooral zelfstandig initiatief nemen met duidelijke bespreekpunten en vragen die van te voren in gedachten goed zijn geoefend, goed zijn uitgeschreven en die voor een goede gespreksopbouw tijdens een discussie met magic markers aangevinkt kunnen worden. Hiermee ben ik namelijk pas begonnen na 11-06-07 in samenwerking met mijn toenmalige TNO-collega Anne van Dorst. En in mijn werk met Anne werd ik me ook goed bewust dat initiatief nemen met eigen ideeën wel goed werkt, maar lang niet altijd mogelijk is. Soms heb je geen keus en wordt je overrompeld door nieuwe ideeën die sterk afwijken van de eigen gedachtestroom. En in die gevallen is juist een passieve houding verstandig gebleken. Dan eerst informatie inwinnen, opnemen, uitluisteren, rapporteren en aanleren om hier later tijdens een volgend gesprek op terug komen.

In mijn klinische en poliklinische behandelfase kreeg ik in het RCA wel droogoefeningen in groepsverband gericht op het verbeteren van het probleemoplossend vermogen. Dit onder meer op basis van geacteerde telefonische activiteiten ter voorbereiding van het huren/kopen van een nieuw huis. Prima, dat waren een van de weinige doelspecifieke activiteiten die wél zinvol waren.

Verder werd aandacht besteed aan mijn oriëntatieskills. Dit eerst door onder begeleiding van een fysiotherapeut fietsroutes in Amsterdam te oefenen. Sorry jongens, maar ik had voor mijn ongeluk in de hoofdstad nooit eerder op een fiets gereden. En dit was ik ook niet van plan te gaan doen. Dus waarom toen ineens wel? Verder werd tijd en dus geld gestoken in hulp bij het gebruik van een GVB-routekaart. Tijdens de poliklinische behandelfase kende ik al mijn vertrouwde routes uit mijn hoofd. En papieren routekaarten had ik voor mijn ongeluk nooit eerder gebruikt. En na mijn revalidatie ben gaan reizen met behulp van digitale routeplanners. Dus waarom nou toch tijd en geld besteden aan ouderwetse oriëntatietools? Ook deze vraag is altijd onbeantwoord gebleven.

Geen van mijn compensatiestrategieën die ik door de jaren heen ontwikkeld heb kan ik in verband brengen met programma’s, plannen en/of adviezen van het RCA en al helemaal niet met de technische moeilijkheden beschreven in resultaten uit NPO’s. Vraag Bob: “Hoeveel geld is vanuit het RCA aan mij besteed en wat heeft me dit opgeleverd?” Reactie Bob: “te veel voor barweinig”. Want in de beginfase van mijn herstel heb ik pas echt vooruitgang geboekt nadat ik in november 2003 zonder advies van het RCA met familie terug ging naar de boksschool om te bekijken wat er gebeurd was. Toen begon er een lampje te branden. Ik besefte ineens dat mijn kop niet door een kogel maar door een boksstoot was getroffen. Ik kon dingen eindelijk in perspectief plaatsen. Dat bezoek aan de boksschool is ook het eerste moment van na mijn ongeluk waarover ik nu nog steeds herinneringen heb. Vervolgens verliep mijn revalidatie gesmeerd en sliep ik in no-time weer in mijn eigen bed.

Aan het eind van mijn behandeling kreeg ik met oog op arbeidsrevalidatie nog wel advies om weer contact op te nemen met mijn oude stagebegeleider professor Ap Dijksterhuis. Wat goed zeg! Vlak voor mijn boksongeluk was ik net een paar weken afgestudeerd. Dus het idee om met Ap contact op te nemen hadden jullie echt niet hoeven te bedenken voor me. RCA, wat hebben jullie naast het bieden van onderdak, voeding en een aai over mijn bolleke in 2,5 jaar tijd tijdens intensieve professionele neurorevalidatie onder supervisie van een compleet team met revalidatie-”specialisten” nou feitelijk voor me betekent? Afgezonderd van hulp bij het realiseren van een urgentieverklaring bij de gemeente om hiermee snel revalidatiegeschikte woonruimte te krijgen barweinig. En wie betaalt er voor jullie diensten? Inderdaad, de belastingbetaler. Ikzelf dus met jarenlange inkomsten van 70% van het minimum jeugdloon tijdens het aflossen van een belastingschuld van € 1413,- ten gevolge van vergelijkbaar slechte ondersteuning van professionele zorgorganisaties UWV, USG Restart en “Kwaliteit van Leven”-bewakers TNO. Bravo!

UWV.

Met ellende op basis van ambtelijk administratieve onzorgvuldigheid kreeg ik na mijn boksongeluk voor het eerst te maken in juni 2004. Na mijn ontslag uit het RCA ontving ik op 28-11-03 van de Gemeente Diemen een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet (Abw). Toen had ik net opnieuw mijn veters leren strikken. Maar toch ontving ik op 23-06-04 van de Gemeente Diemen de boodschap dat ik het had verzuimd om loondoorbetaling van Randstad Projecten door te geven alsmede mijn ziektewetuitkering van de UWV over de periode 01-01-04 tm 09-05-04. Dit met het vriendelijke verzoek om op een rechtmatigheidsonderzoeksformulier duidelijk te vermelden of ik nu nog steeds een uitkering op grond van de Ziektewet ontvang. In de weken hierna kreeg ik een vergelijkbaar bericht, maar toen met het vriendelijke verzoek of ik even terug wilde dokken. Toenmalige gedachte Bob: “ambtenaren, 10-12-03 sliep ik na mijn ongeluk voor het eerst in mijn eigen bed. En met een zware hersenbeschadiging heb ik net opnieuw mijn veters leren strikken. Dus doe eens kalm aan en bespaar me jullie administratieve beerput!”. In de jaren die hierop volgde waren problemen met of via de UWV als betrokken geldschieter van gelijke strekking. Hierover later meer in dit verslag.

UWV & USG Restart.

Inleiding.

Op basis van adviezen vanuit het RCA heb ik van 24-01-06 tot 11-01-08 intensief gebruik gemaakt van diensten vanuit arbeidsreïntergratiebureau USG Restart; een commercieel reïntegratiebedrijf dat eerder bekend stond onder de naam United Restart. Restart bood en biedt diensten op basis van IRO’s (Individuele Reïntergratieovereenkomsten) met hun cliënten en de UWV. De UWV heeft als taak deze diensten te keuren en te financieren.

Restart pronkt sinds 2003 dat ze gecertificeerd is voor het keurmerk “Blik op Werk”.

http:// http://http://74.125.77.132/search?q=cache:1v9T48bK2A4J:www.usgrestart.nl/12576/Blik-op-Werk-Keurmerk.html+restart+blik+op+werk&cd=1&hl=en&ct=clnk&gl=nl%3C/font%3E

http:// http:// http://www.blikopwerk.nl/

Dit keurmerk is volgens de Blik Op Werk website bedoeld om een basisgarantie voor kwaliteit te bieden aan werknemers, werkzoekenden, werkgevers, UWV en gemeenten. Toch duiden mijn eigen ervaringen bij Restart op heel iets anders. Ik ben ervan overtuigd dat dit keurmerk in strijd is met wetenschappelijke feiten en niets meer is dan aanleiding voor slappe promopraatjes. Zowel in het huidige kopje over ineffectieve steun op weg naar passend betaald werk als in hoofdstuk 3.2 over destructieve steun na het vinden van betaald werk leg ik duidelijk uit waarom.

Maar goed. Laat ik eerst maar eens uitleggen hoe ik bij Restart ben begonnen. Zoals ik eerder al beschreef heb ik na mijn boksongeluk eerst lange tijd mijn academische grenzen verkend als vrijwilliger op de UVA. Zoals beschreven deed ik dit onder supervisie van mijn oud-stagebegeleider professor Ap Dijksterhuis. Op 02-01-06 ontving ik van Ap het onderstaande werkevaluatierapport. Dit rapport was voor mij een goede aanleiding om nog eens contact te leggen met professionele arbeidzorgers om opnieuw over mijn reïntegratieplannen te praten:

Beste Bob,

Allereerst natuurlijk een gelukkig nieuwjaar!

Ik heb je stuk gelezen en ik vind het prima. Je hebt knap werk geleverd en het is wat mij betreft af! Ik zou je er waarschijnlijk een 8.5 voor hebben gegeven.

Hieronder volgt een opzetje voor een stukje voor het UWV. Is dit ongeveer wat je nodig hebt? Laat me even weten of het goed is. En aan wie moet ik het adresseren? En moet het op officieel UvA briefpapier?

Voor Bob's boksincident heb ik zijn afstudeerwerk begeleid namens de vakgroep sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ik beschouwde Bob als een zeer goede student. Hij werkte zeer zelfstandig, zijn analytische vermogens waren erg goed -ik vond hem zeker geschikt om onderzoeker te worden- en het viel me op dat Bob enorm goed kon schrijven.

Nadat Bob na zijn ongeluk weer wat opgekrabbeld was, vroeg hij me of ik hem wilde begeleiden met het doen van onderzoek. Hij hoefde dit uiteraard niet te doen, hij was al afgestudeerd. Bob wilde echter zichzelf "mentaal trainen" en hij wilde herontdekken waar zijn mogelijkheden lagen. Uiteraard heb ik toegestemd. Zoals ik al zei vond ik Bob een zeer goede student en ik wilde graag een kleine bijdrage leveren aan zijn herstel.

Gedurende dit proces is mijn respect voor Bob alleen maar toegenomen. In eerste instantie viel me op dat Bob duidelijk langzamer werkte dan voorheen en dat hij minder zelfstandig was. Ook had hij uiteraard minder zelfvertrouwen en het viel me tenslotte op dat hij veel moeilijker schreef dan voor het ongeluk.

Hij heeft zich echter bewonderenswaardig teruggeknokt. Zijn schrijven werd snel beter (ik denk dat dat vooral kwam omdat hij weer veel helderder ging denken), en ook werd hij snel weer behoorlijk zelfstandig. Hij heeft nu een onderzoeks-verslag afgerond dat vergelijkbaar is met een normale afstudeeropdracht. Het niveau van het werk is vergelijkbaar met wat hij voorheen presteerde, met dien verstande dat hij er wel veel langer over gedaan heeft dan bij zijn echte werk een paar jaar geleden.

Ik kan onmogelijk beoordelen in hoeverre Bob zich nog verder kan ontwikkelen, maar ik ben wel optimistisch gezien zijn enorme doorzettingsvermogen. Het feit dat hij net zolang doorgewerkt heeft totdat hij werk kon afleveren dat kon wedijveren met z'n eerdere werk spreekt boekdelen. Mocht hij dat willen dat zou ik hem graag willen blijven begeleiden. De uitdaging zal nu zijn om hem sneller te laten werken.

Met vriendelijke groet,

Ap Dijksterhuis
Hoogleraar Sociale Psychologie.

Ap Dijksterhuis
Professor of Psychology
University of Amsterdam Roetersstraat 15 1018 WB Amsterdam The Netherlands


Direct na ontvangst van dit evaluatierapport legde ik opnieuw contact met therapeute arbeidsrevalidatie Erna P. van het RCA. En zij adviseerde me contact te zoeken met specialisten op het gebied van arbeidsreïntegratie. Dit leek me een goed idee, vooral doordat ik als relatief traag werkende gedragswetenschapper onder supervisie van een reïntegratiebureau gebruik kon making van overheidssubsidies met het doel mijn professionele inzetbaarheid tot een acceptabel niveau te brengen. Ter oriëntatie trad ik op 24-01-06 voor het eerst in contact met reïntergratiebedrijf USG Restart, gevestigd aan de Klaprozenweg in Amsterdam-Noord. Naar aanleiding hiervan besloot ik contact met dit bureau te handhaven. Kort daarna werd mijn RCA-dossier gesloten. Vervolgens heb ik tot 11-01-08 geprobeerd om zeer actief vruchten te plukken van Restart’s professionele reïntegratie-inspanningen. Dit had ik beter kunnen nalaten.

Allereerst wil ik kwijt dat ik tijdens arbeidsreïntegratie onder supervisie van Restart slecht 1 keer een reiskostenvergoeding heb gekregen. Dit betrof een bedrag van E 29,28 dat ik kreeg met hulp van topcoach Mark Sporken voor mijn reis van Diemen naar Eindhoven in verband met mijn videosollicitatie bij de organisatie Clooks van 17-07-06. Verder heb ik in verband met regulier reïntegratieoverleg, oriëntatiegesprekken, sollicitatiegesprekken en overige reïntergratieactiviteiten 2 jaar lang van Restart nooit een vergoeding of reiskostenadvies ontvangen. Mijn totale niet gedeclareerde reiskosten onder supervisie van Restart bedragen in totaal E 269,- (zie hoofdstuk 4c en tabel 2 voor nadere specificaties). Gek genoeg heeft niemand anders dan belastinginspecteur Koning me op 27-05-09 verteld dat reiskosten ivm revalidatie en of reïntegratie mogelijk aftrekbaar zijn met hulp van officiële reiskostenverklaringen. Restart, hartelijk dank!

Bij Restart legde ik op 24-01-06 voor het eerst contact met reïntegratiecoach Suzanna van D. Naar aanleiding van verschillende gesprekken met haar schreef ze op 13-02-06 onder meer de volgende tekst voor mijn IRO-plaatsingplan:

Aan de hand van bovengenoemde informatie biedt United Restart in dit traject de volgende producten aan:

Arbeidsmarktoriëntatie. In de arbeidsmarktoriëntatie staat het onderzoeken van passende mogelijkheden op de arbeidsmarkt centraal. Met de heer Van Daalhuizen zal gezocht worden naar functie die passen binnen zijn cognitieve mogelijkheden en die een link hebben met zijn opleidingsachtergrond. Deze oriëntatie zal plaatsvinden door vacature onderzoek, het onderzoeken van diverse functies binnen de verschillende organisaties en branches. Daarnaast zal de heer Van Daalhuizen door middel van oriënterende gesprekken zijn inzicht in passende functies vergroten en daarmee tevens de eerste sollicitatieacties uitvoeren. United Restart zal hierbij, waar mogelijk, zijn netwerk inzetten. De arbeidsmarktoriëntatie zal worden afgesloten met een concreet zoekprofiel.

Sollicitatietraining. Deze training is gericht op het aanscherpen van de sollicitatievaardigheden van de heer Van Daalhuizen. Netwerken en het voeren van gesprekken zullen centraal staan. Vooral het omgaan met lastige vragen en het duidelijk maken van zijn mogelijkheden en beperkingen naar de potentiële werkgever toe. Ook het informeren van de potentiële werkgever over subsidiemogelijkheden wordt in deze training meegenomen.

Bemiddeling: vinden van werk. In deze fase staat het solliciteren centraal en de sollicitatietechnieken worden in de praktijk gebracht. In deze fase wordt er aandacht besteed aan de persoonlijke presentatie, het schrijven van brieven, het aanscherpen van het curriculum vitae, het voorbereiden van sollicitatiegesprek¬ken en aan netwerken; concreet gericht op het verwerven van een nieuwe passende baan. De heer Van Daalhuizen zal door een mobiliteitscoach van United Restart voortdurend gemotiveerd, gestimuleerd en ondersteund worden om actief te blijven richting de arbeidsmarkt. Daarnaast zal de mobiliteitscoach van United Restart, vanuit het perspectief van het zoekprofiel en curriculum vitae van de heer Van Daalhuizen, concrete vacatures zoeken.


Kwaliteit van Aangeboden Producten.

Reactie Bob. Beschrijvingen van de producten hierboven zagen er naar mijn idee goed uit. Daarom tekende ik direct een akkoordverklaring. Vervolgens adviseerde mobiliteitscoach Suzanna me om zo snel mogelijk een gesprek aan te vragen met mijn arbeidsbeoordelaar van de UWV. Hij of zij moest ons plan namelijk officieel goedkeuren. Dit zoeken van contact met de juiste arbeidsbeoordelaar en het afleveren van de juiste papieren aan het juiste adres bleek los van job-activiteiten op zichzelf al een tergende klus te zijn. Op aanraden van Suzanna probeerde ik al op 07-02-06 telefonisch contact met mijn beoordelaar te leggen. Maar deze kreeg ik toen niet direct te pakken. Na 3 telefonische doorverwijzingen kreeg ik gelukkig wel het postadres van beoordelaar Andere Vinker in mijn oor gefluisterd. Deze informatie stuurde ik op 09-02-06 per mail weer door naar Suzanna. En ik neem aan dat zij diezelfde gegevens heeft gebruikt voor het versturen van de IRO aanvraag. Als mailreactie hierop vroeg Suzanna me diezelfde dag of ik nog een arbeidsgeschiktheids keuring heb gehad en wat hiervan de uitslag is. Toen dacht ik: “waarom moet niet jij maar ikzelf contact met mijn beoordelaar leggen, en waarom ga je na mijn goedkeuring niet zelf op zoek naar keuringsspecificaties? Restart ontvangt immers geld van de UWV en werkt onder supervisie van dit overheidsorgaan, dus waarom paas je de bal terug naar een 80 tot 100% afgekeurde wajonger?” Twee andere coaches van Restart vertelden me in mei 2006 dat de communicatie tussen de UWV en reïntergratiebureaus helaas vaker stroef verloopt waardoor Restart meestal al hulp biedt voordat overeenkomsten goed met de UWV zijn afgewikkeld. Daarom vind ik mijn hierboven beschreven retorische geneuzel gerechtvaardigd en zeker niet te ver gezocht. Ik ben en blijf van mening dat wajongers zoals ikzelf die door jullie wel 80 tot 100 % worden afgekeurd niet opgezadeld moeten worden met de consequenties van gebrekkige correspondentie tussen overheidsinstanties en reïntegratieprofessionals. Toendertijd was ik een groentje. Ik wist van niets. En ik wilde graag beter initiatieven leren nemen. Een klacht liet ik daarom achterwege. Maar die tijd is voorbij.

Na herhaaldelijk telefonisch hangen en wurgen met meerdere doorverwijzingen was het me uiteindelijk toch gelukt een afspraak met mijn toenmalige arbeidsbeoordelaar te maken. Op 22-03-06 had ik in het UWV-kantoor een gesprek met arbeidsbeoordelaar Michael T.. Ter voorbereiding op dit gesprek mailde Suzanna aan Michael op 21-03-06 dat ze heeft begrepen dat de reeds opgestuurde exemplaren hem niet bereikt hebben. Daarom had ik deze papieren op de dag van de afspraak eerst bij Restart opgehaald om ze vervolgens bij Michael T. op kantoor persoonlijk te overhandigen. Voor het gesprek dacht ik: “Waarom Michael? Waar is Vinker gebleven? En waarom heeft de UWV deze reïntergratiepapieren nog niet? En waarom moet ik deze bij Restart eerst op eigen kosten in mijn eigen tijd ophalen om ze vervolgens op eigen kosten in mijn eigen tijd bij T. op kantoor af te leveren?” Maar goed, naar aanleiding van mijn gesprek op kantoor bij T. werd mijn plan met ingang van 24-03-06 officieel goedgekeurd door zijn collega Mevr. V. Zwartjes (“teamondersteuner, raad van bestuur”). Toen ik deze schriftelijke acceptatie las dacht ik: “Zwartjes?!! Waarom is T. niet goed genoeg om zelf knopen door te hakken?”. Later had ik Suzanna op 28-03-06 per mail geschreven dat ik deze akkoordverklaring van de UWV had ontvangen. Zij vertelde me vervolgens dat Restart dat niet had. En ook op 04-05-06 kreeg ik van haar te horen dat Restart in mijn case nog steeds niets met de UWV had afgewikkeld. Maar waarom dan niet? Hoe was dit in ****naam mogelijk? Moest ik deze papieren dan vergelijkbaar met de correspondentie van 22-03-06 eerst bij de UWV ophalen om ze vervolgens als een postduif bij Restart af te leveren?

In april kreeg ik van Suzanna te horen dat ze voor Restart ander werk zou gaan doen. Ze vertelde me dat mijn traject daarom per 04-05-06 voortgezet zal worden met haar collega Mark Sporken. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik nam eerst van 24-01-06 tot 04-05-06 met haar uitgebreid de tijd om elkaar te leren kennen met het doel samen mijn reïntegratiepijlen te slijpen om ze vervolgens samen dezelfde kant op te richten. En op het moment dat we klaar zijn te vuren moest ze afhaken en moest ik het complete verhaal opnieuw gaan uitleggen aan een collega van haar. Maar goed, een frisse start met een nieuwe coach leek me niet verkeerd. Want het intensieve contact met Suzanna was naar mijn idee wel gezellig maar helaas vooral ineffectief. Om dit uit te leggen koos ik in verband met de overdrachtsafspraak van 04-05-06 ervoor om beiden coaches een brief te sturen met mijn persoonlijke evaluatie over de achterliggende drie maanden. Dat was belangrijk voor me. Want verder dan een duurklinkende maar vooral overbodige arbeidsoriëntatie waren we tot dan toe niet gekomen.

Arbeidsmarktoriëntatie.


Oriëntatiegesprekken waren overbodig om de conclusie te kunnen trekken dat ik het best op zoek kon gaan naar werk voor psychologen, voor onderzoekers en voor ervaringsdeskundige medewerkers in de revalidatiebranche. Ook toen wist ik namelijk zélf al wie ik was: namelijk afgestudeerd experimenteel sociaal psycholoog/ NAH-er met naongelukse werkervaring in het verlengde van mijn studie met ervaringsdeskundigheid op het terrein van psychiatrie en cognitierevalidatie. En naar aanleiding van mijn introductiegesprek bij Restart had dit op 24-01-06 al duidelijk moeten zijn. Maar tot 04-05-06 beperkte ik me met Suzanna toch tot 1 keer per 2 weken gezellig kletsen en fantaseren over wie ik ben, wat ik kan, wat ik wil en het naar aanleiding hiervan uitwisselen van ideeën over “geschikt” werk. Gezellig was het en Suzanna was een leuke gesprekspartner. Maar gezellig praten hier vandaan is als je het mij vraagt niets anders dan een voorwaarde voor noodzakelijke “cliëntenbinding” dat een bedrijf vooral bij afwezigheid van effectief bewezen programma’s goed kan gebruiken om snel geld binnen te loodsen.

Eerder had ik jaren lang onder supervisie van professor Ap veel geïnvesteerd om als onderzoeker terreinwinst te boeken. Waarom kwam Restart in de oriëntatiefase naast kletskoek dan ook nog op de proppen met therapeutische “leer jezelf eerst goed kennen en waarderen”-praatjes? Door de afwezigheid van voorbereidingen op concrete sollicitaties (desnoods als oefening in de vorm van geacteerde sollicitatiesgesprekken) hebben deze als je het mij vraagt zeker geen positief effect op reële kansen op de arbeidsmarkt. Om mijn stelling nader te specificeren beschrijf ik als voorbeeld een aantal vragen uit de “Wie Ben Ik”- bundel; een van de instrumenten die we tijdens de oriëntatiefase in gebruik hadden genomen:

Hieronder staat een lijst met uitspraken die betrekking hebben op persoonlijke eigenschappen, kwaliteiten en gedrag. Geef bij elke uitspraak aan in hoeverre die voor u geldt. Dit kunt u doen door het cijfer 1,2 of 3 te omcirkelen: ”Ik kan goed met mensen omgaan (1,2 of 3), Ik treed graag op de voorgrond (1,2 of 3) , Ik pas me in situaties snel aan (1,2 of 3), Ik doe mijn werk nauwkeurig/precies (1,2 of 3), Ik heb natuurlijk overwicht (1,2 of 3), Ik ben enthousiast (1,2 of 3), Ik ben kunstzinnig,(1,2 of 3), Ik werk het liefst volgens een vast systeem (1,2 of 3), Ik ben leergierig (1,2 of 3) , Ik ben analytisch ingesteld (1,2 of 3), Ik ben betrouwbaar (1,2 of 3), Ik ben creatie (1,2 of 3) f, Ik ben onzeke r(1,2 of 3), Ik praat veel(1,2 of 3), Ik ben goed in het uitwerken van details, Ik ben een doorzetter, Ik neem snel de leiding in een groep, Ik ben chaotisch, Ik ben snel op mijn teentjes getrapt…”etc, etc, etc.

Restart, ik was onzeker over mijn inzetbaarheid als professioneel onderzoeker. En dit is ook logisch doordat ik in mijn laatste werk voor professor Ap Dijksterhuis goed maar toch langzaam had gewerkt. Onzeker over wie ik ben, ben ik nooit geweest. En onzeker over wat ik kan en niet kan was ik na afloop van mijn vrijwilligerswerk voor professor Ap ook al lang niet meer. Maar dat begon ik door vele therapeuten en professionals met therapeutische inslag (met uitzonderingen zoals de topcoach Mark Sporken daargelaten) onderhand wel te worden. Want natuurlijk ga je als NAH’er twijfelen over jezelf, wanneer je ongeacht de kwaliteit van geleverde prestaties, wel steeds in de kwetsbare rol van het hulpbehoevend patiëntje wordt gedrukt. Dat het gebeurd is logisch, want in zorgland is mijn zwakte jullie brood. En als ik hier vandaan solliciteer is het daarom logisch dat organisaties niets aan me denken te kunnen verdienen maar slechts in uitzonderlijke situaties een kans bieden aan een vrijwillige “poor bastard”.

Vroeger dacht ik het volgende: “wil je dat ik als vrijwilliger start om te bekijken of ik ook als betaalde arbeidskracht inzetbaar ben?" Prima. "En wil je minder betalen doordat ik op academisch niveau langzamer werk?" Ook prima, want het verlies aan tempo dat ik door hersenletsel lijd wordt met hulp van reïntegratiebureaus door de UWV toch gecompenseerd op basis van loondispensatie”. In beiden gevallen fout gedacht! Want in de zeer uitzonderlijke situaties waarin je de kans krijgt om als vrijwilliger te werken met aansluiting op een betaalde job, houd er dan vooral rekening mee dat je deze kans in kleine mate krijgt op basis van de kwaliteit van je werk, en in grote mate als resultaat van “self proclaimed righteousness” van werkgeverszijde. Hier doel ik op ethische aspecten die door werkgevers als volgt slap gerechtvaardigd worden: “Werken is misschien goed voor zijn herstel, maar laten we eerlijk zijn; volwaardige arbeidsprestaties mogen we van hem niet direct verwachten. En extra administratief werk voor onze organisatie bij loondispensatie via de UWV kost ons straks meer geld dan dat het oplevert. Maar goed, ikzelf en mijn organisatie zijn maatschappelijk betrokken. Bovendien is zijn werk goed voor onze sociale bedrijfscultuur, dus vooruit dan maar, we gunnen hem die kans”. Als ik dit van te voren had geweten, dan was ik hier nooit aan begonnen en zou ik ter voorbereiding op betaald werk op 22-07-04 nooit opnieuw contact hebben gezocht met professor Dijksterhuis om op academisch terrein mijn grenzen te verkennen. In plaats hiervan had ik na mijn klinische RCA-revalidatie per 10-12-03 beter het advies kunnen krijgen mijn academische ambities direct overboord te gooien en om direct te zoeken naar laag gekwalificeerd vrijwilligerswerk met reële doorgroeimogelijkheden naar een betaalde baan.

Sollicitatietraining .

Net als bij het RCA had ook bij Restart niemand me geholpen aan de voor mezelf meest bruikbare compenserende gespreksstrategieën. Dit door bijvoorbeeld accenten te leggen op het zelfstandig initiatief nemen met duidelijke bespreekpunten en vragen die ik van te voren goed heb voorbereid en ook duidelijk heb uitgeschreven. En in situaties waarin ik wordt overrompeld door nieuwe ideeën die sterk afwijken van de eigen gedachtestroom, dan mezelf leren dwingen om vooral goed aan te geven dat ik dergelijke vragen beter op een later tijdstip kan beantwoorden.

Vragen die mondeling gesteld worden en me dwingen de aandacht te richten op een nieuw en breed kennisveld kan ik beter eerst met een recorder opnemen. Voor mij is het immers belangrijk geworden om informatie goed terug te kunnen luisteren en uit te kunnen schrijven om deze op een geschikte plek in mijn geheugen te ankeren om uiteindelijk mijn eigen ideeën hierover effectief los te kunnen laten. Dit proces verloopt goed bij me, maar kost me meer tijd dan vroeger. En daarom duurt het mij ook langer om nieuwe informatie als aanloop te gebruiken om eigen creatieve ideeën op los te laten. Kennis over en begrip voor deze uitleg bij mijn gesprekspartners is vaak mijn sleutel geweest. Maar hierin moet je jezelf wel eerst trainen. Jammer dat ik dit vanaf dag 1 volledig op eigen houtje heb moeten ontdekken.

In de praktijk had arbeidsreïntegratie onder supervisie van Suzanna geleid tot slechts 4 sollicitatie-initiatieven met de opbrengst van één sollicitatiegesprek, dit zonder succesvolle afloop. Het betrof een gesprek op 12-04-06 in de politieacademie van Amsterdam voor de functie van selectiepsycholoog naar aanleiding van een brief die ik had verstuurd voordat ik bij Restart voet aan wal had gezet. Ik weet nog goed dat ik na afloop erg ontevreden was over hoe ik mezelf in dat gesprek presenteerde. Ik probeerde informatie over mijn boksongeluk tijdens dat gesprek te maskeren door er gewoon niets over te vertellen. Hierdoor wist ik mezelf tijdens dit gesprek bijzonder onaangenaam te verrassen. Dit had nooit gehoeven als ik tijdens mijn afspraken met Suzanna verschillende strategieën voor sollicitatiegespreksituaties zou hebben geoefend. Dom van mezelf dat ik dit toen nog niet zag. Toen was ik van mening dat sollicitatiegesprekoefeningen te vakspecifiek zouden zijn voor coaches om dit goed te verzorgen. Onzin! Want hoe moeilijk is het om gesprekken te oefenen? Dit bijvoorbeeld middels effectief bewezen gesprekstactieken uit bijvoorbeeld Skills-Training van Radar Opleidingen.:.

http://http://http://www.radarvertige.nl/radarvertige

Skills wordt omschreven als een kortdurende, wetenschappelijk onderbouwde trainingsmethodiek gericht op het activeren en reïntegreren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt: onder andere langdurig werklozen, arbeidsongeschikten en voortijdig schoolverlaters. Kwaliteit van deze opleidingen kan ikzelf onmogelijk beoordelen. Maar het oefenen van sollicitatiespecifieke gesprekstactieken lijkt me sowieso beter bruikbaar dan 1 keer per 2 weken bakkeleien over wie ik ben, wat ik kan, wat ik wil en het naar aanleiding hiervan gezellig fantaseren over leuk werk. Zonde dat ik hier veel te laat achter ben gekomen!

Wisseling van de Wacht, deel 1

Gelukkig was mijn zoektocht naar betaald werk met hulp van Restart voor mij niet uitsluitend kommer en kwel. Ik ben bijvoorbeeld nog steeds vol lof over de goede en actieve inzet van mobiliteitscoach Mark Sporken met wie ik vanaf 04-05-06 tot 08-03-07 met bezieling mijn zoektocht naar betaald had vervolgd.

Om mijn kansen te verbeteren besteedde Mark buiten de tijd die vanuit de IRO beschikbaar voor me was extra uren aan mijn begeleiding. Vanaf de eerste tot de laatste dag troffen we elkaar wekelijks op kantoor bij Restart om ideeën te bespreken, plannen te maken, brieven te schrijven/herschrijven/verzenden en om gesprekken te voeren met potentiële werkgevers. In samenwerking met Mark werden binnen mijn gezichtsveld in totaal 22 sollicitatie-initiatieven genomen. We hebben hierin altijd open kaart gespeeld over mijn kwaliteiten en beperkingen. Voordat ik met Mark aan de slag ging liet ik informatie over mijn boksongeluk in brieven en gesprekken meestal achterwege. Maar tot dan toe ging ik naar aanleiding van deze acties steeds op mijn bek. Daarom kozen Mark en ik steeds weer voor een open benadering.

Er leek geen eind aan te komen. Maar na vele mislukte sollicitaties leek het erop dat we op 24-08-06 toch een spel in de hooiberg hadden gevonden. Na afloop van een gesprek in het GBIO met toenmalig directeur Jan C. en beleidsmedewerker Mia L. kreeg ik eindelijk een kans op vrijwilligerswerk met doorgroeimogelijkheden naar betaald werk. Wow! Die kans bleek ook toen al zeer zeldzaam dus kon ik onmogelijk laten schieten.

Bij het GBIO heb ik als vrijwilliger ruim 2 maanden hard gewerkt om mijn inzetbaarheid als datamanager te bewijzen voor onderzoekjes gericht op het bewaken van de kwaliteit en bruikbaarheid van OR-cursussen. In mijn werk moest ik hoofdzakelijk aan de slag met tabellen en spss-syntaxen. Later heb ik bij TNO mijn inzetbaarheid voor dergelijke dataklussen ruimschoots bewezen. Maar bij het GBIO had ik met syntaxen nog geen enkele werkervaring. En jammer maar helaas had het GBIO op locatie buiten de directeur om geen enkele collega-onderzoeker die hier wel kaas van had gegeten. Voor mijn eigen werk was extern wel een onderzoeker verbonden aan het GBIO, te weten Erna B. van het ITS in Nijmegen. Maar ikzelf werkte op locatie in Utrecht. En Erna bleek een fout te hebben gemaakt in haar eigen syntax waardoor alle tabellen herschreven moesten worden. Slechte begeleiding tijdens mijn proefplaatsing waren directe gevolgen hiervan. Al met al ontving ik bij het GBIO te weinig effectieve steun om mijn weg in syntaxland te vinden. Als vrijwilliger kreeg ik het daarom niet voor elkaar om goed werk te leveren. Aan het einde van de rit moest ik weer met lege handen vertrekken. Dit was niets nieuws onder de zon. Met mijn toenmalige jobcoach Mark Sporken pakte ik daarom direct de draad weer op en gingen we vrolijk verder met onze reïntegratie- en sollicitatieacties.

In de praktijk had 10 maanden arbeidsreïntegratie onder supervisie van Mark Sporken binnen mijn eigen gezichtsveld geleid tot 22 sollicitatie-initiatieven, twee onbetaalde werkervaringsplaatsen en de uitnodiging bij TNO Gezondheidsbevordering op basis waarvan ik onder supervisie van jobcoach Esther H. vrijwillig en ook betaald werk zou gaan verrichten.

Wisseling van de Wacht, deel 2

Op 08-03-07 kreeg ik bij Restart van mijn mobiliteitscoach Mark Sporken te horen dat hij een andere baan had gevonden. Hij vertelde toen dat hij zijn best voor me heeft gedaan om de beste coach van Restart op mijn case te zetten. Bij Restart kreeg ik sindsdien te maken met senior mobiliteitscoach Esther H. Met Esther ging ik verder met waar ik bij Mark gebleven was; samen plannen maken, brieven schrijven en herschrijven, telefoneren, en oriëntatie- & sollicitatiegesprekken voorbereiden. In mijn samenwerking met Esther werden binnen mijn gezichtsveld in totaal 5 sollicitatie-/oriëntatie initiatieven genomen. Zoekacties werden gestaakt nadat ik op 02-05-07 werd uitgenodigd door Theo P. van TNO Kwaliteit van Leven (toenmalig sectorhoofd Gezondheidsbevordering).

De uitnodiging van Theo van TNO betrof een reactie op een brief die door jobcoach Mark Sporken de deur uit werd gestuurd. Na mijn boksongeluk had ik voor aanvang van dit gesprek aan TNO in totaal drie brieven geschreven. Theo van TNO vertelde me toen dat ik daarom maar een keertje de kans moest krijgen om te praten over mijn inzetbaarheid voor een aantal onderzoeksprojecten. Dit gesprek is voor mij de meest speciale sollicitatie die ik tot op heden heb gehad. Toen heb ik eerst mijn uiterste best gedaan om uitleg te geven over mijn achtergrond en over mijn ambitie om als vrijwilliger 3 maanden in een werksetting mijn onderzoeksvaardigheden te verkennen en te verbeteren. Dit onder voorwaarde van een baangarantie bij gebleken inzetbaarheid. Direct na afloop van het gesprek vertelde Theo me dat ik sowieso een goede kans zou krijgen maar dat hij eerst met P&O van TNO en met Restart een aantal zaken wilden formaliseren. Ik wist niet wat ik hoorde. Tot dan toe had ik een reeks van 43 mislukte naongelukse sollicitaties achter de rug. En amper een minuut na ons gesprek gaf Theo al te kennen dat ik een goede kans zou krijgen. Die kon ik onmogelijk laten schieten. Want ik had TNO hiervoor natuurlijk niet voor niets al 3 sollicitatiebrieven gestuurd. Dus ik ging ervoor!


3b Destructieve Steun Aan mezelf na het vinden van betaald werk.

Afwikkeling Contract; TNO, USG Restart & UWV.

Op 19-06-07 had ik bij TNO een accoordverklaring getekend voor een proefplaatsing als vrijwilliger. In deze verklaring stonden onder meer de volgende gegevens:

Datum in dienst /tot:11-6-2007 tot 11-9-2007 (proefplaatsing). De werkgever spreekt de intentie uit de werkzoekende, bij gebleken geschiktheid en voldoende werkzaamheden, een (tijdelijk) arbeidsovereenkomst aan te bieden. Dit zal ruim voor het einde van de proefplaatsing worden besproken.

Reactie Bob. Als vrijwilliger bij TNO verliep mijn werk prima volgens plan. En tijdens dit werk vertelde het hoofd van personeelszaken Constant G. me dat de sector van Theo groeiende is waardoor ik bij gebleken inzetbaarheid zeker een goede kans maak op een betaalde aanstelling met voldoende doorgroeimogelijkheden als junior onderzoeker. Dit waren voor mezelf zeer motiverende gebaren. Toen dacht ik: “Dit is mijn kans. Bob, kom op! Werk hard en laat zien wat je waard bent!”. En die kans greep ik. Want ruim voor het einde van mijn onbetaalde proefplaatsing werd me mondeling toegezegd dat TNO verder met me wilde.

Na afloop van de proefplaatsing nam ik een paar weken vrij met de veronderstelling dat TNO, Restart en de UWV voor mij een aantal contractuele zaken konden formaliseren. Dus zo gezegd zo gedaan? Nou niet helemaal. Want toen ik terug kwam tekende ik op 08-10-07 een akkoordverklaring waarin weliswaar bevestigd staat dat ik per 01-10-07 betaald in dienst was getreden voor de periode van 1 jaar, maar dit nog steeds onder voorbehoud van het verkrijgen van positief antwoord op de door TNO aangevraagde loondispensatie bij de UWV. Toen ik dit las vroeg ik mezelf het volgende af: “ligt de UWV weer te slapen of zijn TNO en Restart gewoon te laat met het afwikkelen van mijn contract?“ Het duurde even, maar het antwoord op deze vraag werd me later overduidelijk. Want ook op 07-12-07, dus ruim 2 maanden nadat ik in loondienst was getreden, bleek voor mijn contract nog steeds niets afgewikkeld. Van senior mobiliteitscoach Ester ontving ik die dag namelijk de volgende reactie:

Hoi Bob,Ik heb net nog even het UWV gesproken over de aanpassing van je uitkering. De arbeidsdeskundige is er van de week nog achteraan geweest naar aanleiding van ons contact en mijn mail. Ze zijn er nu actief mee bezig om het te verwerken. Hij heeft in ieder geval je uitkering even tijdelijk geschorst totdat duidelijk is wat je aanvulling word/is. Ik had nog even je dossier goed doorgenomen en we hadden de beschikking voor onze aanvraag coaching al binnen, wat betekend dat ze alle papieren goed ontvangen hadden. Hoefde het dus niet nogmaals te versturen, maar ze alleen maar even aan te sporen om er snel actie op te ondernemen. Hopelijk lukt dit!Zodra de arbeidsdeskundige van de andere afdeling je papieren binnenheeft doet hij de beoordeling over je arbeidsongeschiktheidsklasse en welk bedrag je als aanvulling krijgt. Dit kan heel snel gaan, maar houdt het even in de gaten!!! Als het goed is krijg je van hun een brief hierover. Naast dit alles is de tijd aangebroken om weer over een aanvraag jobcoaching na te denken (dit moet elke 6 maanden gebeuren). Het is even de vraag of dit voor jou noodzakelijk is, gezien het zo goed gaat en je enige vraag op dit moment eigenlijk alleen maar gaat over het UWV. Dit wil ik nog even persoonlijk met je overleggen en met TNO. Daar neem ik volgende week of de week erop even contact met je over op.

Reactie Bob. Jongens, 11-09-07 was de laatste dag van mijn onbetaalde proefplaatsing. En TNO en ikzelf wilde verder met elkaar. Daarom ben ik na een korte intermezzo direct doorgegaan met werken. Dit met de gedachte dat ik vanaf dat moment niet meer voor spek en bonen zou hoeven zwoegen. P&O van TNO, Restart en de UWV zouden zaken immers goed voor me afwikkelen. En ik had Esther bovendien niet voor niets laten blijken dat ik haar jobcoaching vooral belangrijk vond voor een soepele correspondentie tussen Restart, TNO, UWV en mezelf. Maar ja, een volledig kwartaal na de eerste dag van mijn betaalde indiensttreding moest er dus ineens nog een arbeidskundige van een “andere afdeling” van de UWV opgespoord worden om knopen door te hakken?! Bravo!!!

Na mijn vraag aan Restart met het doel eindelijk goed zicht op mijn loon te krijgen schreef senior mobiliteitscoach Esther me op 19-12-07 verder het volgende:

Wat je uiteindelijk van het UWV als aanvulling krijgt is niet geheel duidelijk, dit zal via de afdeling uitkeringen gaan vermoed ik. Andre L. van de UWV is degene die de loondispensatie bekijkt en goedkeurd / afkeurd en daarbij de arbeidsongeschiktheidsklasse herziet (als je gaat werken verandert dit namelijk). Ik ga hem nog gelijk even mailen of je ook in aanmerking komt voor de samenloopregeling en toeslagenwet. Misschien kan hij me ook al wel helderheid geven over welk bedrag je gaat krijgen als aanvulling. Je hoort zo snel mogelijk van me. Hij is snel geweest in zijn afhandeling, jammer dat het lang op een andere afdeling heeft gelegen.

Toen ik dit bericht las dacht ik in eerste instantie; “ Wie is Andre L.? Is dit de plaatsvervanger van arbeidsdeskundige Michael T.? En zo ja, waarom heeft Michael mij dan niet de contactgegevens van zijn opvolger doorgegeven? Maar ok, Michael was kennelijk history. En vanaf nu had ik dus te dealen met Andre die ook niet bepaald fris uit de startblokken kwam. Toen ik de inhoud van dit bericht las dacht ik verder: “Esther, hoe bedoel je “ik vermoed via een andere afdeling”, en hoe bedoel je “misschien kan Andre meer duidelijkheid geven”? Jij als senior van Restart had naar mijn idee beter moeten weten”. Hoe dan ook, de UWV bleek niet alleen laat maar ook slecht wakker te zijn geschud. Op 19-12-07 kreeg ik van UWV arbeidsdeskundige Andre L. namelijk zonder uitleg een rapportage over loondispenstatie en verrekening van verdiensten. Dit betrof een mail van twee a 4tjes met allerlei regels, percentages en formules waar geen touw aan vast te knopen is. En dat ik geen duidelijke uitleg kreeg was achteraf gezien ook niet gek. Want een half uur later bleek dat hij tijdens zijn eigen berekeningen ook zelf de weg was kwijtgeraakt:

Dag Bob, Ik zie zojuist dat ik je 13e maand niet correct heb vastgesteld. Ik stuur je zo meteen een gecorrigeerde versie.

De reactie van Andre L hierboven beschrijf ik niet zomaar. Want een ongeluk zit in een klein hoekje. Dat overkomt iedereen wel eens. Maar zijn bericht bleek slechts een prelude te zijn van nog meer communicatie-ellende. De laatste mail van Andre werd gevolgd door verschillende van kastje naar muur reacties, waaronder zijn reactie per 20-12-07.

Op basis van zijn verdiensten is hij ingedeeld in de klasse 55-65. Hier hoort een uitkering bij van 42,5% van het minimumloon. Breman is volgens mij niet van toepassing (uurloon is volgens mij te hoog).Voor de zekerheid zet ik dit mailtje door naar Marion, zij is degene die dat berekend.

Huidige gedachte Bob: “Andre, hoe bedoelde je, “volgens jou dit, en volgens jou dat”, en hoe bedoelde je “voor de zekerheid stuur ik het even door”. Het heeft 3 maanden geduurd voordat mijn aanvraag eindelijk op jouw bureau terecht was gekomen. En dan nog konden er geen knopen doorgehakt worden en moest mijn aanvraag voor de zoveelste keer worden doorgestuurd. Waar waren jullie in ****naam mee bezig? Met barweinig. Dat bleek al snel. Want op 15-01-08 ontving ik schriftelijke post van de UWV met een invordering ten gevolge van hun eigen administratieve fouten:

Geachte heer van Daalhuizen. In onze brief van 31 oktober hebben wij u laten weten dat u in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007 niet volledig recht had op een wajonguitkering. Dat u te veel uitkering ontving is niet uw fout. Vanwege de wijziging(en) op uw uitkering heeft u over de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007 teveel aan uitkering ontvangen. Wij vorderen het onverschuldigde betaalde bedrag (bruto uitkering) van 869,13 van u terug.

Dit betrof dus een schuld naar aanleiding van foute stortingen van de UWV vanaf de eerste dag dat ik bij TNO betaald ging werken, te weten 01-10-07. Senior mobiliteitscoach Esther van Restart had me van te voren weliswaar gewaarschuwd voor kortdurende administratieve rompslomp. Ze adviseerde me toen om alvast een spaarpotje te maken om terugvorderingen mee tegemoet te komen. Daar moest ik het maar mee doen. Senior Esther, ik leefde sinds september 2003 van 70% van het minimum jeugdloon. Dus hoe bedoelde je “maak maar even een spaarpotje?” Nogmaals, hartelijk dank!

De wanprestaties van UWV, Restart en TNO werden verder versterkt in de afrondende mail van Ester mbt coaching on the job. Op 11-01-08 schreef ze aan mij en aan het personeelshoofd van TNO, Constant G, onder meer het volgende:

Mocht er wat veranderen in uren/salaris dan moet dit doorgegeven worden aan het UWV, gezien Bob een aanvulling krijgt en deze veranderd als het salaris veranderd. Als er in Oktober een nieuw contract komt dan moet deze tevens doorgestuurd worden aan het UWV. Kortom: het UWV moet op de hoogte zijn van alle veranderingen en/of vervolgen van contracten!!!! Het algemene nummer van het UWV voor vragen: 0900-9294 / 0900-9295 (werkgeversvragen). Andre L. heeft een direct nummer + emailadres, wat Bob reeds in zijn bezit heeft! Bob, het is in principe jouw verantwoordelijkheid om dit te doen! De loondispensatieaanvraag is de verantwoordelijkheid van TNO.

Huidige gedachte Bob: “Ester, meende je dit nou serieus?”. Je kan toch nooit bedoeld hebben dat ik ineens zélf de administratieve UWV-ellende moest gaan tackelen die onder jouw jobcoaching ontstaan is na het wurgcontract dat ik met TNO en de UWV had afgesloten? En je maakte jezelf er wel erg gemakkelijk vanaf door opeens te schrijven dat correspondentie met de UWV mijn eigen verantwoordelijkheid is. Als ik dit van te voren had geweten dan zou ik überhaupt nooit met Restart, UWV en TNO in zee zijn gegaan. Maar goed, niet alleen Restart maar ook TNO was zich kennelijk van geen kwaad bewust. Want diezelfde dag reageerde TNO-personeelshoofd Constant G. als volgt:

Beste Esther, Dank voor je goede zorgen (zowel telefonisch als schriftelijk) en je adekwate bemiddeling! Wij hebben er alle vertrouwen in dat Bob hier zijn weg heeft gevonden en blijft vinden. Wij zullen het UWV op de hoogte houden.We weten je te vinden als we je weer nodig hebben!


Het klopt dat ik mijn eigen weg inderdaad al lang gevonden had. Maar ten gevolge van mismanagement van arbeidszorglieden kwam ik bij TNO nog verder in de problemen. Dit in eerste instantie in verband met reiskostendeclaraties. Op 14-02-08 ontving ik bericht van de assistent van P&O-hoofd Constant G. waaruit blijkt dat ik te veel reiskosten had gedeclareerd:

Door een declaratie van F&A over de periode januari 2008 is aan het licht gekomen dat je dubbele reiskosten hebt ontvangen over de periode 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007. Je ontvangt bij je salaris een bedrag van 68,67 EUR per maand, dit is het maximale bedrag volgens de standaard TNO regeling (UR 9). Het bedrag wat je hebt gedeclareerd bij F&A is dus onterecht uitbetaald, en zal moeten worden terugbetaald. Het gaat om een totaalbedrag van 584,50 EUR. Het voorstel is om het bedrag terug te betalen met 146,13 EUR per maand. Wil je laten weten hoe je hier tegenover staat?


Hiermee werd ik in mijn werk voor TNO dus al voor de tweede keer in de watten gelegd met een “Kwaliteit van Leven” bevorderende terugvordering. Dit laatste probleem had gemakkelijk voorkomen kunnen worden als TNO niet zo onduidelijk was geweest over declaratieprocedures. Als vrijwilliger kon ik reiskosten maandelijks apart declareren. En niemand had mij erop gewezen dat dit tijdens mijn dienstverband anders zou zijn. Ik ging er daarom vanuit dat mijn toenmalige declaraties conform een standaard declaratieprocedure verliepen. En dus bleef ik dit vanaf 01-10-07 als betaalde arbeidskracht op dezelfde manier gewoon voortzetten. Om wat dit betreft onduidelijkheid te voorkomen beschreef ik in iedere declaratie dat het ging om woon-werkverkeer. En iedere keer werden deze declaraties zonder problemen apart op mijn rekening gestort. Prima, niets aan het handje dacht ik toen. Dit dus totdat ik op 14-02-08 ineens met mijn neus op ene UR 9 werd gedrukt met het vriendelijke verzoek of ik even terug wilde dokken. Ik was die periode druk aan het werk. Gezeik kon ik hierbij moeilijk gebruiken. Daarom ben ik snel akkoord gegaan met het hierboven beschreven voorstel. Maar wel wilde ik erop toezien dat vergelijkbare problemen in de toekomst voorkomen zouden worden. Daarom schreef ik de assistent van Constant G. in februari 2008 per mail onder meer het volgende:

Naar aanleiding van ons laatste contact heb ik nog een paar vragen over reiskosten en over de communicatie tussen TNO en de UWV i.v.m. geschatte inkomsten. Voor zicht op reiskostendeclaraties heb ik heb mijn contract erbij gepakt, maar hierin staat volgens mij erg weinig beschreven. Wat ik zo snel kan vinden is namelijk alleen het volgende: “De werknemer heeft recht op een tegemoetkoming in reiskosten woon-werkverkeer respectievelijk pensionkosten, in verband met de afstand tussen de woonplaats en de standplaats. Nadere bepalingen met betrekking tot tegemoetkoming kosten woon-werkverkeer en pensioenkosten zijn opgenomen in een UR.” Is dit werkelijk alle belangrijke informatie over reiskosten die ik van TNO heb ontvangen? Of is er nog informatie die ik over het hoofd heb gezien waaruit ik meer kan halen? Specifiek kom ik graag te weten hoe mijn reiskosten in mijn salaris zijn verwerkt. En wanneer blijkt dat mijn salaris niet volledig tegemoet komt aan mijn werkelijke reiskosten kom ik graag te weten of er andere mogelijkheden zijn om deze kosten volledig te kunnen declareren. De UWV betaalt een deel van mijn salaris. Ik kan me daarom voorstellen dat de UWV misschien ook een deel van mijn reiskosten, hetgeen dat TNO dus niet betaald,behoort te bekostigen. Om dit te onderzoeken zijn volgens mij de volgende vragen van belang: Hoeveel van mijn reiskosten worden, verrekend in mijn salaris, werkelijk door TNO betaald? En welk bedrag blijft er dan maandelijks over dat uit mijn eigen zak moet komen? En wanneer ik reiskosten voor mijn werk bij TNO deels zelf moet bekostigen, heb ik dan recht op een aanvulling van de UWV? Voor het kunnen beantwoorden van mijn vragen is een klein overzichtje van mijn tegemoetkomende reiskosten misschien wel handig. Zie hieronder: Ik betaal 75,- voor een 5 retourkaart Diemen-Leiden. Per retourtje betreft dit, 75:5 = 15,- Per maand reis ik 12 keer op en neer. Mijn maandelijkse reiskosten bedragen nu dus 15 x 12, = 180,- per maand.

En in diezelfde mail had ik ook ter voorbereiding van mijn tegemoetkomende afspraak met het hoofd van personeelszaken Constant G. een vraag met aantekeningen beschreven over de communicatie tussen TNO, UWV en Restart:.

Aantekening en vraag van Bob over communicatie tussen TNO en de UWV:

Voor mij zijn 2 onafhankelijke organisaties die gezamenlijk mijn loon van TNO betalen maar onderling geen contact hebben erg lastig. Ik zie de bui namelijk al hangen: rekening blijven houden met terugvorderingen die zich blijven opstapelen en die ik bij voorbaat lastig kan berekenen. Van de UWV heb ik er inmiddels namelijk ook eentje binnengekregen. De UWV heeft excuses gemaakt voor hun gebrekkige communicatie. Maar daar schiet ik natuurlijk niet veel mee op. Ook in verband met de belastingdienst, gemeentelijke belastingen en huur- en zorgtoeslag lijkt me 1 op 1 contact tussen TNO en UWV daarom erg prettig voor me. Dan hoop ik eindelijk goed zicht te krijgen op mijn kosten en baten. Vanaf de dag dat ik bij TNO betaald in dienst ben heb ik dat namelijk nog steeds niet. Is het een idee als ik je de contactgegevens van mijn arbeidsbeoordelaar van de UWV geef zodat jullie samen mijn geschatte inkomsten voor 2008 kunnen berekenen en samen kunnen achterhalen of het deel van mijn reiskosten dat niet door TNO vergoed wordt gedeclareerd kan worden bij de UWV? Dan ben ik namelijk een stuk beter in staat om de belastingdienst in te lichten en te achterhalen of ik ook ontvangen zorg-en huurtoeslag terug moet gaan betalen. Het is zeker niet de bedoeling om je achter de broek te zitten. Maar ik wil gewoon erg graag beter zicht krijgen op mijn inkomsten en uitgaven, ook om de hoeveelheid acceptgiro’s die me te wachten staan te beperken. Met vriendelijke groet, Bob van Daalhuizen.


Nadat ik de mail hierboven had verzonden had ik in de maand maart van 2008 een afspraak met P&O hoofd van TNO, Constant G. Op de dag van onze afspraak liep hij mijn kamer binnen en propte toen direct een bundeltje papieren met de titel UR 9 op mijn bureau. Voordat hij me uitleg gaf vertelde hij me dat hij weinig tijd voor me had maar dat hij me wel snel duidelijkheid kon geven. Hij liet me weten dat voor mij precies dezelfde regels gelden als voor iedere andere TNO-medewerker. Meer specifiek benadrukte hij dat een standaard vergoeding voor woon-werkverkeer, zoals beschreven staat in UR 09, automatisch in het salaris is inbegrepen. Het was dus mijn eigen fout dat ik te veel gedeclareerd had. Daarom moest ik gewoon terugbetalen. Dit met het vriendelijke verzoek om vervolgens ook niet langer declaratieformulieren in te leveren.

Verder ging Constant kort maar niettemin duidelijk in op communicatie tussen TNO, UWV en Restart. Hij liet me weten dat TNO wel een contract met mij had, maar niet met Restart of met UWV. Ik moest in mijn eigen administratie daarom mijn eigen weg vinden. Verder vertelde hij me dat hij zich kan voorstellen dat ik hier niet blij mee ben. Maar tegelijkertijd vond hij het kennelijk wel nodig om te benadrukken dat we hier niet mogen klagen over “ons” sociaal economische beleid. Wat hij met dit laatste bedoelde kan, wil en hoef ik inmiddels niet meer te begrijpen. Wel vroeg ik hem toen of hij serieus meende wat hij me toen vertelde. Maar om escalatie te voorkomen heb ik toen niet gewacht op een antwoord. Want hoe ervaren de beste man ook is, zoals ik al vaker bij ervaren arbeidszorgdragers ondervond, heeft ook hij kennelijk geen idee over hoe het wajongleven buiten zijn eigen kantoorhabitat eruit ziet. In plaats van te wachten op zijn antwoord vertelde ik hem daarom dat ik zijn duidelijkheid op prijs stel en dat ik akkoord ga met zijn besluit. Voor mij was dit het einde van onze discussie. En daarom ging ik zonder te mekkeren direct door met werken.

Met bovenbeschreven informatie in mijn achterhoofd stuurde ik in verband met mijn reiskostenprobleem op 14-03-08 een brief naar UWV arbeidsbeoordelaar Andre L. Wie weet was hij wèl begripvol.

Kort geleden heeft mijn werkgever TNO me laten weten dat ik mijn reiskosten niet apart mag declareren. Als vrijwilliger deed ik dit wel. Dit was toen geen probleem. Maar declaraties zijn thans automatisch in mijn contract verwerkt. En dit betreft slechts een percentage van mijn werkelijke reiskosten. Hierdoor heb ik bij mijn werkgever te veel gedeclareerd. Dit moet ik nu dus gaan terugbetalen. En voortaan moet ik daarom ook maandelijks een deel van mijn reiskosten zelf gaan betalen. Mijn contract bij TNO is gebaseerd op een loonwaardedispensatieovereenkomst met de UWV. Hierdoor betaalt de UWV de helft van mijn inkomsten. Aangezien informatie over reiskosten naar mijn idee erg summier beschreven staan in de documenten die ik heb ontvangen van zowel de UWV als van TNO vraag ik me af hoe reiskostenvergoedingen worden verwerkt in een overeenkomst zoals die van mezelf. Kunt u mij misschien vertellen of beschrijven of ik het deel van mijn reiskosten dat TNO niet blijkt te betalen, wel vergoed kan krijgen bij de UWV?

Maar zoals ik had verwacht speelde Andre in zijn reactie de bal direct weer terug naar TNO:

Wanneer u in dienst bent bij een werkgever dan vergoeden wij (UWV) geen reiskosten. Hierop is eventuele loondispensatie niet van invloed. Het is aan de werkgever om u wel of niet een reiskosten vergoeding te betalen. Vaak is een en ander vastgelegd in een CAO. Het lijkt mij logisch dat het aantal dagen per week dat u werkt van invloed is op uw reiskostenvergoeding. Het is vooral een tussen u en uw werkgever.

Op dit moment probeer ik mijn eigen gedachten te verplaatsen naar die van u als lezer van dit verslag. Als ik mijn aandacht had vasthouden tot deze alinea dan zou ikzelf waarschijnlijk het volgende hebben gedacht: “ben je nu eindelijk klaar met galspuwen Bob? Schiet op en val niet steeds in herhaling, want ik heb niet de hele dag de tijd voor je frustratiebetoog”. Als reactie hierop wil ik vanuit mijn eigen gedachten het volgende kwijt: “lezer, ik heb begrip voor deze stelling. Toch hoop ik dat begrip wederzijds is en dat mijn stuk op waarde wordt geschat. Op dit moment zie ik geen andere mogelijkheid dan mijn klacht op eigen houtje verder uit te schrijven. Dit liever overcompleet dan onvolledig. En als ik deze in de toekomst onder supervisie van deskundigen verder kan uitbouwen, dan laat ik me die kans niet ontnemen. Daarom kan ik het me niet permitteren om nu al te kort door de bocht te vliegen”.

Maar goed, nu weer terug naar mijn verhaal. Wat betreft reiskosten kon ik van de UWV dus niets verwachten. Maar dit bleek uiteindelijk toch geen probleem.

Een paar dagen na bovenbenoemde bespreking met Constant G. vroeg mijn baas Theo P. me hoe het met me ging. Toen kon ik het niet laten om kort iets over mijn reiskostenprobleem te vertellen. Direct hierna toonde Theo begrip voor mijn ongenoegen en vertelde me dat hij hierover nog met Constant wilde overleggen. Een paar dagen daarna trof ik Constant opnieuw voor de ingang van mijn kamer. Dit keer met het bericht dat ik in verband met mijn reiskostenprobleem toch nog een salarisverhoging zou krijgen. Lief hè? Maar ja, uiteindelijk toch nog goed geregeld dacht ik toen. Tegelijkertijd voelde ik wel een bedrijfsfeertje van omhoog likken en naar beneden trappen met het doel jezelf in een beter licht te stellen. En TNO als Kwaliteit van Leven bewakers? “Hoe bedoel je ‘Kwaliteit’ ”, dacht ik toen. Maar goed, misschien zag ik het verkeerd. En ik wilde mijn problemen met organisaties en individuen niet laten overschaduwen door de goede samenwerking met mijn toenmalige directe collega’s over wie ik nog altijd goed te spreken ben. Problemen wilde ik in ieder geval niet hebben. Daarom hield ik me verder koest en stortte ik me direct weer op mijn werk.

Nu ik me opnieuw probeer te verplaatsen naar u als lezer van dit verslag zou ik mezelf waarschijnlijk het volgende afvragen: “He Bob, maar even terug naar je reiskostenprobleem, waarom beschrijf je dit eigenlijk? Via de verhoging van vergoedingen nu eind goed al goed toch?”. Nou, niet helemaal, of helemaal niet kan ik beter schrijven. Op 27-05-09 heeft belastinginspecteur Koning me verteld dat ik naast mijn inkomstenbelastingschuld van 953,- (dit ten gevolge van door TNO en UWV verkeerd doorgevoerde tabellen mbt heffingskorting) op termijn ook nog een extra aanslag kan verwachten in verband met de verhoging van reiskostenvergoedingen. Deze zijn namelijk niet aftrekbaar gebleken. Daarom zit ik nog steeds te wachten op een extra aanmaning van de belastingdienst van 460,- i.v.m. reiskosten woon-werk. Gedachte Bob: “TNO, UWV & Restart, goed werk jongens! Zoals Barry Stevens ooit zei: “Foraal doorgan!” Maar goed, dat deden jullie ook. Zie hieronder.

Huurtoeslag.


Nu ik me voor de zoveelste keer probeer te verplaatsen naar u als lezer van dit verslag zou ik mezelf waarschijnlijk het volgende afvragen: “Ok Bob, genoeg over je reiskosten en over administratieve problemen bij het afwikkelen van je contract. Klaar nu?” . In dat geval zou ik als volgt hebben gereageerd: “Nee, was dat maar waar. Dit was slechts mijn inleiding. Hieronder volgt de rest".

Op 26-07-08 kreeg ik van de belastingdienst een beschikking huurtoeslag met de volgende uitleg: “U heeft onlangs een beschikking ontvangen. Hierop stond vermeld dat er mogelijk verrekening zou plaatsvinden met een eerder verleende beschikking. Deze verrekening heeft voor 484,- plaatsgevonden. Het openstaande bedrag van 974,- moet u nog betalen”. Dit betekende dat mijn volledige voorschot huurtoeslag voor het jaar 2008 van totaal 1458,- volledig werd ingetrokken doordat mijn inkomsten door werk boven de inkomstengrens kwamen te liggen. Om uitleg hierover te krijgen heb ik op 03-04-09 telefonisch contact gezocht met de belastingdienst, afdeling toeslagen. Mij werd toen verteld dat bij huurtoeslag een inkomstengrens van toepassing is volgens het principe van alles of niets. Mijn verdiensten kwamen door werk voor TNO net boven deze grens, dus sorry maar helaas. Fijn dat in mijn wajonggeschiedenis van bijna 6 jaar geen enkele zorgprofessional me hierover ook maar iets heeft verteld. Informatie als deze was me veel meer waard geweest dan de te vaak ontvangen overbetaalde professionele aaikes over mijn bolleke.

Inzetbaarheid.

Een belangrijke oorzaak van mijn belastingprobleem is dat mijn contract werd afgesloten op basis van door UWV gefinancierde loondispensatie onder begeleiding van het eveneens door UWV gefinancierde arbeidsreïntergratiebedrijf USG Restart. Loondispensatie is een chique woord voor een contractueel “voordeel” voor arbeidsgehandicapten met de bedoeling dat wajongers voor hun werk niet minder gaan verdienen dan het minimum jeugdloon. Bij de aanvraag van loondispensatie hanteert de UWV een aantal vuistregels. Deze zijn in mijn geval zowel door TNO als door de UWV foutief doorgevoerd. En bemiddelingsbureau USG Restart stond erbij en keek ernaar. Ik doel hier op vuistregels die tot voor kort ook beschreven stonden op de website van de UWV, onder het kopje Aanvraag Loondispensatie:

Aanvraag Loondispensatie

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (wajong)

Als een werkgever arbeidsgehandicapte werknemers in dienst heeft of in dienst wil nemen, dan kan hij in een aantal gevallen toestemming krijgen om minder dan het wettelijk minimumloon te betalen. Welke voorwaarden er gelden om voor deze dispensatie in aanmerking te komen leest u in deze toelichting.

Hoe wordt de loondispensatie aangevraagd?

U moet aangeven hoeveel loon u minder wilt gaan betalen, waarom u loon wilt verlagen en u moet vermelden dat er een onderzoek zal worden ingesteld waarbij onder meer een gesprek met de werknemer zal plaatsvinden.

Wat gebeurt er na de aanvraag?

Om te kunnen beoordelen of loondispensatie gegeven kan worden, doen wij in de regel twee onderzoeken.

-Een arbeidskundig onderzoek.

Een van onze medewerkers bekijkt op de werkplek hoe de betrokken werknemer zijn werk verricht. In gezamenlijk overleg wordt bepaald wat de werkgever in diezelfde functie van een niet-gehandicapte werknemer zou mogen verwachten.

-Een medisch onderzoek.

Om te kunnen vaststellen dat ziekte of gebrek de oorzaak is van verminderde arbeidsprestaties, roept een verzekeringsarts de betrokken werknemer op voor een onderzoek. Dit onderzoek kan achterwege blijven wanneer er voldoende medische gegevens aanwezig zijn. Op basis van de onderzoeksresultaten nemen we een beslissing.


Reactie Bob. Gezien de toenmalige vuistregels van de UWV kwam loondispensatie aan de orde wanneer een werkgever minder dan het wettelijk minimum loon had willen betalen. Deze informatie ben ik veel te laat kritisch onder ogen gekomen. Want na ontvangst van een goed werkevaluatierapport van professor Ap heb ik vanaf 24-01-06 tot 01-10-07 onder supervisie van Reïntergratiebureau USG Restart oneindig veel sollicitatieacties verricht waarbij loondispensatie als contractueel voordeel werd gepresenteerd. Opmerking Bob: “Hoe bedoel je voordeel? Voor het krijgen van werk voor minimum loon heb ik echt geen zorgprofessionals nodig. Dus waarom dan toch loondispensatie?!”

Doordat ik eerst 3 maanden als vrijwilliger bij TNO mijn inzetbaarheid op academisch niveau had bewezen was loondispensatie mijns inziens ver gezocht. En bovendien vertelde mijn baas Theo P. tijdens onze eerste contractbesprekingen dat ik evenveel moest gaan verdienen als collega junioren. En junioronderzoekers bij TNO verdienen ruimschoots meer dan het minimum jeugdloon. Dus, “waarom dan toch loondispensatie?” Nou, mij werd toen verteld dat deze aanvraag nodig was om tempoverlies ten gevolge van NAH op te vangen. En om deze loondispensatie voor elkaar te krijgen bleek TNO goede onderhandelaars in huis te hebben. Naar aanleiding van besprekingen tussen Contant G. (personeelshoofd TNO) en Esther H (senior mobiliteitscoach USG Restart) bleek de UWV namelijk toch bereid om met deze aanvraag akkoord te gaan. Maar waarom de UWV haar eigen regels heeft verbroken en toch overstag is gegaan is me nooit duidelijk geworden.

Bij aanvang van mijn contract in oktober 2007 waren UWV, TNO en Restart op de hoogte van het gegeven dat ik na doorvoering van loondispensatie ruimschoots meer zou gaan verdienen dan het minimum jeugdloon. Dat is gezien bovenbeschreven regels geen zuivere koffie. Maar hiervan was ik me toen nog niet bewust. Toen was ik al lang blij dat ik als academische wetenschapper met een volwaardig juniorsalaris mocht werken voor een groot gezondheidswetenschappelijk onderzoeksbureau. En op het moment van indiensttreding had ik gewoon te weinig kennis over ingewikkelde wajongregelingen. Hierdoor zag ik geen andere keus dan hopen en vertrouwen dat senior jobcoach van Restart Esther H. en het personeelshoofd van TNO Constant G. zaken goed en professioneel voor me zouden afwikkelen. Bij het tekenen van mijn contract hield ik daarom mijn mond over ingewikkelde wajongadministratie en stortte ik mezelf met bezieling op mijn werk.

In de voorwaarden van de aanvraag loondispensatie staat dat percentages voor inzetbaarheid berekend worden op basis van arbeidskundig onderzoek en medisch onderzoek. Dergelijk onderzoek heeft in mijn geval nooit plaatsgevonden. Maar goed, loondispensatie werd bij mijn dienstverband toch aangevraagd. Dit staat vast in een brief die ik op 08-10-07 ontvangen heb van TNO-Manager Michael Holewijn. Hierin staat onder meer het volgende:

Gezien het feit dat uw inzetbaarheid door TNO wordt ingeschat op 50%, wordt aan u een feitelijk salaris uitbetaald van EUR 900,40 bruto per maand. Deze schatting is onder voorbehoud van het verkrijgen van positief antwoord op de door TNO aangevraagde loondispensatie bij de UWV.

In de praktijk bleek dat mijn toenmalige TNO-salaris van EUR 900,40 aangevuld zou worden met een door UWV aangepaste Wajonguitkering van EUR 569,85 bruto per maand. Toch is het me onbekend gebleven waarom deze bedragen naar aanleiding van 50% inzetbaarheid zover uit elkaar zijn komen te liggen. Geen enkele medewerker van TNO, Restart of UWV heeft me wat dit betreft duidelijk uitleg gegeven. Maar dit ontbreken van een duidelijke uitleg is inmiddels logisch voor me. TNO en de UWV hebben door gebruikmaking van loondispensatie tot een bedrag (ogenschijnlijk) ruim boven het minimum loon bij het afsluiten van mijn toenmalige contract de regels verbroken. En zo niet, dan zijn er feitelijk gewoon geen goede beleidsregels waarmee dienstenverbanden zoals die van mezelf in goede banen geleid kunnen worden. En hierbij deden in mijn geval alle betrokken partijen alsof hun neus bloedde.

Verder bleek de schatting van 50% inzetbaarheid in de aanvraag loondispensatie onbetrouwbaar en bovendien ver onder mijn toenmalige werkelijke inzetbaarheid te liggen. Hieronder leg ik uit waarom.

Als vrijwilliger hield ik me bezig met leeswerk, schrijfwerk en het analyseren van data die door collega’s al gemanaged was. Het ultieme doel van dit werk was om mijn artikel op termijn gepubliceerd te krijgen. Toch was aan dit werk geen deadline verbonden waardoor ik goed in staat werd gesteld om werk te verrichten volgens de overeengekomen inzetbaarheid van 50%.

De schatting van 50% inzetbaarheid voor betaald werk bij TNO is echter onzuiver. Dit allereerst doordat mijn vrijwillige analyse- en rapportagewerk naar aanleiding waarvan deze schatting gemaakt is inhoudelijk te sterk afwijkt van de datamanagement-klussen die ik als betaalde arbeidskracht van begin tot eind gedaan heb. Doordat ik me als betaalde arbeidskracht non-stop bezig hield met datamanagementklussen bij projecten waar projectleiders steeds te kampen kregen met strakke deadlines, was werken volgens de overeengekomen 50% inzetbaarheid gewoon onmogelijk.

Uiteindelijk bleek mijn inzetbaarheid als loondienstige datamanager ruimschoots boven deze schatting te liggen. Betrouwbaar arbeidskundig en medisch onderzoek was daarom absoluut geen overbodige luxe geweest. Maar goed, sinds 13-09-04 tot de dag van vandaag ben ik door jullie 80 tot 100% afgekeurd. En de UWV en ook TNO hebben beiden geen verzoek gedaan om in verband met mijn inzetbaarheid bij TNO arbeidskundig en medisch onderzoek over mij te laten uitvoeren. Wel heb ik ervaring met neuropsychologisch onderzoek van het RCA. Maar ik ben niet onder de indruk van de validiteit en implementatie van kennis uit dergelijke studies. En daarom ga ik er gemakshalve vanuit dat betrouwbaar en bruikbaar onderzoek op dit terrein voor mij gewoonweg niet bestaat. En dus heb ik over het ontbreken van nieuw arbeidskundig onderzoek bij de UWV altijd mijn mond gehouden. En dus vind ik het ook niet gek dat de UWV niet eens haar eigen regels opvolgt en dat zelfs onderzoeksbureau TNO in mijn geval ook lak aan deze onderzoeksregels bleek te hebben.

Tussentijds had ikzelf echter minder lak aan keuringsonderzoek. Hiermee heb ik altijd rekening gehouden. En dat is geen pretje. Want na mijn vrijwillige inzet met bloed zweet en vooral veel overuren om mijn inzetbaarheid te bewijzen leek het me niet onverstandig om me voor te bereiden op tegemoetkomende keuringen bij de UWV op basis waarvan ik tijdens arbeidsreïntegratie extra onder druk gezet kan worden voor sollicitaties naar ongeschoold betaald werk. Maar zoals ik al schreef; mijn koek is op. En als ik geen gebruik meer hoef te maken van professionele werkzorgdiensten, is ook aantrekkelijk ongeschoold werk meer dan welkom. Dus kom maar op met die keuringen! Maar goed, zowel TNO als de UWV drongen bij afsluiting van mijn contract niet aan op een arbeidsdeskundig onderzoek. Daarom geef ik jullie hieronder de resultaten uit mijn eigen onderzoek over mijn toenmalige werkelijke inzetbaarheid bij TNO.

Voordat in onderzoek een analyseplan doorgevoerd kan worden wordt data eerst gemanaged, ofwel analyseklaar gemaakt. En de uitkomsten van de hier opvolgende analyses leiden vaak weer tot nieuwe inzichten, nieuwe hypotheses en daarom ook weer tot nieuwe management-klussen. Wanneer je te maken krijgt met onderzoeksdata is het werktempo van data-analytici daarom sterk afhankelijk van hoe snel data-managers zoals ik deze data in dezelfde onderzoeksfase eerst op orde hebben gebracht. Gezien de aard van mijn werk in de datafase van onderzoek was het werktempo van collega’s tijdens mijn dienstverband daarom sterk afhankelijk van mijn eigen werktempo. Als tegenargument bij deze stelling kan nog wel gesuggereerd worden dat ikzelf vergeleken met collega’s bij minder verschillende projecten betrokken werd waardoor ik minder taken hoefde te combineren om goed mijn werk te kunnen doen. Maar dit tegenargument van baas Theo P. snijdt naar mijn idee geen hout. Ikzelf was namelijk niet de enige die op 1 moment niet meer dan 1 project voor handen had. Ook Louk, de toenmalige projectleider van Transfer, het project waarop ik 4 maanden non-stop betaald heb gewerkt, had tijdens onze samenwerking namelijk slechts 1 en hetzelfde project voor handen om directe uren op weg te schrijven. Louk werkte volgens mij toen minimaal 40 uur per week. En bij de voor mij ingeschatte inzetbaarheid van 50% onder een dienstbetrekking van 32 uur per week had ik hem zonder extra vrijwillige inbreng van mijn kant in de datafase onmogelijk kunnen bijbenen. Dit is ook niet gek. Want toen ik met Transfer startte vertelde baas Theo me al dat dit project onder vuur lag. Hij had voor dit project immers niet voor niets vroegtijdig uitstel gevraagd bij opdrachtgever ZonMW. Hierdoor moest er in korte tijd erg veel gebeuren. Dus de kans krijgen om tijdens betaald werk voor TNO 50% inzetbaarheid na te streven? Ik dacht het niet! Dit kon ik Louk toen onmogelijk kwalijk nemen. Hij was mijn projectleider en heeft me perfect geholpen. Maar hij moest voor dit project natuurlijk wel de klus op tijd weten te klaren.

Nu ik me voor de zoveelste keer probeer te verplaatsen naar u als lezer van dit verslag, dan zou ik mezelf waarschijnlijk het volgende hebben afgevraagd: “Maar Bob, hoe heb je het met NAH dan toch voor elkaar gekregen om het tempo van je collega’s bij te benen?” Ik dat geval zou ik als volgt hebben gereageerd: “Nou, met oog op mijn toekomst als NAH-er, met de achterliggende sollicitatie-ellende in mijn achterhoofd, was ik bij TNO bereid om op vrijwillige basis extra te investeren om mijn collega’s niet te zwaar onder mijn trage werktempo te laten lijden. En om dit voor elkaar te krijgen had ik daarom niet voor niets een contract afgesloten voor slechts 32 uur per week. Dit gaf me de tijd om gemakkelijk undercover extra uren te maken. Maar door de grote werkdruk, waar overigens de gehele sector mee te maken kreeg, deed ik dit vaker dan ik bij voorbaat van plan was. Mijn werktijd liep uit tot minimaal 50 uur per week, met soms uitschieters tot 60 uur. Dit was dus iets meer dan een klein tikkeltje boven de 32 uur waarvoor ik getekend had. Toch heb ik in het tijd/loon-systeem van TNO in SAP wekelijks nooit meer dan 32 uren direct weggeschreven. Vanuit lezers’ perspectief zou ik mezelf direct hierna als volgt hebben onderbroken; “Maar Bob, waarom dan niet”? Nou, vanuit schrijvers’ perspectief heb ik geprobeerd met de volgende woorden hierover meer duidelijkheid te bieden:, ik had vrede gesloten met de gedachte dat onbetaald extra klussen belangrijk was om ondanks strakke deadlines toch op niveau goed en goedkoop te kunnen blijven werken. Dit ook met het doel om van het imago van hersenbeschadigde, slechts 50% inzetbare, en dus minderwaardige collega af te komen en ook om te voorkomen dat mijn werktempo bij toekomstige contractbesprekingen bij TNO een issue zou worden. In mijn directe werkzaamheden bleek deze investering me geen windeieren te leggen. Mijn werk verliep prima volgens mijn eigen verwachtingen en kwam ook tegemoet aan de wensen van projectleiders. Loondispensatie was naar mijn idee daarom niets anders dan een leuk extraatje van de overheid aan TNO om de loonkosten sterker te drukken dan gezien mijn vrijwillige extra’s noodzakelijk was.

Van einde contract, naar terug bij af.

In juni 2008 nam ik drie weken vrij om even stoom af te blazen. Tot dan toe had ik vanaf 11-06-07, afgezonderd van kerst en oud & nieuw, non-stop doorgeploeterd aan onderzoeksprojecten om mezelf in de kijker te werken. En projectleiders waren altijd positief te spreken over mijn inzet. Ikzelf was dit bovendien ook over die van hen. Met deze informatie in mijn achterhoofd leek het lospeuteren van een nieuw contract voor onbepaalde tijd in het laatste kwartaal van mijn dienstverband daarom niet al te ver gezocht. En dus wilde ik na mijn zomerstop met mijn baas Theo praten over contractverlenging. Met hulp van het secretariaat lukte het me een gesprek voor ons in te plannen voor dinsdag 24-06-08. Ter voorbereiding stuurde ik Theo op 30-05-08 een mail met onder meer de volgende informatie.

Het lijkt me prettig om tijdens ons gesprek alvast gedachten te wisselen over mijn aanstelling. Mijn contract loopt tot oktober 2008. En vooral doordat ik de afgelopen 5 jaar erg lang heb moeten wachten op een kans zoals de kans die jij me hebt gegeven vind ik het belangrijk om op tijd over mijn toekomst te praten.

En naast mijn contract wilde ik ook graag praten over de inhoud van mijn werk. Ik wilde namelijk meer dan alleen dataknutselen. Daarom had ik tijdens mijn zomerstop ter voorbereiding van deze afspraak voor mezelf de volgende punten uitgeschreven.

1.Inhoud van mijn werk.

Als vrijwilliger heb ik 3 maanden gewerkt aan een artikel. Maar vanaf het moment dat ik betaald aan de slag ben doe ik alleen nog maar dataklussen. Zoals ik eerder al liet weten vind ik deze klussen leuk en ze gaan me volgens mij ook goed af. Alleen vind ik het wel jammer dat ik na afloop van mijn proefplaatsing weinig anders meer gedaan heb. Inmiddels ben ik 8 maanden lang non-stop bezig met tijdelijke dataklussen. Deze klussen zijn best leuk, maar ik wil me wel graag blijven ontwikkelen door ook inhoudelijk meer bij een project betrokken te worden. Zowel bij Transfer als bij Prima had ik verwacht dat ik ook een stukje Methode en Resultaten zou gaan doen. Maar ivm met een strakke planning werd ik hier bij nader inzien toch niet bij betrokken. Elise werd namelijk op Transfer gezet en Matty werd voor de resultaten van Prima ingeschakeld.

2.Druk op de ketel.

Vooral bij de projecten Transfer en PAD moest er in korte tijd erg veel gebeuren. En om mijn collega’s niet in de problemen te brengen heb ik vooral bij deze projecten vaak veel extra uren gemaakt. Ik ben aangenomen voor 32 uur per werkweek. Maar voor deze projecten heb ik vaak genoeg minimaal 40 uur per week gewerkt. En dan druk ik het nog voorzichtig uit. Iets extra’s brengen, daar ben ik niet vies van. Dit zie ik dan ook als vrijwilligerswerk om mijn relatief lage werktempo mee te compenseren. Maar ik moet er wel voor waken dat ik niet naast extra uren op de vrijdag ook de zaterdag of zondag blijf doorploeteren. Contractueel wordt wel rekening gehouden met mijn werktempo, maar vooral bij Transfer en bij PAD was er gezien de deadlines voor mijn gevoel te weinig tijd om de klussen in mijn “eigen”tempo te doen.


Tijdens het gesprek met Theo P. op 24-06-08 kreeg ik eerst van hem te horen dat ik op de korte termijn weer betrokken zou worden bij een nieuwe dataklus. Mijn eerste gedacht was daarom: “jippie het eerste punt van mijn aantekeningen wordt dus al een lastige”. Direct daarna liet hij me weten dat mijn aflopende contract bij TNO, ondanks positieve berichten over mijn werk, door budgettaire tekorten onder druk is komen te staan. Specifiek vertelde hij me dat in de Business Unit TNO Kwaliteit van Leven op grote schaal bezuinigingen zullen plaatsvinden. Dit allereerst door het niet aanvullen van natuurlijk verloop. En ten tweede zullen aflopende contracten niet verlengd gaan worden. En als problemen dan nog onvoldoende verholpen zijn, dan kunnen er tot slot ook gedwongen ontslagen vallen. Tot slot benadrukte dat hij dat hij voor mij snel met P&O in overleg zou gaan. Toenmalige gedachte Bob: “Oh nee, P&O dus, want wie stond er daar ook alweer aan kop, inderdaad ja Constant G.” Gezien het gelazer met hem in maart 2008 voelde ik toen direct nattigheid.

Twee weken na afloop van dit gesprek liet Theo me weten dat hij zijn best voor me heeft gedaan, maar dit helaas zonder succes. Mijn contract kon dus niet worden verlengd. Deze reactie had ik al zien aankomen. Daarom vroeg ik hem direct of hij een werkevaluatierapport voor mijn tegemoetkomende sollicitaties kon schrijven. En verder had ik hem alvast om advies gevraagd over mijn carrière als wetenschappelijk onderzoeker. Toen vertelde hij me dat sociaal onderzoeksland door de jaren heen een versnipperd veld is geworden. Hij benadrukte dat op universiteiten nog steeds veel studenten zich specialiseren als gezondheidswetenschapper of onderzoekspsycholoog. Dit terwijl hun werk straks grotendeels afhankelijk zal zijn van door overheid gefinancierde zorg. En de concurrentiestrijd tussen organisaties die hiervan gebruik willen maken is door de jaren heen steeds groter geworden waardoor met name junioren op dit terrein steeds moeilijker aan de bak komen.

Toenmalige gedachte van Bob; “Theo wat wilde je me nou eigenlijk zeggen? Misschien iets in de trant van het volgende; “ik weet dat je ook met hersenbeschadiging hard hebt gewerkt om als sociaal psychologisch onderzoeker aan de bak te komen, en dat je jezelf hier bij TNO goed hebt ingewerkt, maar zoek toch maar wat anders, want naast TNO KvL zijn ook andere “sociale” onderzoeksorganisaties waarschijnlijk niet bereidt jou het werk te bieden waarvoor je jezelf tussen september 2003 en oktober 2007 als hersenbeschadigde vrijwilliger hard voor in het zweet hebt gewerkt”? Hoe dan ook, Theo gaf wel nog extra “bruibare” feedback. Hij adviseerde me namelijk om opnieuw met mijn jobcoach van USG Restart rond de tafel te gaan zitten om opnieuw aan een bruikbaar carrièreplan te werken. Direct hierna dacht ik het volgende: “Theo, ik had je hoog zitten doordat jij na mijn boksongeluk de eerste bent geweest die me een schijnbaar gezonde en goede kans op een aantrekkelijke betaalde baan had gegeven. Maar je hebt geen idee wat je me adviseert. En nu je het reïntegratieveld kennelijk niet kent, waarom geef je me dan in ***-naam advies hierover? Maar goed, hij gaf wel duidelijk zicht op wat ik van hem kon verwachten. Los van een evaluatierapport voor tegemoetkomende sollicitaties dus barweinig.

De uitleg van Theo over het niet verlengen van mijn contract in verband met budgettaire tekorten sneed naar mijn idee geen hout. Toendertijd was er buiten mijn afgelopen geldgezanik met Constant G voor mezelf namelijk helemaal niets te bedenken waardoor mijn contract onder druk had kunnen komen te staan. Want hoe moeilijk was het nou om mijn contract met een salaris van 900,40 bruto per maand, ongeacht de budgettaire tekorten bij TNO, toch door gebleken inzetbaarheid gewoon te verlengen? Kennelijk te moeilijk. Want ook creatieve oplossingen bleven achterwege. En een alternatief aanbod zoals bijvoorbeeld op trajectbasis thuiswerken om de hoge vaste overheadkosten van een junior zoals ik te beperken? Niks daarvan. Dit gaf me een nogal armoedige indruk van de organisatie TNO. Niet te ver gezocht toch, of wel? Bij het beantwoorden van deze vragen levert een werkgever natuurlijk snel een ingewikkeld, abstract en onbegrijpelijk bedrijfstechnisch verhaal waarmee ik als junior gemakkelijk wordt weggeluld. Ikzelf kom liever met een uitleg die hopelijk niet alleen voor mezelf beter te begrijpen is:

TNO is vaderlands grootste onderzoeksorganisatie met doorgewinterde professionals als bron van maatschappelijke kennis, zo ook m.b.t. de wajongpopulatie. Daarom lijkt het me niet te ver gezocht dat TNO in de zomer van 2007, nadat ik hen al drie keer eerder een sollicitatiebrief had gestuurd, het besluit had genomen om mij als kansarme wajonger/NAH-er vanuit de eigen “zorgsociale” bedrijfsoptiek toch maar een kans te gunnen. En het lijkt me nog minder ver gezocht dat TNO gaandeweg mijn dienstverband goed doorkreeg dat mijn wurgcontract op termijn te veel problemen zou gaan opleveren. Wanneer TNO, voordat het in 2007 met mij in zee ging, effectief kennis zou hebben genomen van de door Brukman en collega’s (2008) bewezen“lappendeken” van regelgevingen en het grillige verloop van de bijverdientrap bij contracten met Wajongers dan had TNO mij überhaupt nooit in dienst genomen. Want een door slechte bedrijfsvoering ongemotiveerde Wajonger met torenhoge belastingschulden, daar zit natuurlijk niemand op te wachten.

Verder werd ik tijdens betaald werk non-stop ingezet voor simpele dataklussen. Dit terwijl ik eerst als vrijwilliger 3 maanden lang naar “tevredenheid” schrijf- en analysewerk had gedaan. Reactie Bob: “Hoe bedoel je tevredenheid?” Een echte kans, om me naar aanleiding van datzelfde vrijwilligerswerk, als betaalde arbeidskracht bij TNO goed in de kijker te werken heb ik nooit gekregen. Dit ongeacht het feit dat we hierover bij het afsluiten van mijn contract wel mondeling overeenstemming hadden bereikt. Dus ja, achteraf gezien nogal wiedes dat de organisatie TNO me aan het einde van de rit in economisch barre tijden zo gemakkelijk heeft weggebonjourd.

Maar goed. Na afloop van dit gesprek overtuigde ik mezelf dat ik mijn aandacht beter niet op het verleden maar het best op mijn toekomst kon richten. Met oog op tegemoetkomende sollicitaties had ik naast mijn baas Theo P daarom ook aan mijn toenmalige collega’s met wie ik intensief had samengewerkt gevraagd om een werkevaluatierapport voor me te schrijven. Naar aanleiding hiervan heb ik de volgende aanbevelingsbrieven ontvangen:

Juli, 2008 Aanbevelingsbrief betreffende Bob van Daalhuizen.

Dr. Theo P, sectorhoofd bij TNO Kwaliteit van Leven, Business Unit Preventie & Zorg, Sector Gezondheidsbevordering.

Voor Bob's boksincident is Bob afgestudeerd aan de vakgroep sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam onder begeleiding van Prof. Ap Dijksterhuis. Na een periode van herstel verzocht Bob Prof. Dijksterhuis om begeleiding bij zijn pogingen zijn onderzoeksvaardigheden te “herontdekken”. Prof. Dijksterhuis stemde daarmee in omdat de student Bob indruk had gemaakt als aspirant onderzoeker en als iemand die goed kon schrijven.

Blijkens de aanbevelingsbrief die ik ontving van Prof. Dijksterhuis knokte Bob zich op bewonderenswaardige wijze terug naar het niveau van voor zijn ongeluk, met dien verstande dat Bob langere tijd nodig bleek te hebben voor afronding van die output.

Toen Bob in contact trad met mij met het verzoek om bij TNO als onderzoeker aangesteld te worden volgde een gesprek waarin hij op mij indruk maakte als een ambitieuze onderzoeker die uiterst gedreven was zijn vaardigheden te herwinnen en verder te bekwamen. We waren beide de overtuiging toegedaan dat dit het best verwezenlijkt zou worden indien hij op dezelfde manier in het werk zou worden ingepast als elk andere beginnende onderzoeker bij TNO.

Tegen die achtergrond werd Bob in eerste instantie een werkervaringsplaats geboden van drie maanden, die daarna is overgegaan in een tijdelijke aanstelling van een jaar tegen de binnen TNO gebruikelijke arbeidsvoorwaarden voor beginnend onderzoekers. Enige uitzondering was dat projectleiders Bob konden inzetten tegen de helft van het uurtarief waarvoor andere beginnend onderzoekers worden ingezet op projecten. Dit werd mede mogelijk gemaakt door de contractuele voordelen (loonwaardedispensatie) die met hulp van de UWV geboden werd. Deze korting op het uurtarief gold als compensatie voor de langere tijd die Bob nodig heeft om de gevraagde output te leveren. Hierdoor was Bob kostentechnisch niet minder aantrekkelijk voor projectleiders dan andere junior onderzoekers en hoefde Bob zichzelf niet de druk op te leggen om in hetzelfde tempo te presteren als de andere junioren op de afdeling.

Bob heeft tijdens de hele periode dat hij op onze afdeling is aangesteld de verwachtingen die hij vooraf wekte volledig waargemaakt. Bob toont een tomeloze inzet en flexibiliteit om te leveren aan de projecten waarbij hij is ingeschakeld. Hij is betrokken geweest bij projecten op het gebied van de preventie van pesten op scholen, onderzoek naar de seksuele hulpverlening in Nederland, evaluatie van een innovatief curriculum gezondheidseducatie voor het voortgezet onderwijs (transferbevorderend leren), en onderzoek naar de implementatie van een programma dat zich richt op de bevordering van sociaal-emotionele competenties van leerlingen in het basis onderwijs. Hij is in die projecten vooral ingezet bij het datamanagement, de data-analyse en verslaglegging daarvan. Steeds tot volle tevredenheid van de projectleiders wat betreft geleverde kwaliteit. Ook wordt Bob gewaardeerd om zijn collegiale houding en vermogen tot samenwerking. Niet in de laatste plaats omdat Bob zich heeft bekwaamd in effectieve methoden om zijn verminderde snelheid van informatieverwerking te compenseren. Voorwaarde is dat de taken die Bob worden toebedeeld vooraf helder worden gecommuniceerd, en Bob niet gelijktijdig wordt belast met veel verschillende taken.

De reden dat wij na een jaar de aanstelling van Bob bij TNO niet kunnen verlengen heeft dan ook geenszins betrekking op zijn inzetbaarheid of anderszins zijn functioneren. Het niet verlengen is uitsluitend een gevolg van een maatregel die integraal binnen de Business Unit is genomen met betrekking tot het aantal medewerkers dat met een tijdelijke aanstelling in dienst is.

Tot slot wil ik nog eens bedrukken dat ik voor Bob goede perspectieven zie wat betreft zijn inzetbaarheid als onderzoeker. Zijn herstel waarover Prof Dijksterhuis in zijn aanbevelingsbrief schreef heeft zich ook in de periode bij TNO voortgezet. Echter, met Dijksterhuis moet ook ik bekennen geen schatting te kunnen maken tot welk niveau herstel van het werktempo zich zal kunnen voortzetten. Uitdaging en participatie in werkprocessen lijken daarbij ondersteunend en zeker bij te dragen aan de kwaliteit van leven van Bob.

Vriendelijke groet, Dr. Theo P.

Hoofd Sector Gezondheidsbevordering, TNO kwaliteit van Leven, Werkbeoordeling Bob van Daalhuizen, 30-7-2008.

Drs. Louk Peters, wetenschappelijk medewerker bij TNO Kwaliteit van Leven, Business Unit Preventie & Zorg, Sector Gezondheidsbevordering.

Bob heeft in 2007-2008 circa 4 maanden gewerkt op het Transferproject, waarover ik de dagelijkse leiding had. Dat project was gericht op de evaluatie van een nieuw lespakket over gezond gedrag in het voortgezet onderwijs. Bob heeft binnen dit project vooral taken met betrekking tot datamanagement en statistische analyse uitgevoerd, op een dataset die bestond uit 3 vragenlijstmetingen van circa 1500 leerlingen. Die taken heeft hij goed en gemotiveerd uitgevoerd, ondanks de hoge werkdruk die het project parten speelde. Zijn onderzoekstechnische en statistische kennis en vaardigheden zijn goed, en als er statistische uitdagingen waren, ging hij op zoek naar oplossingen en vond die doorgaans ook.

Bob heeft diverse strategieën ontwikkeld waarmee hij zijn geheugenproblemen kan compenseren: hij bereidt zich goed voor op overlegsituaties, neemt ze op en luistert ze later terug; hij vraagt bij gesprekspartners of er ook schriftelijke informatie beschikbaar is; hij maakt takenlijstjes; en hij structureert documenten zodanig dat hij overzicht bewaart over wat reeds is gedaan en wat nog moet gebeuren. Hoewel Bob door zijn geheugenproblemen en compensatiestrategieën soms wat meer (doorloop)tijd nodig heeft dan anderen, heeft hij goed werk geleverd op meerdere TNO-projecten die met tijdsdruk kampten, waaronder mijn eigen project. Tot slot wil ik melden dat Bob een prettige collega is.

Louk Peters


Werkbeoordeling Bob van Daalhuizen, 24-7-2008. Drs. Anne van Dorst, junior onderzoeker TNO Kwaliteit van Leven, sector gezondheidsbevordering.

Bob heeft 3 maanden als vrijwilliger bij TNO gewerkt, waarna dit is omgezet in een tijdelijk dienstverband van een jaar. Onderstaand verslag gaat over deze gehele periode.

Bob is bij TNO begonnen op het PRIMA-project (PRoef-IMplemenatie Antipest beleid). In het kader van dit project heeft hij onderzoek gedaan naar de psychosociale eigenschappen en sociale status van daders en slachtoffers van pesten. Dit heeft geresulteerd in een Nederlandstalig artikel over de verschillen in psychosociale eigenschappen en sociale status van subgroepen slachtoffers en daders. Daarna heeft Bob voor diverse projecten statistische analyses uitgevoerd.

Bob is een zeer gemotiveerde en prettige collega. Hij werkt heel precies en nauwgezet, ondanks dat sommige werkzaamheden onder tijdsdruk uitgevoerd moesten worden. Daarnaast heeft Bob bij TNO binnen korte tijd een manier van werken gevonden die zijn geheugenproblemen compenseert. Hij bereidt gesprekken goed voor, zet te bespreken punten op papier en neemt de gesprekken op zodat hij de gemaakte afspraken terug kan luisteren.

Anne van Dorst


Na ontvangst van bovenstaande evaluatierapporten kreeg ik het advies van Business Unit Manager Michael H. om mijn situatie bij verschillende P&O afdelingen van TNO actueel te maken. Daarom schreef ik het hoofd van personeelszaken Constant G. en zijn assistente Myra Veltkamp de volgende mail:

Beste Constant & Myra. Ik mail naar aanleiding van een gesprek dat ik heb gehad met Michael H. over mijn outplacement. Ik begreep uit zijn verhaal dat het zinvol is als mijn cv en een sollicitatiebrief actueel wordt gemaakt voor P&O afdelingen, waaronder verschillende afdelingen van TNO of bijvoorbeeld ook die van het LUMC. Weten jullie op welke manier dit nuttig kan zijn? En zo ja, heeft het dan zin als ik jullie een profielschets van mezelf stuur met cv, brief en een aantal evaluatierapporten van mijn werk? Vriendelijke groet, Bob van Daalhuizen.


Na dit bericht had ik aan P&O van TNO mijn toenmalige sollicitatiedocumenten verzonden. Maar hier vandaan is nog steeds niets voortgekomen. Dit terwijl er sindsdien bij TNO wel voldoende vacatures aan het licht werden gebracht die op zijn minst deels goed aansloten bij mijn kwaliteiten en ambities. Ikzelf was en ben sociaal psycholoog (WO) met werkervaring op het terrein van gedragswetenschappelijk onderzoek met ervaringsdeskundigheid op de gebieden van revalidatie, arbeidsreïntegratie, woonzorg en psychiatrie. Een voorbeeld van een toenmalig aantrekkelijke vacature van TNO waarbij personeelshoofd Constant G als referentie stond beschreven (met plaatsingsdatum 18 september 2008; dus twee weken voordat mijn contract zou eindigen) is hieronder te vinden:

Junior onderzoeker Veiligheid in de Zorg.

Toegepaste technologie|Leiden| Academisch.

Onze Fascinatie.

TNO is een leidend, onafhankelijk kennisbedrijf dat vanuit haar expertise en onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de concurrentiekracht van bedrijven, organisaties, aan de economie en aan de kwaliteit van de samenleving als geheel. Door haar veelzijdigheid en capaciteit tot integratie van deze kennis neemt TNO een unieke positie in. Bij TNO werken ruim 4300 professionals.

Jouw Werkgebied

In de zorg is sprake van veel onnodige schade. Schade die met name te maken heeft met de wijze waarop de zorg wordt verleend en is georganiseerd. Incidenten vinden plaats zowel in ziekenhuizen als bij zorg thuis. Centraal in deze functie staat daarom onderzoek naar de vraag hoe risico's voor de patiënt kunnen worden beperkt.

Jouw Taken

Bijdragen aan onderzoek naar:
- wat de risico's in de zorg zijn en hoe we de patiëntveiligheid effectief kunnen vergroten;
- welk effect maatregelen (mbt werkprocessen, educatie, fysieke omgeving en nieuwe technologieën) hebben op de veiligheid;
- schrijven van (deel)publicaties over de uitgevoerde onderzoeken en de onderzoeksresultaten en daarmee bijdragen aan de rapportages;
- bijdragen aan het onderhoud van netwerken binnen relevante doelgroepen;
- advies geven aan zorginstellingen en bedrijven vanuit opgebouwde kennis en ervaring, met aandacht voor de rol van technologie in de zorg.

Jouw Kwaliteiten

- opleiding in veiligheidskunde, psychologie, geneeskunde, gezondheidswetenschappen of biomedische technologie;
- ervaring met wetenschappelijk onderzoek;
- ondernemend, doelgericht, netwerker;
- inlevingsvermogen, teamplayer, doorzetter.

Jouw Balans

- multidisciplinaire werkomgeving;
- breed pakket aan opleidingsmogelijkheden voor verdere persoonlijke ontplooiing;
- mogelijkheid tot uitbouw van in- en externe netwerken en opbouw van een klantenbestand;
- bijdragen aan onderzoeken en advisering die impact hebben op de samenleving.
Inlichtingen bij : mevrouw M.S.M. Smit MScN,
Contactpersoon P&O : de heer Constant G.
Datum plaatsing vacature : 18-september-2008


Nadat op 24-06-08 aan het licht werd gebracht dat mijn contract, ongeacht gebleken inzetbaarheid toch door budgettaire tekorten niet verlengd kon worden had TNO op termijn dus weldegelijk werk beschikbaar waarvoor ik om zijn minst gedeeltelijk inzetbaar was. Maar ja, P&O van TNO hield zich koest. Verdacht of niet? Maar goed, misschien zag ik het verkeerd. Daarom hield ik lange tijd mijn mond. Ik koos ervoor mijn woede en frustratie zo lang mogelijk aan de kant te schuiven. Dit met als voornaamste doel mijn werk goed te kunnen doen. Dáárvoor had ik immers getekend. Dit met in mijn achterhoofd de stille hoop dat er vanuit de organisatie misschien collega’s zouden opstaan die me verder konden helpen.


Kennismaking Gouden TNO’ers

Onder gouden TNO-ers versta ik oud collega’s die me op geheel eigen wijze actief ondersteund hebben bij het vinden van een gezonde nieuwe werkplek. Dit sinds de eerste dag toen ik ze persoonlijk sprak over het niet verlengen van mijn contract totaan de dag van vandaag. Voordat ik ervaringen met deze collega’s onderbouw wil ik eerst ingaan op onderstaande feedback van één van hen welke ik ontving direct nadat ik ze op 04-10-09 de eerste versie van dit klachtendossier verstuurde:

Ik zou de heel persoonlijke stukken, zoals de steun door Ronald en mij, eruit laten, want ik hoop dat elk mens andere mensen tegenkomt die dat vanuit hun hart doen. Dus dat voegt aan het stuk weinig toe, al voel jij dat wellicht ánders.

Reactie Bob: De gouden TNO’ers die ik in mijn dossier beschrijf hebben me gedurende hun reïntergratiesteun altijd zoveel mogelijk vrij gelaten om te reïntergreren op een manier tegemoetkomend aan mijn eigen overtuigingen. Hierbij stuurden ze me bij met goede concrete adviezen zoals bijvoorbeeld het advies hierboven. Maar dit altijd met optimale ruimte voor mijn eigen beslissingen. En de persoon die ik ben en die ik ook graag blijf doet me besluiten van bovenbeschreven advies af te wijken. Ik ben namelijk té sterk overtuigd dat samen met mij ook menig ander, van junior tot senior, van status torenhoog tot status kansarm laag, van hersenschadevrij tot hersenschaderijk, genoeg kan leren van hoe zij hun hart hebben laten spreken. Bovendien is dit mijn éïgen blog en mijn éïgen dossier. Hieronder volgt daarom mijn éïgen geplande stuk over gouden TNO’ers.

Met mijn gedachten op mijn toekomst gericht wandelde ik in de maand juli van 2008 vaak rond mijn toenmalige werkplek in het Gortergebouw van TNO op de Wassenaarseweg in Leiden. Eén dezer dagen werd ik na een van mijn toen vaak genuttigde pafkes aangesproken door senior wetenschapper/kinderarts Ferko Öry. Tot dat moment kende ik Ferko alleen van zijn nadrukkelijke aanwezigheid tijdens vergaderingen en van zijn bezielde flierefluiterij door de TNO-wandelgangen. Maar vanaf dat moment ontpopte Ferko zich naar mij toe tot gouden mens die me nog steeds enorm inspireert. Ik vertelde Ferko eerst kort over mijn achtergrond en over mijn toenmalige situatie bij TNO. Ik liet hem weten dat ik na mijn laatste gesprek met onze baas Theo P. niet de indruk kreeg dat TNO me actief gaat helpen bij het vinden van een nieuwe werkplek. En ook vertelde ik hem dat ik een zwaar reïntegratiepad achter me heb liggen en dat ik slecht te spreken ben over de effectiviteit van reeds ontvangen professionele arbeidzorgdiensten. Vanaf dat moment totaan nu liet Ferko hier geen gras over groeien. Allereerst vertelde hij me dat hij erop wilde toezien dat er vanuit TNO een goede outplacement voor me georganiseerd zou gaan worden.

Kort na dit gesprek zat ik op 17-07-08 opnieuw rond de tafel. Dit keer niet alleen met Ferko, maar ook met de nieuwe baas van de sector Zorginnovatie, Ronald Mooij. Ze lieten me toen weten dat Business Unit Manager Michael H. accoord is gegaan met het voorstel om mij te helpen en te begeleiden bij het zoeken van een nieuwe werkplek. Kort na dit gesprek hebben beide mannen eerst op verschillende manieren hun best gedaan om me in dienst van TNO te houden. Om de kosten te drukken probeerden ze dit te doen onder de vleugel van andere sociale zorgorganisaties. Als voorbeeld beschrijf ik hieronder een van de vele kunstgrepen van het team Öry-Mooij tijdens mijn outplacement periode.

Ha Ronald, Graag je commentaar. Zo’n brief kan ik ook naar Robert Vermeiren, hoogleraar directeur Curium sturen.

Dag Harry, een bericht en een verzoek op persoonlijke titel. Een van mijn jongere collegae, Bob van Daalhuizen, heeft na zijn studie psychologie tijdens een bokstraining, zijn hobby, een zodanige klap gehad dat hij een tijd in coma heeft gelegen. Hij heeft aan dat ongeluk een stoornis overgehouden in zijn korte geheugen zodat hij nieuwe informatie langzamer tot zich kan nemen. Hij heeft ruim een jaar met succes bij TNO gewerkt maar wegens een budgettair tekort kan zijn contract niet worden verlengd. Ons nieuw sectorhoofd zorginnovatie, Ronald Mooij die jij wellicht ook kent en ik trekken het lot van Bob ons aan en willen bijdragen dat hij weer terecht komt in de maatschappij. -Hierna gaf Ferko uitleg over mijn privéachtergrond-. Daarnaast zou hij onderzoek willen doen vanuit de praktijkervaring naar een optimale behandelketen voor jongeren met psychosociale problemen oa schizofrenie. Dat onderzoek is één van de speerpunten van TNO in de programmalijn keteninnovatie. Het onderzoeksdeel kan TNO betalen, een deel betaalt de UWV en een heel klein deel kunnen wellicht jullie betalen. Ik denk dat een zorgtaak voor Bob voor jongeren met psychische problemen zijn herstel zal bespoedigen en het deel met onderzoek zal daarna ook kunnen bijdragen. Ik denk dat zijn inzet in de Bascule een win-win situatie zal opleveren: jullie krijgen een gemotiveerde en zeer sympathieke werkkracht die verstand heeft van onderzoek en hij kan de draad van zijn herstel voortzetten i.p.v. “afgedankt” als Wajonger in een hoekje zitten. Ik stuur je hierbij het door Bob geschreven profiel, zijn CV en aanbevelingsbrieven van TNO, waarvan een door Theo P., jou bekend. Ons hoofd personeelszaken Constant G. steunt Ronald en mij hierbij en jij of jullie personeelsman kunnen ook met Constant rechtstreeks overleggen. Wij zullen vanuit TNO hem in het onderzoeksdeel blijven steunen en hopen op een mooie samenwerkingsrelatie met jullie met Bob als scharnierpunt.

Ik zie uit naar je reactie, met veel hartelijke groeten, ferko öry.

Van: Mooij, R. (Ronald)
Verzonden: donderdag 7 augustus 2008 9:13
Aan: Öry, F.G. (Ferko)
Onderwerp: RE:

Ferko,ik heb nog iets aangevuld. om aan te geven dat Bob psycholoog is dat Bob ideeen heeft over een meer effectieve behandeling van jongeren met schizofrenie (niet alleen maar helpen als ze in een psychose zitten maar langer begeleiden om te voorkomen dat ze in een psychose raken dus niet alleen richten op behandelen maar meer naar therapietrouw en maatschappelijke begeleiding (continu!!!!!) En dat vind ik weer interessant voor onderzoek en verzekeraars ook zeker gezien de overheveling van de GGZ voor kortdurende behandeling naar de zorgverzekeraars. Als het lukt moeten we wel aansluiten op het project van Arjan, hij kan ook helepn de onderzoeksvraag goed te formuleren, op basis waarvan we een overeenkomst met de bascule kunnen maken. daarnaast hecht ik aan het belang van een soort coach, hoeft nu niet in de brief maar moet wel geregeld zijn. als laatste denk ik dat het goed is dat jij of ik deze mail met Bob nog even doorspreken voordat we het verzenden. ronald


Gek genoeg heeft geen enkele kustgreep van het team Öry-Mooij waarbij de UWV en het personeelshoofd Constant G van TNO als salaris-steunpilaren beschreven staan bijgedragen aan een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek. Uit overige acties van Öry-Mooij zijn voor mezelf wel 4 prettige oriënterende gesprekken voortgekomen. Dit allereerst op kantoor bij TNO met Arjen Theil (kinderpsychiater van Curium) en met Astrid Kruijff (adviseur bij STG/Health Management Forum) en buiten TNO om ook nog met de directeur van Pi-research, Wim Slot, en met de directeur van Lifeguard, Mikkel Hofstee. Maar helaas kreeg ik steeds weer te horen dat ze me (nog) geen betaalde baan konden aanbieden.

Na afloop van mijn outplacement bij TNO is het team Öry-Mooij me tot de dag van vandaag vrijwillig blijven doorsteunen. En hieruit is nog steeds geen enkele mogelijkheid voor betaald werk voortgekomen. Zeg UWV en reïntegratieprofessionals, hoe zou dat nou toch komen? Juist het hebben van een goed netwerk was bij reïntegreren toch zo belangrijk? Ja toch? Nou niet dus! Want ga voor de grap maar even de naam Ferko Öry googelen. Dan raak je niet uitgebrowst. En in 2006 had ik al een goed evalatierapport van professor Ap Dijksterhuis dat ik onder supervisie van reïntergratieprofessionals als referentie gebruikte. En Ap was op 30-11-07 opgenomen in de lijst van de 100 meest invloedrijke Nederlanders van HP/ De Tijd. Dus UWV en mede zelfingenomen humanistische werkzorgers, hoe bedoel je een groot en bruikbaar netwerk als effectief sollicitatiewapen voor hoog opgeleide ambitieuze Wajongers? Lulkoek! En wie betaalt er uiteindelijk voor jullie diensten? Inderdaad ja, de belastingbetaler. Ikzelf dus met een belastingschuld van €1413,- dat ik moet betalen met de voor mezelf hatelijk vertouwde inkomsten van 70% van het minimum jeugdloon. Bravo! Ik schrijf het jullie nog een keer. Zoals Barry Stevens ooit zei: “Foraal doorgan!” Maar goed, dat deden jullie ook. Zie hieronder.

Op aanraden van Ronald Mooij had ik op 31-07-08 een afspraak met UWV arbeidsbeoordelaar Andre L. Voordat ik het kantoor van Andre binnenliep werd ik eerst goed ondervraagd door een tweetal medewerkers van de beveiliging. Met dergelijke procedures bij de UWV kreeg ik al eerder te maken. En de noodzaak hiervan werd door de jaren heen steeds begrijpelijker voor me.

In navolging van Ronald’s advies had ik Andre op 29-07-08 ter voorbereiding een mail gestuurd waarin ik schreef dat ik graag praat over de mogelijkheid om vanuit de UWV extra financiële voordelen aan TNO te bieden met het doel contractverlenging alsnog mogelijk te maken. Tijdens het gesprek met Andre liet hij direct weten dat praten over extra subsidies geen zin heeft. Hij benadrukte dat TNO in mijn geval al optimaal van subsidies gebruik had gemaakt. Als onderbouwing gaf hij te kennen dat loondispensatie in het leven is geroepen om te voorkomen dat werknemers een lager salaris ontvangen dan het minimum inkomen. En mijn diensverband bij TNO met loondispensatie van de UWV was uniek doordat ik meer kreeg dan dit minimum. Daarom was de gedachte om meer van de UWV te ontvangen volgens hem niet reëel. Gedachte van Bob na afloop van het gesprek: “Andre, op jullie eigen website staat beschreven dat loondispensatie wordt doorgevoerd wanneer een werkgever minder dan het wettelijk minimum loon wil gaan betalen. En mijn baas Theo vertelde me dat hij erop wilde toezien dat ik evenveel zou gaan verdienen als collega junioren. Dus waarom zijn jullie bij het afsluiten van mijn contract bij TNO voor de functie van wetenschappelijk medewerker überhaupt met de toenmalige dispensatieaanvraag akkoord gegaan?” Hoe dan ook, Andre gaf me te kennen dat ik per 1 oktober weer een volledige wajonguitkering zou ontvangen. Maar ik moest hierbij wel rekening houden met een nieuwe keuring. En door mijn bijgeleverde werkbeoordelingsrapporten van TNO vertelde hij me dat ik waarschijnlijk niet opnieuw 80 tot 100 % zal worden afgekeurd. Voor mij zouden daarom misschien andere regelingen kunnen gaan gelden. Gedachte van Bob na afloop van het gesprek: “Andre, welke regelingen bedoelde je toen eigenlijk? Misschien het ritselen van politieke wajongbillenknijpers om mij ongeschoold betaald werk te laten doen als ik met mijn academische bagage opnieuw lang zonder loonstrook aan de kant kom te staan?” Tot slot vertelde Andre me dat hij de komende 4 weken op vakantie zou gaan. Ik heb hem toen gevraagd of ik in die periode contact kan opnemen met een directe collega van hem. Hij vertelde me dat dit niet gebruikelijk is en dat ik dan het best het algemene nummer kan bellen. Toenmalige gedachte van Bob: “jullie algemene nummer ken ik al ivm de afgelopen IRO-aanvraag. En problemen hier vandaan, zoals ik in het verleden ook bij Restart ondervond, is voor mij een gevalletje van liever voorkomen dan genezen. Dus laat maar zitten. Stort mijn uitkering maar en houd je verder liever koest. Ik zoek het zelf wel uit.“


In de laatste maanden van mijn TNO-dienstverband kwamen Ferko & Ronald steeds vaker bij me langs om te praten over mijn sollicitaties en reïntegratieacties. In augustus 2008 liet ik Ronald toen een aantal salarisstrookjes zien waarop te lezen is dat TNO mij maandelijks slechts EUR 900,40 bruto loon betaalde. Ik vroeg hem toen waarom mijn contract ondanks de “budgettaire tekorten” bij TNO toch niet moeiteloos verlengd kon worden. Ronald reageerde verbaasd toen hij mijn stroken zag. Hij vertelde me: “Shit Bob, dit meen je niet!” “Steunen is leuk en aardig, maar dit zijn zaken, hier moet ik achterheen”. Verder vertelde Ronald me fair en square dat hij en andere senioren een tijd terug een stem over mij moesten uitbrengen over het wel vs. niet verlengen van mijn contract. Toen hadden Ronald en ik elkaar nog nooit gesproken. Ronald liet me weten dat hij onder meer in verband met de hoge overheadkosten voor junioren tegen me had gestemd. Direct hierna vertelde hij me het volgende: “Bob, als ik toen zou weten wat ik nu weet, dan had ik er op tijd een stokje voor kunnen steken. Shit waarom kom ik hier nu pas achter? Maar goed, liever nu dan nooit. Ik kijk nog wat ik kan doen voor je, want aan geld mag het in jouw geval eigenlijk niet liggen.” Mijn eigen gedachten hierover waren tweedelig. Allereerst dacht ik: “Shit Ronald, hoe kan je nou in ***naam een stem uitbrengen over een collega die je alleen kent van horen zeggen?”. En wie heeft überhaupt gepleit voor het uitbrengen van een stem over een medewerker die buiten Theo P., Constant G. en Michael H. voor overige zorgbazen niemand anders is dan een onbekende onbelangrijke junior?” Maar aan de andere kant dacht ik: ”Vergis je niet Bob. Ronald is de nieuwe baas van een volledige sector. Hij kende je inderdaad niet. Maar volgens mij kende hij zijn eigen collega-senioren toen ook vast amper”. Dus kon ik me voorstellen dat het in mijn belang stuiptrekken tijdens het uitbrengen van een stem niet voor de hand lag voor hem. En daarom is het volgens mij nogal wiedes dat hij me zo gemakkelijk liet wegbonjouren. Maar Ronald herzag zichzelf snel. Want vanaf de eerste dag toen we contact legde bleef hij me net als Ferko tot de dag van vandaag zonder mitsen en maren op zijn eigen manier goed steunen en adviseren.

In het gesprek met Ronald over mijn salaris bij TNO in augustus van 2008 benadrukte hij dat de relatief hoge vaste overheadkosten voor junioren bij TNO een oorzaak is geweest van het feit dat junioren met aflopende contracten bij TNO onder druk zijn komen te staat. En om dit te bestrijden vertelde hij me dat hij zou proberen om met hulp van P&O mijn vaste kosten te drukken door me onder de vleugel van een andere zorgorganisatie toch deels voor TNO inzetbaar te houden. Met in mijn achterhoofd de toen al voor mij doorgevoerde reïntegratieacties van Ferko op 12-08-08 per mail naar Harry van Leeuwen, voorzitter raad van bestuur van De Bascule en op 22-08-08 per mail ook naar Robert Vermeiren, directeur patiëntenzorg Curium, dacht ik enerzijds: “mooi, eindelijk vind ik senior collega’s met goede contacten die open kaart spelen, en niet slechts abstract bakkeleien over zorg-business, maar ook concreet actie ondernemen om een losgeslagen wajonger zoals ik aan het werk te houden". Toch had ik over de brieven die door Ferko naar deze organisaties werden gestuurd wel negatieve gedachten over de hierin beschreven verwijzingen naar Constant G als onderhandelaar van TNO. En zelfs tot de dag van vandaag zijn uitnodigingen op basis van deze brieven nog steeds ver te zoeken. Maar mijn ideeën over P&O van TNO waren tot de tweede week van september nog niet sterk genoeg om mijn gedachten hierover aan het licht te brengen. En wie weet werd er toch nog iets geregeld. Daarom hield ik me nog altijd koest.

Evaluatie Bob, TNO, 15-9-08

Nadat ik in september 2008 met Ronald had gesproken over mijn verdiensten bij TNO vertelde hij me dat ik best mag laten blijken wat ik vind van de manier waarop mijn dienstverband wordt afgehandeld. Verder liet hij me weten dat er veel gepubliceerd is over hulpverlening aan Wajongers en dat er op datzelfde zorgterrein veel dingen fout gaan. Het deed me goed dit te horen. Want mijn eigen ideeën hierover had ik ook toen al veel te lang voor mezelf gehouden. Daarom vroeg ik Ronald tijdens ditzelfde gesprek het volgende: “Ronald, er zijn inderdaad een aantal dingen waarover ik slecht te spreken ben. Maar op wie moet ik mijn pijlen dan richten?” Wat Ronald me toen vertelde was voor mij de druppel die de emmer deed overlopen: “Bob, pijlen raad ik je af. We moeten iedereen in hun waarde laten. Aan je baas Theo heeft het in ieder geval niet gelegen. Hij heeft zijn best voor je gedaan. Maar misschien zou je wel een keer met personeelshoofd Constant G. kunnen praten. Want TNO-breed speelt hij een belangrijke rol bij reorganisaties, ook nu. En verder heeft hij verantwoordelijkheid over de werving en selectie van personeelsleden. Dus wie weet kan hij iets voor ons doen” Toen ik dit hoorde dacht ik: “Shit, dat kan je niet menen man!”. Want in verhalen over het niet verlengen van mijn contract was het nu al de derde keer dat ik zijn naam hoorde. Op 24-06-08 vertelde mijn directe baas Theo P namelijk al dat hij eerst met P&O in overleg moest gaan om te bekijken of contractverlenging mogelijk is. En in de tweede week van juli kreeg ik van Business Unit Manager Michael Holewijn het advies om mijn situatie bij P&O aan het licht te brengen. En nu vertelde Ronald me dus dat ik er verstandig aan doe om nog eens met P&O-hoofd Constant G. te praten. Maar wat had de beste man tot dan toe voor me gedaan? Misschien zie ik het verkeerd, maar naar mijn idee barweinig. Want nadat mijn baas Theo me op 01-07-08 vertelde dat mijn contract niet verlengd zou gaan worden kwam ik Constant kort hierna tegen in de wandelgangen. En toen liet hij me weten hij het spijtig vond dat ik moest vertrekken, maar dat hij erop vertrouwt dat ik met mijn “fightingspirit” en TNO-werkervaring snel iets nieuws vind. Kort hierna stuurde ik hem op aanraden van manager Michael H. mijn sollicitatieprofiel. Maar dit leidde tot geen enkele reactie waar ik iets aan had. Dit terwijl er op de website van TNO op 18-09-08 wel een vacature verscheen voor junior onderzoeker Veiligheid in de Zorg, waarin Constant G als P&O referentie beschreven stond.

Doordat Constant letterlijk “fightingspirit” in zijn mond had genomen werd ik benieuwd naar wat hij hiermee bedoelde. Daarom ging ik direct op zoek naar een profielschets van de beste man:

http:// http://http://www.linkedin.com/in/geversdeynoot

Constant G. Current: Senior HR Consultant at TNO Quality of Life, Senior Advisor Human Resources at NIAZ – Nederlands Instituut voor Accreditatie in de Zorg, Summary: Professional HR Consultant in the field of recruitment, training, personal and carrier development, change management and reorganization. Specialties: Motivator, focussed on unity and team building; strong in negotiation, counselling, personal coaching and mediation. Constant Gevers Deynoot’s Websites: TNO Quality of Life , Wassenaar Vocaliter, Johanniter Hulpverlening


Verder was per 16-7-08 op intranet van TNO de volgende profielschets te vinden:

Constant G. Sr. P&O adviseur: - Businessunit Preventie & Zorg - Businessunit Innovative Policy Group - Stafdienst Communicatie- Stafdienst Financiën & Administratie.

Toen ik dit las was de koek die ik kreeg van TNO Kwaliteit van Leven meteen hap, slik, oppelepop. Direct hierna viel mijn oog op de lovende werkevaluatierapporten die ik in juli van 2008 van mijn collega’s had gekregen. Toen dacht ik: “bedankt jongens, allemaal leuk en aardig, maar nu is het tijd voor mijn eigen aanbevelingsbrief”. Op 15-09-08 verstuurde ik mijn collega’s het volgende:

Geachte/ beste collega’s, Esther, Astrid & August,

Om verschillende redenen beschrijf ik jullie graag mijn ervaringen en ideeën rondom mijn dienstverband bij TNO. Later in dit stuk stel ik jullie ook een aantal vragen. Hiermee hoop ik nieuwe ideeën in te winnen om te voorkomen dat ikzelf en ook andere Wajongers dezelfde cours gaan volgen die ikzelf na 5 jaar jobhunting inmiddels van plan ben te wijzigen. Voor TNO is het misschien ook zinnig om mijn uitleg te gebruiken voor dienstbetrekkingen met andere wajongers. En voor mijn persoonlijke situatie wil ik ook graag juridisch advies inwinnen. August, vandaar dat ik mijn ideeën ook graag aan jou voorleg.

Zoals de meeste van jullie weten is het me niet gelukt om na mijn boksongeluk vanaf september 2003 tot aan oktober 2007 een geschikte betaalde baan te vinden binnen mijn mogelijkheden en in aansluiting op mijn studie en ambitie. In deze periode koos ik allereerst voor werk als vrijwilliger om mijn grenzen te verkennen. De UWV kon zich hierin vinden. Daarom kon ik mezelf vier jaar lang staande houden met een Wajong uitkering, te weten met maandelijks 70% van het minimum loon. Op basis van mijn eerste klus als vrijwilliger in deze periode ontving ik op de UVA in januari 2006 een goed evaluatierapport van mijn oude stagebegeleider Professor Ap Dijksterhuis. Naar aanleiding van dit rapport heb ik na overleg met mijn toenmalige arbeidsrevalidatietherapeute Erna P.(RCA) contact gezocht met reïntegratiebureau USG Restart. Restart heeft in februari 2006 een trajectplan voor mijn reïntergratie opgesteld. Dit plan werd snel goedgekeurd door de UWV. Daarom kreeg Restart vrij snel een reïntergratiebudget voor het bieden van steun tijdens mijn zoektocht naar betaald werk. Hiervan heb ik toen dankbaar gebruik gemaakt.

Ondanks mijn motivatie en de beste bedoelingen van Restart, is het me pas eind 2007 gelukt om een betaalde arbeidsplaats te verkrijgen. Zoals gebruikelijk voor mensen met een IRO heb ik toen bij TNO eerst 3 maanden als vrijwilliger gewerkt. En na bloed, zweet & veel overuren als vrijwilliger is het me gelukt om TNO te overtuigen dat ze ook contractueel met me in zee konden gaan. Met mijn ongeluk van september 2003 als startpunt heb ik dus 4 jaar later voor het eerst een betaalde aanstelling gekregen. Dit betrof een tijdelijk contract voor de lengte van 1 jaar. Naar aanleiding van dit dienstverband heb ik ook duidelijk aangegeven dat 1 jaar erg snel omvliegt en dat ik dat jaar daarom wilde gebruiken als opstap naar een contract voor onbepaalde tijd. Ter ondersteuning verwijs ik naar bijlage 1 (ROC, 2007).

Met mijn baas Theo P. heb ik toen afgesproken dat ik het jaar allereerst zou gebruiken om de klus die ik als vrijwilliger was gestart voort te zetten. Het doel was om mijn artikel op basis waarvan ik was aangenomen te verbeteren, en waar nodig om de bijbehorende data opnieuw te analyseren met het ultieme doel mijn stuk gepubliceerd te krijgen. En daarnaast zou ik ook voor andere onderzoeksprojecten worden ingezet voor klussen rondom datamanagement. Vanaf het moment waarop ik betaald in dienst trad heb ik echter alleen de eerste twee weken gewerkt aan het wetenschappelijke artikel waaraan ik als vrijwilliger drie maanden had geklust en op basis waarvan ik betaald in dienst was getreden. Tijdens mijn werk als betaalde kracht werd ik vanaf november 2007 tot aan nu namelijk uitsluitend ingezet voor dataklussen. Ook deze klussen gingen me goed af. Ter ondersteuning verwijs ik naar bijlage 2 (evaluatie Bob totaal). Daarom trek ik de conclusie dat ik me bij TNO als betaalde arbeidskracht op minder terreinen heb kunnen ontwikkelen dan we bij voorbaat hadden afgesproken. Dit heb ik ook tijdig aangegeven tijdens verschillende beoordelingsgesprekken. Maar een heikel punt heb ik er nooit van gemaakt. Toen dacht ik dat mijn kans later wel zou komen. Ik wachtte daarom gretig af en concentreerde ik me in eerste instantie op de dataklussen waarin ik steeds beter mijn weg vond en waarmee ik TNO op de korte termijn ook het best mee van dienst kon zijn. Maar de kans op meer inhoudelijke klussen bleef op zich wachten. En nu moet ik vertrekken. Dus wachten heeft inmiddels geen zin meer.

Terugblikkend op het reïntergratiepad dat achter me ligt breng ik los van hierboven beschreven werkbesteding bij TNO ook graag een aantal organisatorische barrières aan het licht die mij niet gespaard zijn gebleven. Hierover ontvang ik graag ook juridisch advies. Tijdens mijn aanstelling kreeg ik rondom geldzaken en personeelskwesties steeds te maken met drie aparte instanties, te weten met TNO (afdeling personeel & organisatie), UWV (als uitkeringsinstantie) en USG Restart (arbeidsreïntergratie & jobcoaching). Allen opereren onafhankelijk van elkaar maar ze droegen wel een gemeenschappelijk doel, namelijk steun aangaande mijn dienstverband. Bij de voor mezelf belangrijke personeelskwesties (bijv besprekingen van de kansen op een contract voor onbepaalde tijd, en communicatie mbt reiskostenvergoeding) voelde ik me tussen deze partijen steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Voor iedere starter op de arbeidsmarkt komt er een hoop nieuwe administratie kijken. Dus voor mij natuurlijk ook. Maar voor wajongers zoals ikzelf zijn de regels een stuk complexer en bovendien ook erg ondoorzichtig (mbt loonwaardedispensatie, de invloed van verdiensten op uitkering, huur/ en zorgtoeslag, gemeentelijke vrijstellingen en belastingaangiften). Om mogelijke problemen hier vandaan goed te kunnen bestrijden had ik verwacht dat mijn mobiliteitscoach van Restart me zou ondersteunen. Dit leek me reëel. Tijdens mijn dienstverband ontving Restart namelijk een apart budget vanuit de UWV bedoeld om ook tijdens mijn dienstverband reïntegratiesteun te bieden. Daarom had ik verwacht dat Restart ook een scharnierfunctie zou krijgen om het contact tussen TNO en de UWV in goede banen te leiden. Dit is niet gebeurd. Op landelijk niveau blijken veel jobcoaches door zaken als deze met de handen in het haar zitten (zie bijlage 3; eindrapport werk moet lonen: onderzoek onder Wajongers over de financiële baten van werk, Brukman et al 2008). En ook TNO heeft zichzelf ten aanzien van de UWV nadrukkelijk op de achtergrond gehouden. Daarom ben ik van mening dat zowel Restart als TNO onvoldoende bewust zijn geweest van de zaken die spelen bij beloning in relatie tot de Wajong-uitkering. Wat mij betreft hebben beiden partijen rondom de afhandelingen met de UWV er samen een potje van gemaakt. Hieronder beschrijf ik kort een paar voorbeelden om dit verhaal te onderbouwen.

Oktober 2007 ging ik betaald in dienst. Direct hierna vertelde senior mobiliteitscoach Esther me dat ik het best een spaarpotje kon maken doordat de UWV vaak laat de administratie op orde heeft. Dit bleek inderdaad het geval. Op 15 januari 2008 kreeg ik namelijk pas bericht van de UWV waaruit blijkt dat ze mijn uitkering niet goed en niet op tijd had aangepast. Hiervoor hebben ze hun excuses aangeboden ter voorbereiding van het verzoek aan mij om zo snel mogelijk terug te dokken. Dit had ik dus met het beschreven spaarpotje moeten kunnen doen waarover Esther me vertelde. Ik leefde sinds 2003 van 70 % van het minimum-loon. Ik zou dus niet weten hoe je in vier jaar tijd met dit inkomen zo snel een spaarpotje kunt maken. Op weg naar werk heeft Esther me als mobiliteitscoach goed ondersteund. Maar bij de jobcoaching tijdens mijn werk voor TNO vond ik deze start dus hinderlijk en onprofessioneel. Mijn fout is dat ik dit niet op tijd heb aangegeven. Die fout zal ik in de toekomst niet meer maken. Ik hoop dat andere wajongers en werkgevers niet op grote schaal dezelfde problemen ondervinden als degene die ik ben tegen gekomen. Want op die manier denk ik dat er steeds minder organisaties bereid zullen zijn om wajongers een goede kans van slagen te bieden.

Om benoemde UWV-rompslomp in de toekomst te vermijden heb ik Constant (hoofd P&O) gevraagd of TNO in de toekomst zelfstandig contractuele zaken direct met de UWV kan afstemmen zodat ikzelf niet steeds als doorgeefluik hoef te dienen en moet wachten op reacties van jobcoaches van reïntergratiebureaus of van arbeidsbeoordelaars van de UWV. Toen kreeg ik te horen dat TNO een contract met mij had en dus niet met Restart of met UWV en dat ik in mijn administratie mijn eigen weg moest zien te vinden. Van Restart kreeg ik nagenoeg hetzelfde te lezen. Communicatie richting UWV was blijkbaar mijn eigen verantwoordelijkheid en van niemand anders. Daar moest ik het maar mee doen. Mijn vraag is: waar dient jobcoaching voor? Waarschijnlijk dus niet voor de zaken die ik nodig heb. Dit zal ik daarom niet meer aanvragen. Het voelt namelijk kut als een reïntergratiebureau geld ontvangt om mij te steunen en wanneer ik zie dat dit geld alleen gebruikt wordt om af en toe met mij te babbelen over of ik op kantoor goed mijn weg kan vinden. Mijn broek hoeft niemand voor me op te houden dus die steun zal ik in de toekomst op die manier niet meer aanvragen.

Een maand later kreeg ik van P&O van TNO ook het bericht dat ik te veel reiskosten had gedeclareerd. Vreemd! Als vrijwilliger kon ik reiskosten namelijk altijd apart declareren. En niemand had mij erop gewezen dat dit tijdens mijn dienstverband anders zou zijn. Daarom bleef ik dit gewoon doen. In mijn contract staat natuurlijk wel iets in detail beschreven. Constant had me hier later natuurlijk ook nadrukkelijk op gewezen. Alleen voor mij ging er op basis van uitsluitend schriftelijke gegevens in eerste instantie in ieder geval geen belletje rinkelen. Julie mogen voor mij bepalen of dit wel of niet vreemd is(zie bijlage 4 voor contractgegevens). Hoe dan ook volgde er een verzoek van P&O om terug te dokken. Dat heb ik toen gedaan. Later is mijn baas Theo gelukkig wel ingegaan op mijn verzoek om meer reiskosten voor de daarop volgende maanden te kunnen declareren. Erg fijn. Want eerder probeerde ik dat ook zonder hulp van Theo. Maar toen bleek ik hiermee weinig op te schieten. Daarom is het wat mij betreft erg jammerlijk dat ik de bazen van de club nodig heb gehad om bij P&O knopen door te kunnen hakken.

Doordat TNO niet direct wilde communiceren met de UWV heb ik ervoor gekozen om richting UWV mijn mond te houden over de verhoging van mijn reiskostenvergoeding. Ervaring leert inmiddels dat een schepje extra geld vanuit TNO meestal leidt tot een invordering vanuit de UWV. Inmiddels heb ik daarom afgeleerd om slapende honden wakker te maken. De UWV heb ik daarom niets laten weten. De toekomst zal moeten uitwijzen of de UWV hierdoor opnieuw op de proppen komt met een excuus wat betreft hun eigen gebrekkige communicatie ter voorbereiding van een acceptgiro met het verzoek of ik ff terug wil dokken.

Tot slot trof ik ook barrières tijdens mijn dienstverband rondom kwijtschelding gemeentelijke belasting en waternet, en het vervallen van zorg-en huurtoeslag. Al met al heb ik pas enkele weken zicht op hoeveel ik er door betaald werk voor TNO op vooruit ben gegaan. Ik moet niet overdrijven, ik had inderdaad wel iets meer te besteden. Maar ik overdrijf niet door te stellen dat deze vooruitgang financieel relatief bar weinig is geweest. En die marginale vooruitgang weegt zeker niet op tegen de haren die ik heb verloren in mijn pogingen om überhaupt zicht te krijgen op mijn financiën en ook niet tegen de vaak 60urige werkweken die ik in mijn aanstelling van een 32urige werkweek in de erg hectische perioden van deze sector heb moeten draaien. Dit zonder beloond te worden voor de extra uren die ik heb gemaakt. Die uren heb ik namelijk nooit weggeschreven. Dit kan ik TNO ook niet kwalijk nemen. Dit was namelijk MIJN investering in TNO en ik beschouwde het als teken van loyaliteit naar mijn collega’s en de organisatie die mij de kans gaven waarop ik jaren lang heb moeten wachten. Ook dit is achteraf bar weinig waard geweest. Over 2 weken lig ik er namelijk al uit. En als beloning ligt er een herkeuring van de UWV op me te wachten. Inmiddels heb ik van mijn arbeidsbeoordelaar begrepen dat er op basis van mijn werk en mijn evaluatierapporten een kleine kans bestaat dat ik opnieuw 80 tot 100 procent wordt afgekeurd. Hierdoor kunnen voor mij strengere regels gaan gelden om ongeschoold betaald werk te gaan doen als ik opnieuw lang zonder loonstrook aan de kant kom te staan. Aansluitend hierop hebben collega’s me vaak verteld dat ik niet te somber moet zijn doordat ik met mijn werkervaring bij TNO waarschijnlijk snel een nieuwe betaalde baan vind in aansluiting op mijn kwaliteiten en ambitie. Das goed bedoeld, maar hier kan ik niks mee en hoor ik liever niet. Ook voordat ik voor TNO werkte had ik in januari 2006 namelijk al een prima CV om als startende onderzoeker te beginnen. Toch bleef ik ondanks non-stop te solliciteren bijna 2 jaar lang zonder loonstrook aan de kant. En het is wat mij betreft een kortzichtige gedachte dat drie maanden analyseren & schrijven en 12 maanden eenzijdig dataknutselen mijn kansen op goed betaald werk sterk doet vergroten. Maar mijn toekomst zal hopelijk uitwijzen dat ik het mis heb.

Ik hoop dat jullie me ook beter begrijpen waarom ik veel extra uren voor TNO heb gewerkt zonder te mekkeren en zonder deze uren officieel weg te schrijven. Dit dus juist om te voorkomen dat ik in de situatie zou belanden als degene waarin ik me nu bevind. Maar deze boodschap die ik eerder al probeerde over te brengen was destijds denk ik onvoldoende duidelijk. Theo vertelde met toen namelijk dat de gehele sector gezondheidsbevordering te kampen heeft gehad met extra grote werkdruk. Ik was bereid dit te slikken. Maar ik hoop dat Theo op basis van dit bericht begrijpt dat zijn vergelijking van mijn situatie met de situatie van zichzelf en met die van onze teamgenoten inmiddels lang niet meer opgaat. Vier jaar lang heb ik geleefd van 70% van het minimum loon. Ik ken het pad en zal het over een paar dagen opnieuw volgen. Maar nu met de kennis over het grijpen van een betaalde baan in aansluiting van persoonlijke ambities en met kennis over welke prijs daar tegenover staat. Deze prijs betaal ik niet nog een keer. Niet op deze manier. Zwart werken is op korte termijn rendabeler. En wie weet met een goed plan, misschien ook op de lange termijn. Ik zie het als een stukje ambitie overboord gooien voor eigen levensonderhoud.

Tot slot hoop ik nog een uitleg te krijgen over verschillende berichten die ik op kantoor heb gehoord. Theo vertelde me dat ikzelf niet de enige ben die er t.g.v. reorganisatie uitvliegt.Inmiddels weet ik dat een aantal junioren vanuit de sector bewegen & gezondheid mondeling een overeenkomt was toegezegd. Zij moesten hun eerste dag nog maken. Maar deze aanstellingen konden tgv reorganisatie niet plaatsvinden. Theo, is dit wat je me probeerde te vertellen of vliegen er nog meer mensen uit? Op dit moment ken ik zelf in ieder geval niemand die naast mij op de korte termijn moet vertrekken. Later heb ik dit ook aan Constant voorgelegd. En hij kon me ook geen namen noemen. Wel vertelde Constant me ook dat er een aantal junioren zijn wiens aflopende contracten toch worden verlengd en dat er nieuwe dienstverbanden worden aangegaan met junioren die op dit moment voor TNO waarschijnlijk meer geld opleveren. Last in, first out? En te hoge overhead kosten voor junioren waardoor zij in deze reorganisatie sneller onder vuur komen liggen dan senioren? Dit begrijp ik niet. Jullie wel? Is het op staande voet ontslaan van senioren die verantwoordelijk zijn voor deze bedrijfsvoering geen betere oplossing? Ben ik gewoon een te simpele ziel en begrijp ik niet wat jullie me vertellen? Of is er meer aan de hand?

August, ik hoop dat jij begrijpt dat ik graag te weten kom of ik gaten kan schieten in mijn arbeidssituatie. Jij bent expert op het gebied van letselschadeadvocatuur en je hebt me ook altijd goed en erg prettig ondersteund. Maar heb jij ook verstand van arbeidsrecht? En zo nee, ken jij misschien iemand met wie ik op dit gebied een juridische vuist kan ballen? Alvast hartelijke dank voor bruikbare ideeën.

Theo en Constant, ik weet dat ik mijn arbeidsproblemen in een breder TNO-perspectief moet plaatsen. Maar mijn kennis op organisatorisch vlak is nihil. En ook heb ik niet de ambitie om me op dat vlak te begeven. Als eenvoudige arbeidskracht beperk ik me daarom tot zaken die ik zie, hoor en lees en die tot mijn verbeelding spreken. De rest laat ik graag aan jullie over. Al met al is het niet mijn bedoeling om mensen tegen me in het harnas te jagen. Maar wel vind ik het belangrijk dat jullie beter weten waar ik vandaan kom en ook waar ik straks weer terecht kom. Onze laatste gesprekken gaven me namelijk de indruk dat jullie hierover slechts een glimp hebben opgevangen. Vandaar dit bericht.

Verder vind ik belangrijk te schrijven dat ik erg blij ben met de inzet van directe collega’s die ik tijdens mijn werk aan mijn zijde heb gehad. Vooral Anne, Louk & Matty. Van begin tot eind hebben jullie me erg prettig en goed gesteund. Hartelijk dank hiervoor. Die ervaring neem ik graag mee. En Ferko & Ronald, ik besef goed dat jullie het stervensdruk hebben. En toch maken jullie ongevraagd op eigen initiatief tijd voor me vrij om nieuwe deuren voor me te openen. En dit zonder dat ik met jullie heb gewerkt en ik mijn situatie alleen vluchtig met Ferko heb besproken tijdens hartelijke flierefluiterij in de wandelgangen. Dat doet me goed en ook dit zal ik zeker niet vergeten. Theo, jij bedankt dat je vorig jaar bij TNO de deuren voor me hebt geopend. Jouw houding toen was buitengewoon uniek. Je gaf me iets om met trots voor te knokken. En zoiets krijg ik niet zo snel. Dit heb ik daarom graag gedaan. Maar wat ik onder knokken versta is denk ik toch iets anders dan wat Constant mijn ``fightingspirit`` noemt. Als ik het verkeerd zie dan hoor ik het graag. Maar ik krijg de indruk dat hij niet weet wat vechten inhoudt. En dat is prima. Ieder zijn ding. Maar dergelijke knokbenoemingen hoor ik in dat geval liever niet. Theo, helaas is het ook speciaal dat jij jezelf nu genoodzaakt voelt om dezelfde TNO-deuren weer voor me sluiten, niet vanwege mijn inzetbaarheid maar door problemen die TNO zelf heeft veroorzaakt. Dat is voor mij niet gezondheidsbevorderend. En daarom hoor ik in deze sector ook niet meer thuis. En als het klopt wat Theo me vertelde dat reorganisaties vaak op een veel koudere manier worden doorgevoerd, dan mag men zichzelf erg goed gaan beveiligen. Maar goed. Volgens mij plaatsen rotte appels zichzelf automatisch veilig op de achtergrond en kan ik jullie waarschijnlijk stuk voor stuk niets persoonlijks kwalijk nemen. Daarom draag ik t.o.v. niemand hard feelings. Met mijn vinger wijzen doe ik dan ook niet. En dat is wat mij betreft ok en vertrek ik straks zonder persoonlijke wrok. Toch zou ik me een stuk beter voelen als de rotte appels van TNO, ongeacht wie het zijn, de regie uit handen geven aan de mensen die “Kwaliteit van Leven” beter bewaken. En om het gezellig te houden hoop ik dat jullie me dan niet vertellen waar die rottigheid uiteindelijk gebleven is.

Hartelijke groet, Bob van Daalhuizen.
15-09-08.



Op 16-09-08 sprak personeelshoofd Constant G mij aan in de gang. Dit is dus precies 1 dag nadat ik mijn bovenstaande evaluatie ook naar hem de deur uit had gestuurd. Hij vertelde me toen het volgende: “Bob, het lijkt me verstandig om nog een keer samen rond de tafel te zitten om te “filosoferen” over wat TNO nog voor je kan doen”. Toen ik dit hoorde dacht ik bij mezelf in eerste instantie het volgende: “praten heeft alleen zin als hij me iets goeds en concreets te bieden heeft”. Maar een andere gedachte was voor mij op dat moment een stuk dominanter: “stel hij heeft inderdaad iets waar ik wat mee kan, dan nog vind ik het een schande dat bovenbeschreven rapport nodig is geweest om hem uit zijn schulp te laten kruipen”. Met hem direct boven mij wilde ik daarom sowieso niet meer voor TNO werken. Dus reageerde ik kort maar duidelijk zoals hij in het verleden ook naar mij toe deed in ons gesprek over mijn reiskostenprobleem en correspondentie met U.W.V.: “Nee Constant, aan praatjes heb ik niks. Dus geen filosofie, maar actie, dat wil zien!” Ik keek hem toen kort aan, hij knikte een paar keer en vervolgens liep ik weer verder. Dit zijn de laatste woorden die ik met de beste man heb uitgewisseld. En sindsdien heeft hij naar mij toe ook geen enkel initiatief meer genomen. Dit terwijl onder zijn supervisie op de TNO website per 18-09-08, dus 3 dagen nadat ik mijn evaluatierapport had verzonden, een vacature verscheen voor de functie van Junior onderzoeker Veiligheid in de Zorg. En dit terwijl reintergratieinitiatieven van het team Öry-Mooij, met Constant G als handelspartner, geen enkele uitnodiging voor een sollicitatiegesprek heeft opgeleverd. En dit terwijl ik later ten gevolge van fouten van het team van Constant ivm doorgevoerde heffingskortingen en reiskostenvergoedingen nog wel te maken kreeg met torenhoge belastingschulden. Mede hierdoor was en ben ik nog lang niet klaar met het imago van TNO als een van de grootse professionele bewakers van Wajongzorg en van Kwaliteit van Leven in Nederland. Kijk voor de grap hier maar eens:.

http:// http://http://www.tno.nl/home.cfm?context=home&content=gsa&search=wajong%20.


ADVIES VAN EXPERTS OP HET GEBIED VAN ARBEIDSREINTEGRATIE.

PELS.

Direct na mijn laatste contact met personeelshoofd Constant G was ik even helemaal klaar met de organisatie TNO. Maar wel was ik bijzonder goed te spreken over de reïntegratiehulp die ik ook toen al ontving van TNO’ers Ferko & Ronald. Daarom probeerde ik voor mezelf te onderzoeken of ik ook na afloop van mijn contract met beide mannen contact kon blijven houden. Toen ik Ferko hierover sprak reageerde hij direct positief. Ronald was toen niet ter plekke. Maar uit acties die volgden bleek al snel dat ze me allebei zonder mitsen en maren bleven steunen. Dit op een manier die voor mezelf van grotere waarde is dan de hulp die ik vroeger ontving van professionele reïntegratielieden. Ik vond en vind daarom nog steeds dat de steun van Öry-Mooij waardig beloond moet worden. Maar dit wel op een manier waarmee ik beiden mannen niet hoef te belasten met de voor mezelf bekende administratieve beerput van de UWV. Daarom startte ik mijn zoektocht naar een goede werkzorgprofessional die bereid was om vanuit een IRO met dit logge overheidsorgaan een deel van het beschikbare reïntergratiebudget uit te besteden aan de hulp van Ferko & Ronald. Gezien het wurgcontract dat ik in het verleden via Restart met TNO en de UWV had afgesloten was Restart passé voor me. Daarom ben ik ter oriëntatie eerst urenlang op het internet wezen zoeken naar nuttige informatie. Maar vergelijkingsonderzoek over de kwaliteit en specialisaties van reïntegratiebureaus uit Amsterdam op basis van bruikbare en betrouwbare prestatiematen kon ik nergens vinden.

Maar goed, op een dag raakte ik gelukkig wel goed in gesprek over reïntegratie met mijn toenmalige collega dr. Nicole van Kesteren. Zij bleek contact te hebben met dr. Jorn H., directeur van het Pels instituut. Pels is een professioneel reïntegratiebureau uit Amsterdam met als nevenbusiness Neurofeedback om hersengolven te beïnvloeden. Voor mij als sociaal psycholoog/ wetenschappelijk onderzoeker/ Wajonger en NAH-er met ervaringsdeskundigheid op het terrein van arbeidsreïntergratie was Pels daarom niet alleen interessant als reïntegratiebureau met het doel de steun van Ferko en Ronald gefinancierd te krijgen, maar was het in eerste instantie vooral een aantrekkelijke organisatie om direct mijn sollicitatiepijlen op te richten. En dus wilde ik zeker graag met Jorn H. in contact komen. Nicole gaf me direct zijn gegevens. En later vertelde ze me ook dat ze heeft geprobeerd om bij hem een goed woordje voor me te toen. Toen dacht ik: “te gek!, met hulp als deze kom ik nog eens ergens”. En nadat ik ter oriëntatie de website van Pels bekeek werd ik zeker niet minder enthousiast:.

http:// http://http://www.pels.nl/

“Pels staat voor het verhogen van uw kwaliteit van leven”. Toen ik dat las dacht ik direct: het lijkt me niet te ver gezocht dat Pels dit beter voor me kan doen dan de Business Unit “Kwaliteit van Leven” van TNO. Verder las ik in het kopje “Onze Specialisaties” het volgende: Reïntegratie; arbeidsreïntergratie/IRO-. Toenmalige gedachte van Bob; “Prima, das een bekend terrein voor me. Misschien dat hiermee de steun van Ferko en Ronald ook na mijn dienstverband gefinancierd kan worden”. Verder werd ik zonder grappen pas echt enthousiast toen ik het volgende las:.

Middelen die wij gebruiken zijn: Psychologie, Trajectbegeleiding, Coaching, QEEG, Fysieke oefeningen, Feldenkrais, Haptonomie, Outplacement, Loopbaanopstellingen, Familieopstellingen, Psychodrama, Voorlichting, werkplekbezoek en Neurofeedback. Door middel van neurofeedback leert u hoe u uw hersengolven kunt beïnvloeden. Hiervoor wordt er eerst een QEEG en neuropsychologisch onderzoek bij u afgenomen.

En voor het complete plaatje heb ik voor zekerheid ook nog het professionele profiel van dr. Jorn H. opgezocht op linkednl.com:.

http:// http://http://nl.linkedin.com/pub/jorn-hogeweg/5/b0/311

Dr Jorn H.’s Summary.Beroep : Algemeen directeur / behandelaar / coach / onderzoeker.Periode : 1997 – heden. Werkgever : PELS instituut (Projectgroep Eerste Lijns Letsel Schade. Omschrijving : Portefeuilles in het bijzonder: hulpverlening, onderzoeksbeleid en externe contacten. Beroep : Projectleider coördinator sociaal wetenschappelijk onderzoek. Periode : 1997 – 2000. Werkgever : Universiteit Maastricht, faculteit gezondheidswetenschappen en psychologie. Omschrijving : Monitoronderzoek landelijk uitgevoerd bij GGD's ter preventie van HIV.

Jorn H.’s Specialties:

1995 Verdediging proefschrift ‘The Pain Threshold and Tissue Compliance in Juvenile Chronic Arthritis’ bij faculteit geneeskunde Utrecht
1990 – 1995 assistent in opleiding aan faculteit geneeskunde
1986 – 1988 voortgezette opleiding beroepsinnovatie
1979 – 1983 fysiotherapie
1998 – 2000 health education and promotion, intervention mapping Universiteit Maastricht
1993 – 1994 statistiek en epidemiologie: OU
1984 – 1986 bestuurlijke informatieverzorging
1984 – 1986 basiscursus recht



Direct nadat ik de bovenstaande gegevens las dacht ik het volgende: “Als ik via een nieuwe IRO naast de hulp van Ferko en Ronald ook nog steun van bollebozerige reïntegratieprofessional / beleidsonderzoeker / letselschadespecialist dr. Jorn H. kan ontvangen dan is de kans aanzienlijk minder klein dat ik opnieuw een speld in een hooiberg vind. Pels is een gouwe greep, dus Bob, doe je best!" Nadat ik mezelf goed had voorbereid gaf ik Jorn een belletje. Dit was een prima eerste gesprek, want op 16-7-08 kon ik al bij hem terecht. Met bovenbeschreven informatie in mijn achterhoofd verstuurde ik hem ter voorbereiding mijn voor Pels op maat gesneden sollicitatieprofiel. En het oriënterende gesprek dat we naar aanleiding hiervan hadden was wat mij betreft goed. Ik vertelde hem toen over mijn reïntegratie- en werkervaring en met oog op neurofeedback ook over mijn NAH-achtergrond. Hij vertelde vervolgens gepassioneerd over het Pels Instituut en liet me ook een kijkje nemen in zijn eigen Neurofeedback-keuken. Na afloop van het gesprek liet hij me weten dat Pels geen vacatures open heeft staan maar dat hij me wel graag via een IRO reïntegratiesteun biedt. Op dat moment was ik nog in loondienst bij TNO. Daarom schreef ik hem direct na onze ontmoeting dat ik eerst wilde kijken of er via TNO nog kansen op werk waren. Verder benadrukte ik dat wanneer dat niets zou opleveren ik graag opnieuw contact wilde leggen om onder meer over een IRO met de UWV te praten. Zijn toenmalige mailreactie op 17-7-08: “Veel succes met je activiteiten en meld je maar als het zover is". Reactie Bob: "Nou, prima deluxe toch? Nou, niet helemaal, of liever helemaal niet kan ik beter schrijven." Hieronder leg ik uit waarom.

Per 01-10-08 was ik uit dienst bij TNO. En een nieuwe baan in het reguliere bedrijfsleven had ik ook toen nog niet gevonden. Daarom wilde ik mijn zoektocht naar betaald werk voortzetten onder bruikbare supervisie van deskundige reïntegratieprofessionals. Een goede voorbereiding was toen erg belangrijk voor me. Want een wurgcontract zoals ik bij TNO had getekend met hulp van subsidies van de UWV onder toenmalige supervisie van reïntergratiebureau Restart wilde ik liever voorkomen dan genezen. En dus nam ik zelf initiatief en verstuurde ik Pels-directeur dr Jorn H op 14-10-08 een zelfgeschreven IRO-plaatsingplan. Dit plan schreef ik met mijn verzoek aan Pels om ook steun mbt contractuele zaken te ontvangen. Het volgende plan wilde ik onder zijn begeleiding voor de aanvraag van de IRO goed herschrijven en indien nodig samen aanvullen.

TRAJECTPLAN BIJ AANVRAAG IRO_14-10-08 (IN CONCEPT. Datum rapportage : 13 oktober 2008
AANLEIDING AANVRAAG).

Ik, Bob van Daalhuizen, heb in september 2003 na het behalen van mijn doctoraal examen psychologie een hersenletsel opgelopen door een klap op mijn hoofd bij het boksen. Na in coma te hebben gelegen nam ik in eerste instantie vooral rust voor mijn persoonlijke herstel. Vervolgens ben ik me gaan richten op vrijwilligerswerk voor de Universiteit van Amsterdam. Dit om binnen het kader van mijn studieachtergrond mijn vaardigheden te toetsen en waar nodig en mogelijk in werksituaties ook te verbeteren met hulp van cognitieve compensatiestrategieën. Hierbij werd ik tussen 2004 en 2006 begeleid door mijn voormalige stagebegeleider, hoogleraar sociale psychologie professor Ap Dijksterhuis. In januari 2006 ontving ik van diezelfde hoogleraar voor mijn werk een goed evaluatierapport. Dit rapport (zie bijlage 1) heeft de UWV reeds in haar bezit. Naar aanleiding hiervan ben ik direct begonnen met het zoeken van betaald werk.

Vanaf februari 2006 tot januari 2008 heb ik op basis van een IRO met de UWV de hulp ingeschakeld van reïntergratiebureau USG Restart. Dit heeft het laatste kwartaal van 2006 geleid tot vrijwilligerswerk als startende onderzoeker voor het GBIO. Dit werk heeft echter niet geresulteerd in een betaalde aanstelling. Aansluitend heb ik tussen juni 2007 en oktober 2008 als junior wetenschappelijk medewerker gewerkt voor TNO Kwaliteit van Leven, sector gezondheidsbevordering. Voor TNO was ik de eerste drie maanden actief als vrijwilliger. In navolging hiervan heb ik voor TNO tussen oktober 2007 en oktober 2008 betaald werk verricht. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van jobcoaching vanuit het eerder benoemde reïntergratiebureau. In mijn werk voor TNO was ik van begin tot eind succesvol. Ter ondersteuning verwijs ik naar WerkbeoordelingTNO_totaal (zie bijlage2). Toch kon mijn contract wegens een budgettair tekort helaas niet worden verlengd. Daarom ontvang ik nu wederom een volledige Wajong uitkering.

Doordat ik sinds mijn boksongeluk veel moeite ondervind bij het verkrijgen van betaald werk dat aansluiting vindt bij mijn kwaliteiten en ambitie wil ik vanuit deze status opnieuw gebruik maken van de IRO regeling om begeleiding te ontvangen bij het verkrijgen van een passende betaalde baan. Nadat ik me heb georiënteerd op diverse reïntegratiebureaus is mijn keuze dit keer gevallen op het Pels Instituut. Het huidige trajectplan zal naar aanleiding van een intakegesprek bij dit instituut nog worden aangevuld en waar nodig worden verbeterd.

Conclusies en Voorstel.

Graag vind ik snel een nieuwe betaalde baan op het vakgebied van gedragswetenschappelijk onderzoek. Op dit gebied heb ik namelijk werkervaring en goed zicht op welke functies op dit moment goed voor mij zijn weggelegd. Maar doordat er op ditzelfde gebied relatief weinig functies op de arbeidsmarkt aanwezig zijn ben ik bereid om ook te zoeken naar ander betaald werk dat aansluit bij mijn kwaliteiten en ambities. Daarom is een vernieuwde arbeidsheroriëntatie wenselijk. Hierbij zal gezocht worden naar passende functies waarbij rekening wordt gehouden met mijn ambitie en mijn cognitieve kwaliteiten & beperkingen.Aan de hand van bovengenoemde informatie vraag ik in dit traject de volgende producten aan:.

Arbeidsmarktoriëntatie & verbreding van netwerk binnen het huidige vakgebied.

In de arbeidsmarktoriëntatie staat het onderzoeken van passende mogelijkheden op de arbeidsmarkt centraal. Voor een goede heroriëntatie is allereerst wenselijk dat ik met hulp van goede netwerkcontacten beter zicht krijg op passende functies op mijn huidige vakgebied. Inmiddels houd ik me al 3 jaar bezig met reïntegreren. En hierbij heb ik nergens een beter netwerk gevonden dan hetgeen waarmee ik inmiddels al een aantal maanden word gesteund door een tweetal oud collega’s van TNO, te weten door kinderars/senior wetenschappelijk medewerker Ferko Öry en sectorhoofd Zorginnovatie Ronald Mooij. En wat betreft mijn reïntegratie benadruk ik graag het belang van goede netwerkcontacten. Dit om sneller op gesprek te kunnen komen (sollicitatietraining) en hiermee bij verschillende bedrijven snel een kijkje in de keuken te kunnen nemen (heroriëntatie) en ook om snel doorverwezen te kunnen worden naar andere organisaties (verbreding van het netwerk). Nu ik niet meer werk voor TNO zet Ferko zich toch kosteloos voor me in. Ronald is nu op vakantie, maar ook hij heeft aangegeven dat hij me waar mogelijk graag verder helpt. Op basis van initiatieven van beiden mannen liggen er verschillende gesprekken in het verschiet. Ter ondersteuning verwijs ik naar mijn meest actuele sollicitatieoverzicht, zie bijlage 3. Ik wil graag dat deze steun wordt beloond. Vandaar mijn verzoek aan Pels om mee te werken aan een goed trajectplan op basis waarvan de steun van Ferko en Ronald door middel van subsidies van de UWV gecontinueerd kan worden.

Arbeidsmarktoriëntatie & verbreding van netwerk buiten het huidige vakgebied.

Doordat er relatief weinig functies voor gedragswetenschappers op de arbeidsmarkt aanwezig zijn wil ik graag ook buiten mijn huidige vakgebied op zoek gaan naar werk dat aansluiting vindt op mijn kwaliteiten en ambities. Voor beter zicht op geschikte alternatieve functies wordt buiten de hulp van Ferko Öry en Ronald Mooij vooral gebruik gemaakt van het netwerk en de arbeidsmarktexpertise van het Pelsinstituut. Binnen dit kader zal bij Pels geregeld overleg plaatsvinden en waar mogelijk wordt er ook een loopbaanassement doorgevoerd. Verder zal heroriëntatie plaatsvinden door vacature onderzoek, het onderzoeken van diverse functies binnen verschillende organisaties en branches. Bovendien zal ik door middel van oriënterende gesprekken mijn inzicht in passende functies vergroten en daarmee tevens sollicitatieacties uitvoeren.

Sollicitatietraining.

Ik merk dat mijn CV, sollicitatiebrieven en gesprekken met informatie over een beschadigd korte termijn geheugen ertoe leiden dat ik weinig opstapmogelijkheden richting een betaalde baan ontvang. Dit wil ik met hulp van Pels allereerst compenseren door middel van aandacht voor de persoonlijke presentatie, het schrijven van brieven, het aanscherpen van het curriculum vitae, het voorbereiden van sollicitatiegesprek¬ken en voor netwerken; concreet gericht op het verwerven van een nieuwe passende baan. Specifiek wordt ook aandacht besteed aan lastige vragen en het duidelijk maken van mogelijkheden en beperkingen naar potentiële werkgevers.

Bemiddeling: vinden van werk.

In deze fase worden de sollicitatietechnieken in de praktijk gebracht.

Bemiddeling: steun aangaande contractuele zaken.

Wat betreft contractuele zaken kwam ik bij TNO in het verleden erg veel problemen tegen. Ik voelde me door TNO, Restart en de UWV herhaaldelijk van het kastje naar de muur gestuurd. En ikzelf blijk niet de enige te zijn met dit probleem. Veel Wajongers blijken namelijk op basis van betaalde arbeid financieel barweinig op te schieten en blijken ze dit door complexe regelgeving erg laat te beseffen (zie bijlage 5, onderzoek onder Wajongers naar de financiele baten van werk, Brukman et al, 2008). Daarom zie ik graag dat Pels in de toekomst een betere scharnierfunctie tussen werkgever en de UWV bekleed dan de functie die Restart in het verleden voor mij heeft ingenomen. Van bemiddeling zal weliswaar pas sprake zijn wanneer mobiliteitscoaching op zoek naar werk verandert in jobcoaching tijdens het krijgen en behouden van dit werk. Maar ter voorbereiding zal Pels met mij al tijdens de mobiliteitscoaching gaan werken aan een bruikbaar bemiddelingsplan. Voor mezelf is hierbij vooral belangrijk dat ik zicht krijg op de bemiddelingsvaardigheden van Pels alsmede haar expertise wat betreft subsidiemogelijkheden vanuit de UWV.

Onderzoeksactiviteiten.

Er zal nog worden gesproken over mijn reïntegratiewensen en mogelijkheden. Tijdens mijn gesprek met de mobiliteitscoach van Pels zal ik duidelijk maken dat ik vooral behoefte heb aan een goede arbeidsmarktoriëntatie, waar nodig aan het verder aanscherpen van mijn sollicitatievaardigheden, praktische ondersteuning bij het vinden van een passende baan en vooral ook aan een goede bemiddeling na het verkrijgen van deze baan.

Opleiding, stage en/of werkervaring, specifieke vaardigheden.

Na het behalen van mijn VWO diploma ben ik Sociale Psychologie gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Mijn doctoraal heb ik behaald in 2003. Tijdens mijn studie heb ik me gespecialiseerd in de experimentele sociale psychologie en heb ik ook een aantekening sportpsychologie behaald. Tijdens mijn studietijd heb ik als steward gewerkt bij de Amsterdam Arena. In deze functie voerde ik beveiligingswerkzaamheden uit bij voetbalwedstrijden en begeleidde ik supportersgroepen. Na mijn boksongeluk was ik tussen november 2004 en januari 2006 vrijwillig werkzaam als experimenteel onderzoeker op de Universiteit van Amsterdam. In deze functie heb ik me gericht op het ontwerpen, uitvoeren en rapporteren van experimentele studies binnen de vakgroep sociale psychologie. Deze werkzaamheden vonden onder begeleiding plaats. In 2006 heb ik zowel op de universiteit als bij het GBIO mijn analysevaardigheden verder ontwikkeld. In de periode tussen juni 2007 en oktober 2008 ben ik werkzaam geweest als junior wetenschappelijk medewerker bij TNO Kwaliteit van Leven, sector gezondheidsbevordering. Hier heb ik me vooral bekwaamd als datamanager. En onder begeleiding heb ik hier ook inhoudelijk mijn onderzoeks- en rapportagevaardigheden verder ontwikkeld.

Uitkeringsgegevens.

Tussen september 2004 en oktober 2007 ontving ik een volledige Wajong uitkering. Mijn arbeidsongeschiktheid was toen vastgesteld op 80-100%. Tussen oktober 2007 en oktober 2008 was ik als betaalde arbeidskracht in dienst bij TNO. Dit met een aangepaste Wajonguitkering op basis van loonwaardedispensatie. Sinds oktober 2008 ontvang ik weer een volledige Wajong-uitkering.

Profielschets.

-Motieven en motivatie van werkzoekende.
-Mogelijkheden en eventuele beperkingen van werkzoekende.
-Visie werkzoekende.

Voor profielschets Bob van Daalhuizen, 19/8/08, zie bijlage 4.


Op 15-9-08 heb ik met Jorn het bovenstaande plan besproken. Hij vertelde me toen dat hij zich liever met mensen zelf dan met hun geldzaken bezighoudt en dat hij ook geen expertise in huis heeft aangaande contractuele onderhandelingen met werkgevers en de UWV. Dat vond ik jammer. Maar toch was ik alsnog geïnteresseerd. Want Jorn had wel veel ervaring op het terrein van reïntegratie en wetenschappelijk onderzoek, en hij had op beiden terreinen bovendien goede netwerkcontacten. En ook stond hij open voor mijn verzoek om de hulp van Ferko en Ronald in het plan te benoemen en ze na goedkeuring van dit plan ook waardig te belonen. Daarom hadden we afgesproken dat hij mijn hierboven beschreven versie als leidraad zou gebruiken voor de definitieve IRO-aanvraag. Natuurlijk was ik bijzonder benieuwd wat hij hiervan zou maken. Op 20-10-08 kwam Jorn op de proppen met een herschreven plan. Toen ik dit las viel ik om van verbazing:.

Oriëntatie.

Ter oriëntatie heeft cliënt dhr. Bob van Daalhuizen het initiatief genomen om een kennismakingsgesprek aan te gaan met het PELS instituut.
Een ontmoeting heeft inmiddels twee maal plaatsgevonden in de vorm van uitgebreide persoonlijk gesprekken. In deze gesprekken is aan bod gekomen wat de inhoud van het traject moet zijn. Aan de hand van deze contacten is onderstaand trajectadvies tot stand gekomen.

Traject advies.

De heer Bob van Daalhuizen is altijd met veel initiatief en voortvarendheid aan het werk gegaan. Na zijn opleiding (psychologie UVA), werkte hij als sociaal sportpsychologisch onderzoeker en als experimenteel sociaal psycholoog. Ruim vijf jaar geleden, in september 2003 ‘ging het licht uit’ toen hij na het behalen van zijn doctoraal examen psychologie in coma raakte na een klap op zijn hoofd tijdens een bokswedstrijd. Er was sprake van hersenletsel. Er volgde opnames in een behandelcentrum en revalidatie.

Aanvankelijk door vrijwilligerswerk (o.a. aan de Universiteit van Amsterdam), wist hij weer aan de slag te komen. Hij gebruikte hierbij cognitieve compensatiestrategieën en werd daarbij ondersteund door zijn voormalig stagebegeleider en hoogleraar en in een later stadium door het reïntegratiebedrijf USG. Uiteindelijk wist hij een baan te bemachtigen als junior wetenschappelijk medewerker bij TNO Kwaliteit van Leven, sector Gezondheidsbevordering. Hier werkte hij van juni 2007 tot en met oktober 2008. Helaas werd zijn tijdelijk contract niet verlengd vanwege budgettaire tekorten en ondanks goede recensies. Hij ontvangt nu sinds kort weer een volledige WAJONG-uitkering. Dit was een grote klap voor Bob, want hij had gehoopt dat hij nu voor langere tijd in een betaalde functie kon werken.

Voor Bob van Daalhuizen is de uitdaging om toekomstig werk op een voor hem passende wijze vorm te geven. Er is hem veel overkomen, waarvan hij het gevoel had dat hij er nauwelijks invloed op kon uitoefenen. Het is van belang dat daarvoor aandacht is en dat hij weer het idee krijgt dat hij wel invloed op de omgeving kan uitoefenen en vorm kan geven aan een geregeld en gewenst leven.

Het kan zijn dat Bob van Daalhuizen weer in het sociaal-psychologisch wetenschappelijk onderzoek kan gaan werken, maar het is ook mogelijk dat hij nu een andere richting inslaat zoals bijvoorbeeld de revalidatie.

Dit traject is gericht op het vinden van een passende werkkring met behulp van het PELS instituut.

In het traject hoort thuis:.

-hervinden van de eigen kracht.
-structuur creëren.
-werkervaringsplaatsen; functies/ werkopdrachten selecteren.
-zorgvuldig netwerken en opdrachten selecteren. Gerichte werving. Werven van functies/ opdrachten vanuit eigen kracht.

-Overzicht van het trajectplan.
*Intake en trajectplan.
-1e fase : Module Oriëntatie op arbeid.
-2e fase : Module Actieplanontwikkeling.
-3e fase : Module Actieplanuitvoer.
-4e fase : Module Nazorg (coaching ‘on the job’).

-Inhoud van het trajectplan.
Onderstaand treft u een overzicht aan met informatie over de verschillende modules waaruit dit trajectplan is opgebouwd. Elke module wordt op maat ingevuld. Dit betekent dat het PELS instituut in overleg met dhr. Bob van Daalhuizen al naar gelang de behoefte en noodzaak de inzet van hulpmiddelen en de werkwijze en opbouw van het traject bepalen en bijsturen waar nodig. Op basis van ons advies zal gelijktijdig met de modules oriëntatie en actieplanontwikkeling, de module uitvoer ingezet worden. Deze laatste wordt qua contactmomenten gespreid ingezet.

-Module Oriëntatie op arbeid.

-Doel.

Naast zijn beroepsvaardigheden vanuit zijn verleden vraagt dhr. Bob van Daalhuizen zich af hoe hij zijn vaardigheden en kwaliteiten kan aanwenden in een nieuwe functie.
Bij het vinden van een nieuwe baan gaat het erom dat Bob van Daalhuizen op een goede manier omgaat met zijn belastbaarheid, maar ook dat hij werk vindt dat hij langere tijd kan blijven doen en wat voldoende inkomsten oplevert.

-Werkwijze.

Betrokkene werkt met behulp van drijfverenonderzoek en zelfmanagementtechnieken aan inzicht in zijn vermogens. Betrokkene ontdekt wat zijn motiverende activiteiten zijn en weet deze te verwoorden. Hiermee versterkt hij zijn sollicitatievaardigheden.

-Opzet.

Ø Kennismakingsgesprek met de trajectconsultant.
Ø Loopbaanopstelling(en).
Ø Heroriëntering op arbeid bijv. door stages of projecten werkervaring opdoen en kunnen functioneren in een structuur.
Ø Drijfveren/motivatie-onderzoek
Ø Op maat gerichte oefeningen in het veranderen van denkpatronen en zelfmanagementtechnieken.
Ø Gesprekken met betrokkene, opdrachten en nabespreking.

-Module Aktieplanontwikkeling.

Doel.

Inventariseren van de mogelijkheden, efficiënte en gepaste houding creëren t.o.v. situatie en/of verandering, advies formuleren voor plan van aanpak. Netwerkvaardigheden vergroten, marketing en communicatie.

Werkwijze.

In deze module stelt betrokkene de beelden over zichzelf bij.De betrokkene is in staat om een reële inschatting te maken wat hij momenteel kan en neemt tijdig waar wanneer zijn draagkracht in de gevarenzone komt. In dat geval onderneemt hij effectieve actie.

Betrokkene een keuze maken en doelen formuleren voor de korte, midden en lange termijn. Het maken van een concreet actieplan om die doelen te realiseren is de volgende stap. Dit plan stelt de betrokkene in staat om actief en doelgericht de markt te betreden. Netwerken is een belangrijk onderdeel van deze fase. Betrokken doet hierin ervaring op. Het verzamelen van informatie over mogelijk nieuwe opdrachtgevers komt aan de orde. Het uiteindelijke doel is om zo goed mogelijk voorbereid te gaan werven. Dit vergroot de kans op succes.

Opzet.

Betrokkene heeft regelmatig contact met de consultant via persoonlijke gesprekken, telefoon en e-mail. Desgewenst is er een groepsbijeenkomst met een organisatieopstelling. Testen en (zelf)onderzoeksmethodieken. Werkopdrachten gericht op actieplan en plan van aanpak.

Module Actieplanuitvoer.
Doel.

Het werkprofiel wordt op haalbaarheid getoetst. Daarbij zijn het nemen van initiatieven voor het vinden van een passende baan uitgangspunt.

Werkwijze.

Met als uitgangspunt het actieplan uit de vorige module gaat de betrokkene de markt verkennen. Tevens komt hierbij training aan bod. In het actieplan is immers ook aangegeven hoe eventuele lacunes in kennis, vaardigheden en/of gedrag aangepakt kunnen worden zoals hoe schat je je belastbaarheid in en hoe gebruik je je netwerk ter ondersteuning.

Opzet.

Werkopdrachten gericht op de markt.
Individuele coachings-gesprekken.
Training(en) presentatie/netwerkvaardigheden.

Module Nazorg.

Doel.

Verworven inzichten toetsen aan de praktijk en een succesvolle start in een nieuwe toekomstbestemming realiseren.

Werkwijze.

Zodra de kandidaat een nieuwe functie aanvaard heeft, blijft het PELS instituut op de achtergrond aanwezig. Dit betekent dat er periodiek een coachingsgesprek met de consultant wordt afgesproken. Tijdens deze gesprekken worden de verkregen inzichten uit het voorgaande traject getoetst aan praktijksituaties. De doorlooptijd van deze module is afhankelijk van de behoefte van de kandidaat. Tevens zal betrokkene in deze module begeleid worden bij het zicht houden op de oorspronkelijke doelen.

Opzet.

Betrokkene rapporteert zijn ervaringen. De consultant bespreekt via individuele coachingsgesprekken de rapportages met de RET-methode waarin bijvoorbeeld naar functionele en niet-functionele gedachten gekeken wordt.

Inzet van ondersteunende opdrachten.
Opleidingsadvies.

Op basis de tot nu toe gevoerde gesprekken kan nog geen advies gegeven worden inzake een opleiding die zijn arbeidsmarktpositie kan verbeteren. Indien dit aan de orde is, zal dit kenbaar gemaakt worden. Het verzoek voor een opleidingsbudget zal vervolgens door dhr. BOB van Daalhuizen en Het PELS instituut bij het UWV worden ingediend.

Doorlooptijd.

De doorlooptijd van het traject wordt bepaald door de doorlooptijd per module en daarmee per fase. In onderstaand overzicht treft u deze aan. De einddatum van het traject wordt bepaald door het moment waarop dhr. BOB van Daalhuizen een werkomgeving heeft aanvaard waarin hij onafhankelijk van de uitkering kan zijn. Vanaf dat moment zal de derde fase van het traject ingaan.

Fase Module Doorlooptijd (schatting).

1e: Oriëntatie op arbeid Gemiddeld 1 maand.
2e: Actieplanbepaling en oriënteren op stages 1 maand.
3e: Actieplanuitvoer inclusief stages 6 -12 maanden.
4e: Nazorg Maximaal 6 maanden.

Evaluatiemomenten.

Er zal een tussentijds evaluatieverslag en een eindevaluatieverslag aan het UWV worden verstrekt. Al naar de behoefte kunnen ook tussentijdse evaluatiemomenten deel uitmaken van de begeleiding.

Duur.

De totale tijdsinspanning is berekend op 36 uur. Het traject duurt naar schatting 12 maanden tot maximaal 24 maanden na aanvang.

Arbeidsmarktrichting en beroepsactiviteiten.

In de module oriëntatie zal gewerkt worden aan het verkrijgen van inzichten en het analyseren van een realistische en realiseerbare loopbaanrichting. In de module actieplanontwikkeling zal het doel zijn om deze loopbaanrichting als leidraad te gebruiken bij het effectief realiseren van zoveel inkomsten dat betrokkene onafhankelijk van de uitkering wordt.

Begroting van de kosten.

Fase Module Kosten.

Intake (kennismakingsgesprekken, trajectplan en goedkeuring) € 755,-.
1e: Module Oriëntatie € 1.150,-.
2e: Module Actieplanontwikkeling € 1.150,-.
3e: Module Actieplanuitvoer € 1.150,-.
4e: Module Nazorg € 795,-.
Totale kosten trajectplan (kandidaat) € 5.000,-.

NB. Deze bedragen zijn exclusief BTW.

Bijgevoegde algemene voorwaarden zijn op deze overeenkomst van toepassing.

De toekenning van het budget kan in drie fases; 20% bij aanvang, 60% na een half jaar en 20% bij het vinden van een passende werkkring. Het ZMP-protocol is van toepassing in verband met de problematiek van betrokkene.

Uitvoering.

Met de keuze van dhr. Bob van Daalhuizen voor het PELS instituut heeft hij gekozen voor een gerenommeerd bureau op het gebied van het begeleiden en ontwikkelen van mensen in of naar nieuw werk. Dhr Bob van Daalhuizen heeft het PELS instituut mede gekozen vanwege de bekendheid met onderwijs en raakvlakken in zijn beroepsperspectief. Het PELS instituut is lid van de Bestemming, branche-vereniging voor reïntegratiebedrijven en NOLOC en NOBCO, voor loopbaanadviseurs. Het PELS instituut is ook erkend door de RWI, Raad voor Werk en Inkomen, en staat geregistreerd in de reïntegratiemonitor. De consultant die samen met BOB van Daalhuizen uitvoering gaat geven aan zijn traject is zelf academicus met veel ervaring in het vakgebied van reïntegratiebegeleiding. Het PELS instituut beschikt over up-to-date kennis, mensen en middelen om de uitvoering van het traject van BOB van Daalhuizen te ondersteunen.

Vervolg.

Afgesproken is dat Bob van Daalhuizen zo spoedig mogelijk na het intakegesprek een concept voorstel voor het traject ontvangt, dat hij bewerkt tot zijn eigen plan. Dit plan wordt ondertekent door Het PELS instituut en gestuurd naar Bob van Daalhuizen. Bob van Daalhuizen tekent de stukken voor akkoord en dient deze in bij zijn reïntegratieconsulent van het UWV, die de stukken eveneens ondertekent. Bob van Daalhuizen en Jorn Hogeweg van Het PELS instituut zullen telefonisch met elkaar contact houden over en zonodig met het UWV over het in behandeling nemen van plan en aanvraag. Zodra het plan instemming heeft van het UWV, zullen Bob van Daalhuizen en Het PELS instituut de uitvoering van het plan bespreken op basis van de definitieve richtlijnen van het UWV.

Akkoord trajectplan.

Hierbij verklaar ik akkoord te gaan met de inhoud van dit trajectplan.





Toen ik het bovenbeschreven plan van Jorn H las kreeg was ik ervan overtuigd dat mijn belangrijkste IRO-doelen niet goed bij hem waren over gekomen. Na 2 uitvoerige gesprekken en intensief mailverkeer had hij kennelijk nog steeds geen flauw idee wie ik ben, wat ik kan en wat ik wil. Toen Jorn me op 12-11-08 mailde om te vragen hoe het met me ging schreef ik hem daarom onder meer het volgende:

Graag wil ik terugkomen op ons gesprek van 16-10-08. Toen spraken we kort over mijn ervaringen als cliënt op het terrein van arbeidsreïntegratie. Toen liet ik duidelijk weten dat ik geen hoge pet op heb van de bemiddeling die ik in het verleden heb ontvangen van reïntergratiebureau USG Restart. En doordat ik ook in de literatuur ben gedoken besef ik me dat veel wajongers met een IRO vergelijkbare problemen hebben en dat ook veel reïntergratiecoaches vaak geen raad weten met de haperende administratie en onduidelijke regelgeving van de UWV en haar slordige en ondoorzichtige reïntergratiebeleid. Ter ondersteuning gaf ik je mijn zelfgeschreven plaatingsplan en een gepubliceerd artikel van Brukman en collega’s (2008). Heb je dit artikel van Brukman al gelezen?

Op basis van mijn eigen ervaringen en kennis naar aanleiding van onderzoek over de financiële baten van werk voor wajongers wil ik mezelf in de toekomst als meer ervaren wajonger volledig zelfstandig gaan wapenen tegen de administratieve rompslomp vanuit de UWV. Maar op de korte termijn vind ik het wel belangrijk dat een ervaren professional me met zijn kennis op dat vlak kan en wilt begeleiden. In ons gesprek liet je me weten dat Pels me op dat terrein niets kan bieden. En ook vertelde je me dat je geen reïntegratiebureaus kent die me wel kunnen helpen bij de zaken die ik in mijn eigen plaatsingsplan heb beschreven onder het kopje “bemiddeling: steun aangaande contractuele zaken”. Ik moet bekennen dat ik deze bureaus zelf ook niet ken. Maar of ze bestaan ga ik wel onderzoeken. En ook grondig en gestructureerd genoeg om ervoor te zorgen dat ik straks niet op dezelfde manier flat broke aan de kant kom te staan.

Hoe dan ook, onderzoeksliteratuur over de financiële/administratieve bemiddelingskwaliteiten van verschillende reïntergratiebureaus laat me tot nog toe helaas in de steek. Is er op dit gebied überhaupt iets gepubliceerd? Zo ja, dan hoor ik het graag. Maar volgens mij is dit niet het geval. Als dit laatste klopt, is dit erg jammer. Voor veel wajongers lijkt me het verkrijgen van zicht op de financiële doorgroeimogelijkheden bij een contract in combinatie met de wajonguitkering namelijk van groot belang, zo ook bij de arbeidsoriëntatiefase vanuit de IRO. Geld is uiteraard niet waar het leven om draait. Maar niemand werkt voor de katse kut. Dat is ten minste niet aan te bevelen. En zeker niet wanneer je door hard te struggelen een weg naar boven baant terwijl de overheid vervolgens de kraan gaat dichtdraaien als blijkt dat je een paar procentjes te veel boven het minimum inkomen uitstijgt. Voor een goede keuze van een geschikt reïntergratiebureau speelt voor mij naast de administratieve en onderhandelingsvaardigheden daarom ook beleidskennis een belangrijke rol. Dit te meer doordat mijn handicap nog steeds NAH is, terwijl mijn kwaliteiten & werkervaring nog steeds liggen op het niveau van gedragswetenschappelijk onderzoek. Hierdoor is de gedachte en/of het verlangen van de UWV om mezelf zonder overheidssubsidies de concurrentiestrijd met onbeschadigde onderzoekers te laten winnen wat mij betreft kortzichtig en irreëel. Daarom ben ik ook voor mijn toekomst bezig een plan te maken om beter zicht te krijgen op (a) de bemiddelings- en onderhandelingsexpertise van alle reïntergratiebureaus van Amsterdam en (b) ook de financiële doorgroeimogelijkheden bij loon in combinatie met uitkering. Kennis hier vandaan heb ik nodig voor een zinvolle loopbaanheroriëntatie en natuurlijk ook voor onderhandelingen met werkgevers en de UWV. En als ik deze kennis in de toekomst ook kan gebruiken om andere wajongers en/of om andere onderzoekers te assisteren zou dit natuurlijk helemaal mooi zijn.

Tijdens mijn speurtocht naar geschikte reïntegratiebureaus merk ik trouwens dat het aanbod groot is. Ik probeer goed zicht te krijgen op welk bureau mij op de korte en lange termijn het meest te bieden heeft. Bureaus geven online stuk voor stuk vooral informatie over de arbeidstherapeutische steun die ze bieden, echter nauwelijks iets over de praktische steun aangaande communicatie en onderhandeling met de UWV en evenmin over hun eigen kennis over het beleid van dit logge overheidsorgaan. Daarom maak ik het voor mezelf nu niet overbodig moeilijk en ga ik mijn oude TNO-contract en de hierop aangepaste overheidssubsidies gebruiken voor toekomstige onderhandelingen met werkgever en de UWV. Toch wil ik voor mijn zoektocht wel alvast zoveel mogelijk contactgegevens verzamelen van belangrijke beleidsmedewerkers van een groot aantal reïntegratiebureaus in Amsterdam (ik zoek namen, postadressen, mailadressen en waar mogelijk telefoonnummers). Dit om voor mezelf en misschien ook voor vele mede-wajongers belangrijke vragen beantwoord te krijgen. Hebben jullie ter voorbereiding bij Pels misschien de beschikking over een bestand met deze gegevens? Zo ja, dan hoor ik het graag. Voor mijn speurtocht zijn natuurlijk ook andere bruikbare ideeën meer dan welkom. Hiermee zouden jullie me een groot plezier kunnen doen.


Als reactie hierop schreef Jorn me op 13-11-08 het volgende bericht:.

Ik begrijp hieruit dat je nog niet van start gaat met het indienen van de IRO. Bob, het PELS instituut heeft beperkte mogelijkheden om tijd te geven aan cliënten. Anders dan bij TNO of op de universiteit moet ikzelf voor het PELS instituut de schoorsteen rokende houden. We hebben nu twee uitgebreide gesprekken gehad en ik heb een IRO-trajectplan voor je geschreven. Verder heb ik contact gehad Ferko Öry. Je vraagt of het PELS instituut je nog meer diensten kan geven (lijsten, bestanden met gegevens) ; zonder dat er inkomsten uit voortkomen. Ik wil op die voet niet doorgaan. Ik kan dan beter mijn aandacht geven aan mensen die wel inkomsten genereren voor het PELS instituut. Ik wil je graag helpen en het is ook mijn vakgebied om mensen te helpen. Er zijn – denk ik – ook echt mogelijkheden voor begeleiders met jouw achtergrond binnen het praktijkcentrum Zuidoost, die meer met de WAJONG-doelgroep willen doen. Ik doe dat op voorwaarde dat je een PELS IRO indient bij het UWV.

Met deze reactie van Jorn was voor mij de kous afgedaan. Toen dacht ik: ” ***** !”, waar zijn die IRO-schnabbelaars in hemelsnaam mee bezig?” Deze gedachte heb ik in de daaropvolgende mail geprobeerd netjes en duidelijk te nuanceren:.

Ha Jorn. Het klopt inderdaad dat ik nu nog niet van start ga met het indienen van de IRO. In het verlengde van ons contact en jouw laatste mail leg ik uit waarom.

Ons eerste gesprek vond plaats op 16 juli toen ik nog in dienst was bij TNO. Toen kwam ik met je in gesprek via ons contact met mijn toenmalige TNO-collega Nicole van Kesteren. Mijns inziens was dit gesprek een oriënterende kennismaking met oog op mijn heroriëntatie en was in de eerste plaats, in tegenstelling tot wat ik in jouw laatste mail lees, niet gericht op een IRO-aanvraag bij Pels. Naar aanleiding van onze enige IRO-ontmoeting van 15 september nam ik gisteren rustig de tijd om het door jou geschreven plan goed te vergelijken met het eerste plan dat ikzelf had geschreven en welke ik jou had toegestuurd voor aanvang van onze IRO-ontmoeting. Tijdens deze ontmoeting hebben we op basis van mijn plan gesproken over wat we vanuit de IRO mogelijk voor elkaar konden doen. Specifiek vertelde ik je toen dat ik een IRO allereerst zinvol vind om met de hulp van Pels gebruik te kunnen maken van regulier werkoverleg en ook van nieuwe netwerkcontacten buiten het onderzoeksterrein. En daarbij liet ik ook weten dat ik met hulp van de IRO graag de steun van Ferko en Ronald gefinancierd zie worden. Daarom had ik verwacht dat je mijn eigen trajectplan zou gaan aanvullen met jouw eigen ideeën inclusief de formele correspondentie met de UWV. Maar toen ik gisteren jouw plan erbij pakte en het serieus ging bekijken werd ik naar aanleiding onze gesprekken en mijn bijgeleverde documenten nogal verrast. Graag onderbouw ik dit met een paar voorbeelden:.

Trajectplan Jorn: -Module Oriëntatie op arbeid.Werkwijze. Betrokkene werkt met behulp van drijfverenonderzoek en zelfmanagementtechnieken aan inzicht in zijn vermogens. Betrokkene ontdekt wat zijn motiverende activiteiten zijn en weet deze te verwoorden. Hiermee versterkt hij zijn sollicitatievaardigheden-.

Reactie Bob: Het voorstel om vanuit de UWV geld aan Pels te besteden om mezelf beter te kunnen managen voelt voor mij op basis van onze gesprekken, mijn IRO- en werkervaring, mijn eigen profielbeschrijving, mijn eigen trajectplan, cv en mijn evaluatierapporten als een doorn in het oog.

Trajectplan Jorn: - Module Aktieplanontwikkeling. Werkwijze: In deze module stelt betrokkene de beelden over zichzelf bij. De betrokkene is in staat om een reële inschatting te maken wat hij momenteel kan en neemt tijdig waar wanneer zijn draagkracht in de gevarenzone komt. In dat geval onderneemt hij effectieve actie.

Reactie Bob: Mijn draagkracht is slecht 1 keer in mijn leven in de gevarenzone gekomen, te weten in de ring. En bij mijn reïntergratie verwacht ik geen vuisten te ontvangen. Bovendien ben ik nooit vergeten wie ik ben en wat ik kan. Dus ook het voorstel om vanuit de UWV geld aan Pels te besteden om mij een reële inschatting over mezelf te laten maken en om beelden over mezelf bij te stellen voelt voor mij op basis van onze gesprekken, mijn IRO- en werkervaring, mijn eigen trajectplan, mijn eigen profielbeschrijving, cv en evaluatierapporten als een doorn in het oog.

Trajectplan Jorn: Arbeidsmarktrichting en beroepsactiviteiten. In de module oriëntatie zal gewerkt worden aan het verkrijgen van inzichten en het analyseren van een realistische en realiseerbare loopbaanrichting. In de module actieplanontwikkeling zal het doel zijn om deze loopbaanrichting als leidraad te gebruiken bij het effectief realiseren van zoveel inkomsten dat betrokkene onafhankelijk van de uitkering wordt.

Reactie Bob: een zinvolle loopbaanoriëntatie is gezien mijn NAH-positie gecombineerd met mijn kwaliteiten en werkervaring sterk afhankelijk van regels over loon in combinatie met de wajonguitkering. Dit ook voor de langere termijn. En je vertelde me op 15 september dat je wat dit betreft geen expertise in huis hebt. Dus ook dit stuk van het plan heeft wat mij betreft geen zin.

Tot slot wil ik nog iets kwijt over 2 stukken uit je laatste mail:

Opmerking Jorn: Bob, het PELS instituut heeft beperkte mogelijkheden om tijd te geven aan cliënten. Anders dan bij TNO of op de universiteit moet ikzelf voor het PELS instituut de schoorsteen rokende houden-.

Opmerking Jorn: Je vraagt of het PELS instituut je nog meer diensten kan geven (lijsten, bestanden met gegevens) ; zonder dat er inkomsten uit voortkomen. Ik wil op die voet niet doorgaan. Ik kan dan beter mijn aandacht geven aan mensen die wel inkomsten genereren voor het PELS instituut-.

Reactie Bob: Niet anders dan jij bij Pels spelen ook Ferko en Ronald bij TNO Kwaliteit van Leven door de sterke budgettaire tekorten een belangrijke rol om daar de schoorsteen rokende te houden. En ondanks dat de hulp die ze me geven hen financieel niets oplevert staan ze toch al maanden lang aan mijn kant. Dit zelfs na mijn dienstverband. Natuurlijk zijn ze niet erkend door de UWV en ook ga ik ze niet belasten met allerlei hinderlijke overheidsprocedures. Maar vind je zelf ook niet dat niet Pels maar wel beiden TNO-toppers beloond moeten worden voor de inzet die ze me nu al maanden lang kosteloos bieden op een manier die goed bij mij aansluit?

Opmerking Jorn: Ik wil je graag helpen en het is ook mijn vakgebied om mensen te helpen. Er zijn – denk ik – ook echt mogelijkheden voor begeleiders met jouw achtergrond binnen het praktijkcentrum Zuidoost, die meer met de WAJONG-doelgroep willen doen. Ik doe dat op voorwaarde dat je een PELS IRO indient bij het UWV.

Reactie Bob: Misschien heb je gelijk dat het praktijkcentrum ZO inderdaad iets heeft waar ik wat aan heb. Bedankt voor het idee. Maar een IRO tekenen als voorwaarde voor je hulp voor contact met dit centrum? Je begrijpt vast dat ik hiermee niet akkoord ga. Ik zoek zelf wel contact met ze.

Zoals je misschien merkt ben ik teleurgesteld in het verloop van ons contact. Ik besef me goed dat ik mijn woede gaandeweg moet temperen. Anders kom ik niet verder.

Maar goed, volgens mij hebben wij ook vooral inhoudelijk te afwijkende ideeën om samen tot een overeenkomst te komen.

Het beste verder,

Bob.


Je raad het vast. Wat betreft werk en reïntegratie was ik na mijn laatste correspondentie met Pels even helemaal klaar met arbeidzorg-practitioners. Wel begon ik me toen af te vragen waarom ik door onkundige zorgprofessionals steeds onnodig in het patiëntenhoekje werd gedrukt. Want mijn overtuiging aangaande overbetaalde en overgewaardeerde en bovendien overtollig aanwezige zorgschnabbelaars is toch geen ziekte die verholpen moet worden, of wel? Ik zie het liever als medicijn tegen besmette zorgorganisaties ter kapitaalbewaking voor effectief bewezen arbeidzorgprogrammas’s. Maar goed, bestaan dergelijke programma’s eigenlijk wel? En zo ja, waar oh waar zijn die te vinden dan? Om deze vragen beantwoord te krijgen werd ik in de gelegenheid gesteld om kennis in te winnen van senior-wetenschappers op het terrein van arbeidszorg voor wajongers.

TNO-Arbeid

In mijn zoektocht naar bruikbare professionele reïntegratiesteun had Ferko al vroeg zijn best voor me gedaan om advies bij specialisten in te winnen. Tijdens mijn outplacement bij TNO vertelde hij me over zijn contact met professor Roland Blonk van TNO Arbeid; hoogleraar Arbeidsparticipatie en psychische klachten, in het bijzonder in activering en reïntegratie. Precies een dag na afloop van mijn TNO-contract had Ferko hem nog eens per mail om advies gevraagd:.

From: Öry, F.G. (Ferko).
Sent: woensdag 1 oktober 2008, 6:14.
To: Blonk, R.W.B. (Roland).
Subject: Vraag van Ferko Öry.

Goedemorgen Roland, hoorde van je secretaresse dat je een hectische dag hebt.Komt vaker voor ;). Even een korte vraag. Zoals je weet hadden wij tot gisteren een jonge Wajong collega wiens contract niet is verlengd wegens de bekende financiële problemen. Hij wil graag zijn reïntegratie budget zélf inzetten. Ken jij wegen of solide reïntegratie bedrijven die hem hiermee kunnen helpen? Al is het maar een advies geven? Deze collega gaat Ronald Mooij en mij aan het hart en wij willen hem graag steunen bij zijn inzet om weer aansluiting te krijgen in deze wat harde maatschappij.Dank voor je reactie, met hartelijke groeten, ferko öry.


In zijn reactie sloeg Professor Blonk voor mij de spijker bruut op zijn kop:.


From: Blonk, R.W.B. (Roland).
Sent: woensdag 1 oktober 2008 8:03.
To: Öry, F.G. (Ferko).
Subject: RE: Vraag van Ferko Öry.

Hoi Ferko. Nee eigenlijk niet ik heb te weiinig inziht in de regelingen. Mijn collgea's Wout de Boer en Jan Besseling doe onderzoek specifiek naaar Wajong, maar ik denk dat zij dat ook niet weten. Reïntegratie bedrijven en hun effectiviteit staan zeer ter discussie. Alles hangt, net als in de GGZ, af van de kwaliteit van je begeleider. Ik zit te ver weg van de uitvoering om goede te kunnen tip te gven. Ik weet ook niet of de regeling het toelaat om het budget zelf in te zetten. Daarvoor moet hij bij het UWV zelf zijn. Een cotactpersoon daar vragen naar de regelingen en de mogelijkheden is het enige dat ik hierin kan bedenken. Met andere woorden, hoe spijtig, maar ik denk niet dat ik veel kan helpen of richting geven.Groet, Roland


En ook een directe collega van professor Blonk, te weten senior wetenschappelijk medewerker van TNO / specialist op het gebied van arbeidsparticipatie en jonggehandicapten Jan Besseling gaf aan Ferko een reactie waar ik niet veel vrolijker van werd:.

From: Besseling, J.J.M. (Jan).
Sent: woensdag 1 oktober 2008 13:13.
To: Öry, F.G. (Ferko); Boer, W.E.L. (Wout) de.
Subject: RE: Vraag van Ferko Öry.

Ferko,
Er bestaat niet zoiets als een reïntergaitebudget waar betrokkene recht op heeft. Wel bestaat de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen en dat traject zelf vorm te geven dankzij een zogeheten IRO. (individueel reïntegratieovereenkomst). UWV beheert het geld en betrokkene zoekt een begeleider die een plan opstelt en indient en vervolgens geld van het UWV krijgt Ik heb geen zicht op welke partij goed is. M.i. zou betrokkene als hij wat wil contact kunnen opnemen met zijn/haar reïntegratiecoach bi het UWV of met een arbeidsadviseur bij het CWI.Veel meer kan ik er niet van maken. Mvg jan


Mijn gedachten naar aanleiding van bovenbeschreven reacties:. Ik begrijp dat professoren en senior onderzoekers op het terrein van arbeidsparticipatie geen andere keus hebben dan toegeven dat de effectiviteit van reïntegratiebedrijven zeer ter discussie staat. Maar hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat diezelfde senioren ook nog eens bekennen dat ze op hun eigen zorgterrein te ver van de uitvoering af staan om bruikbaar en concreet advies te geven en dit als aanleiding gebruiken om simpel door te verwijzen naar de voor mezelf reeds bekende zorgbagger? Nogal wiedes dat IRO-schnabbelaars zoals Restart en Pels ongeremd begrotingskostenplaatjes voor de UWV maken om over de ruggen van wajongers hun eigen zakken te vullen. Weledelgestrenge arbeidzorgprofessionals, ooit gehoord van witteboordcriminaliteit? Van mij mogen jullie eerst naar jullie zelf wijzen, dan pas naar buiten.

In tegenstelling tot zijn laatste mail bleek professor Blonk me bij nader inzien toch nog nuttig advies te kunnen geven. Opnieuw naar aanleiding van zinvolle steunacties van Ferko had ik op 16-01-09 telefonisch contact met hem. We spraken toen eerst over het effectief bewezen programma JOBS. Dit is ontworpen door TNO Arbeid en omvat een training voor langdurig werkelozen. Blonk liet me in ons gesprek weten dat hij me gezien mijn ruime reïntegratie-ervaring helaas niet kan verzekeren dat JOBS iets voor me is. Wel stelde hij onder meer voor om administratieve rompslomp bij contractuele zaken (misschien ook mbt loondispensatie) te bestrijden met hulp van onafhankelijke arbeidsadviseurs. Deze worden ingesteld door de landelijke cliëntenraad. En volgens hem kan ik hiervoor het best contact opnemen met de UWV of CWI. Naar aanleiding van dit advies dacht ik direct het volgende: “Hoe is het mogelijk dat professor Blonk, die toegeeft dat hij te ver van de uitvoering afstaat om goed advies te geven, wel met 10 minuten telefonisch kletsen meer voor me kan doen dan IRO-jobcoaches proberen met hun overheidsgesubsidieerde onkundige therapeutische gebrabbel?” Ook dit is een vraag die tot de dag van vandaag onbeantwoord is gebleven. Zorgdragers, ik stel jullie mijn vraag nog een keer; “ooit gehoord van witteboordcriminaliteit” ? Van mij mogen jullie opnieuw eerst naar jezelf wijzen, dan pas naar buiten.


RCA


http:// http://http://www.onafhankelijkarbeidsadviseur.nl/


Na het advies van professor Blonk van 16-01-09 en nadat ik op internet had gespeurd leek contact met een onafhankelijke arbeidsadviseur bij het afsluiten van een nieuw contract me zeker geen verkeerd plan. Maar tegelijkertijd vroeg ik me wel af waarom ik pas in 2009 achter deze vondst moest komen. Dit op basis van mijn contact met Ferko, te weten een peer-collega van professor Blonk. Hoe kwam het dat ik dit advies niet al in januari 2006 van het RCA kreeg toen ik na mijn vrijwilligerswerk voor professor Dijksterhuis mijn reïntegratiepijlen voor betaald werk aan het slijpen was? Die laatste vraag was voor mezelf te treffend om achterwege te laten. Daarom deed ik in januari 2009 ook nog mijn best om met mijn nieuwe kennis en nieuwe doelen opnieuw vriendelijk contact te leggen met revalidatiearts Menno P. en onderzoekshoofd Thomas J. van het RCA:.

Beste Menno & Thomas,.

Allereerst, een gelukkig nieuw jaar!

Maar over geluk gesproken, deze heb ik op het terrein van betaald werk na mijn dienstverband bij TNO nog steeds niet gevonden. Inmiddels sta ik alweer 3,5 maand werkloos aan de kant. En hierdoor ben ik naast job-hunting ook opnieuw op zoek naar voor mij geschikte dienstverlening op het gebied van arbeidsreïntegratie. Hierover zou ik graag opnieuw met jullie willen praten. En ook heb ik een aantrekkelijke vacature gevonden op de website van het RCA. Daarom bespreek ik ook graag met jullie of het zin heeft om mijn sollicitatiepijlen hierop te richten. Mijn wens om opnieuw met jullie contact te leggen heb ik geprobeerd hieronder verder toe te lichten. Ik hoop dat jullie tijd kunnen en willen vinden om dit voor me te bekijken. Bij voorbaat, alvast hartelijk dank.

In 2006 had ik als cliënt van het RCA na overleg met mijn toenmalige revalidatietherapeute/ jullie collega Erna P. een IRO getekend met de UWV en reïntergratiebureau USG Restart. Toen heb ik 2,5 jaar lang onafgebroken en intensief gebruik gemaakt van de diensten van dit bureau. En kortgeleden heb ik ook een aantal uitvoerige gesprekken en mailcontact gehad met de directeur van een ander reïntergratiekantoor, te weten van het Pels instituut. Na een grondige evaluatie over de steun en planning vanuit beiden instellingen ben ik hierover slecht te spreken. En ook onderzoeksliteratuur laat zich steeds vaker kritisch uit over de effectiviteit en bruikbaarheid van dergelijke instanties. Gelukkig word ik in mijn zoektocht naar werk nog steeds prima gesteund door een tweetal zeer ervaren en zeer sympathieke oud-collega’s, te weten door kinderarts/senior wetenschappelijk medewerker Ferko Öry en sectorhoofd zorginnovatie Ronald Mooij. Maar meer dan ze me nu al geven, kan en wil ik ze niet vragen. Daarom ben ik nu ook opnieuw op zoek naar reïntegratiesteun die beter bruikbaar is dan de steun die ik in het verleden heb ontvangen.

Wat betreft arbeidsreïntergratie voert TNO Arbeid het Programma JOBS uit, een training voor langdurig werkelozen. Roland Blonk is grondlegger van dit effectief gebleken programma. Hebben jullie hierover al eens iets gehoord? En hebben jullie misschien ervaring met andere effectieve reïntergratiediensten voor hoog opgeleide Wajongers/ ervaren NAH-ers zoals ikzelf? Hier doel ik met name op bureaus die bruikbare praktische steun bieden zonder tijd te verspillen aan onnodige therapeutische bedoelingen. Daarom kom ik graag opnieuw met jullie in gesprek, dit allereerst om hierover samen ideeën uit te wisselen.

Voor het geval jullie open staan voor een gesprek deel ik met jullie graag alvast iets meer aangaande mijn reïntegratieervaring. Daarom heb ik mijn persoonlijke TNO-evaluatie (TNO_evaluatieVanBob_22/9/08) als attachment bijgevoegd. Dit stuk was allereerst bedoeld om bij collega´s mijn slechte ervaring op het gebied van arbeidsreïntergratie duidelijk aan het licht te brengen. En straks wil ik dit stuk in nood ook gaan gebruiken bij mijn herkeuring bij de UWV. Bovendien ben ik ook op zoek naar tijdschriften waarin ik mijn verhaal misschien kwijt kan. Voor mijn voorbereiding hoop ik dat jullie ruimte voor me kunnen en willen vinden om dit stuk te lezen en samen met me te bespreken.

Ook heb ik vandaag op de website van het RCA een interessante vacature gevonden, te weten voor Verpleegkundige/Verzorgende (28-36 uur pw). Graag wil ik mijn kennis en ervaring bundelen en me aan de hand van ervaren professionals verder ontwikkelen en me beter leren inzetten voor mensen die hulp nodig hebben. Door mijn kennis vanuit de sociale psychologie, mijn ervaringsdeskundigheid op het gebied van revalidatie voor NAH-ers en door mijn familie-ervaring met de geestelijke gezondheidszorg denk ik over de juiste vaardigheden en eigenschappen te beschikken om me goed in te kunnen zetten voor het welzijn van kwetsbare mensen. Maar aangezien ik op dit terrein nog geen professionele praktijkervaring heb ben ik bereid om bij het RCA waar nodig/mogelijk iets lager in te stappen en een verdere opleiding te volgen om mijn vaardigheden en deskundigheid te verbeteren. Daarom bespreek ik ook graag met jullie of het zin heeft om mijn sollicitatiepijlen op deze vacature te richten.

Bijgevoegd vinden jullie mijn eigen TNO-werkevaluatie waarmee ik onder meer mijn ervaring op het gebied van arbeidsreïntegratie aan het licht breng, almede mijn CV, profielschets en de werkevaluaties van mijn belangrijkste begeleiders bij mijn vorige werkgever.

Ik hoop dat jullie tijd hebben en willen vrijmaken voor mijn stukken. En het zou erg fijn zijn als deze aanleiding geven om mij uit te nodigen voor een gesprek. Want advies van ervaren professionals zoals jullie kan ik vooral in deze periode erg goed gebruiken.

Ik zie graag uit naar jullie reactie,

Met hartelijke groeten, Bob van Daalhuizen.


Het enige dat het RCA me naar aanleiding van bovenbeschreven verzoek te bieden had was de volgende reactie van revalidatiearts Menno P.:

Date: Thu, 22 Jan 2009 09:48:48 +0100. Beste Bob, Excuus voor mijn late reactie. Ben aan het herstellen van een fors autoongeluk. Ik heb snel je mailtje doorgelezen. Verpleegkundige/verzorgende is echt een andere wereld. Als je daaraan zit te denken is het misschien geen gek idee om nog eens met Erna te praten. Die kan vanuit jullie voortraject breed met je meedenken. Ik heb het nog niet met haar overlegd. Zal haar een cctje sturen. Groet en succes Menno

In zijn reactie vergist Menno zich. Verpleegkundige/verzorgende is geen andere wereld. Sinds de dood van mijn moeder in 2001 hang ik non-stop rond in zowel praktisch zorgland als in het terrein van zorgwetenschap. Beiden zijn schijnbaar gericht op zorg voor zwakkeren terwijl beiden bestuurd worden door zwakke zorgprofessionals die zich in een ivoren toren schuil houden en bij zeldzame aanwezigheid in het veld geen kleur bekennen maar vooral “abstract” bakkeleien over het geld dat ze niet hebben in plaats van te zorgen dat het beschikbare geld gewoon goed besteed wordt. Maar goed, Menno P wees dus direct door naar Erna P. En aangezien Erna me in januari 2006 al doorverwees naar ineffectief bewezen professionele IRO-zorgjagers maakt dit mijn houding voorspelbaar. Dit liet ik het team Öry-Mooij diezelfde dag ook nadrukkelijk merken:

Beste Ferko & Ronald.

Ik hoop dat jullie begrijpen dat ik van de reactie van revalidatiearts Menno ook niet bijster enthousiast word. Ik vroeg hem niets meer dan een nieuw gesprek. Natuurlijk weet ik dat hij een auto-ongeluk heeft gehad. Maar als hij kan mailen, dan kan hij ook ademen, denken en praten. En zijn collega, revalidatieonderzoeker Thomas J. heeft al helemaal niets laten horen. En ondanks de stukken die ik ze gemaild heb, stuurt Menno me gewoon door naar de revalidietietherapeute die mij in 2006 een bagger-reïntegratieplan heeft voorgesteld. En opmerkingen als “verpleegkundige/verzorgende is echt een andere wereld”. Sorry, maar hij hoeft niet te doen alsof ik achterlijk ben. Ik ga nog even nadenken wat ik hiermee ga doen. Opnieuw onze belastingcentjes verspillen aan de voor mezelf belabberde zorgdiensten ben ik in ieder geval niet van plan. Mannen, sorry dat ik jullie hiermee lastig val. Want jullie hebben natuurlijk genoeg andere dingen aan het hoofd. Maar ik moest het gewoon bij iemand kwijt. I hope you don´t mind. Jullie nog een hele fijne dag toegewenst, Hartelijke groet, Bob.




STG/Health Management / TNO.


Kort nadat ik via Ferko met Ronald in contact was gekomen, had Ronald me voorgesteld aan Astrid Kruijff. Astrid is projectleider strategische bijeenkomsten en toekomstverkenningen van STG/Health Management Forum. Op 14-08-08 sprak ik haar op kantoor in Leiden. Ze vertelde me toen dat STG in onderhandeling was met TNO Arbeid voor een project met aandacht voor toekomstscenario’s op het gebied van Wajong. Toen dacht ik: “niet gek, want dat gebied is immers niet alleen van STG maar ook van mij”. Verder had ik het geluk dat Astrid haar best voor me deed om mij bij dit project te betrekken onder de voorwaarde dat dit project goed gefinancierd zou worden. Daarom ging ik ter voorbereiding alvast op zoek naar bruikbare wajongliteratuur. Voor mijn persoonlijke situatie vond ik toen bijzonder herkenbare feiten in het artikel “Werk moet Lonen: Onderzoek onder Wajongers over de Financiële Baten van Werk, Brukman et al 2008”. Tijdens het lezen van dit artikel nam een persoonlijk plan steeds sterker de overhand ten opzichte van het originele onderzoeksplan van Astrid. Want nadenken over de toekomst van wajongers klonk wel goed, maar voordat je in een glazen bol kunt kijken moeten hedendaagse feiten volgens mij wel goed tot de verbeelding spreken. En een scherp beeld van de werkelijkheid omtrent de wajong is wat zorgorganisaties niet bieden. Als voorbeeld ontleent de organisatie TNO haar bestaansrecht onder meer aan het ontwikken van arbeidsinterventies ten behoeve van wajongers zoals ikzelf. Zie hieronder:.

http:// http://http://www.tno.nl/content.cfm?context=markten&content=product&laag1=189&laag2=371&item_id=1379


Wajong.

Steeds meer jongeren raken op een zijspoor en dreigen niet meer mee te doen in de samenleving. Dit zien we terug in de sterke toename van het aantal jongeren dat in de Wajong terecht komt. Toch hebben zij vaak wel de capaciteiten om mee te blijven draaien. Gemeenten kunnen samen met scholen en de nieuwe Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) voorkomen dat jongeren van de ene naar de andere voorziening worden doorgeschoven. TNO kan gemeenten helpen bij die samenwerking door het organiseren en inrichten van ketens en zorgnetwerken. De aanpak van TNO is gericht op vroegtijdig opsporen, tijdig ingrijpen en zorgen dat de jongeren op de juiste plek terecht komen en niet aan de zijlijn komen te staan.

http:// http://http://www.tno.nl/content.cfm?context=markten&content=product&laag1=52&laag2=106&item_id=1195

Wajong: arbeidsparticipatie jonggehandicapten.

Arbeid is voor jongeren met een beperking de beste weg tot integratie in de maatschappij. TNO onderzoekt de achtergronden en ontwikkelingen, draagt bij aan nieuwe oplossingen voor arbeidsinpassing en analyseert de effectiviteit van trajecten en overheidsbeleid. Voor opdrachtgevers als ministeries, UWV, reïntegratiebedrijven, SW-bedrijven en sociale en reguliere ondernemingen, draagt TNO oplossingen aan. TNO werkt samen met en was betrokken bij de voorbereiding van CrossOver, kenniscentrum voor jonggehandicapten en werk. TNO heeft bijgedragen aan het recente SER-advies over Wajong en werk.


http:// http://http://www.tno.nl/content.cfm?context=overtno&content=overtnosub&laag1=32&item_id=59


Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat zelfs ik, een wajonger met gaatje in zijn kop, moeiteloos kan aantonen dat wajongzorgdrager TNO Kwaliteit Van Leven in strijd leeft met haar eigen humanistische bedrijfsoptiek. TNO profileert zichzelf als wetenschapsmagnaat voor de noodzakelijke verbetering van wajongbeleid. En tegelijkertijd blijkt diezelfde organisatie over de rug van haar eigen wajong-medewerker haar pan te drukken om de eigen zakken te vullen. Dit door me eerst als vrijwilliger 3 maanden schrijf-en analysewerk te laten doen, me na gebleken inzetbaarheid op dat terrein gek genoeg 1 jaar als datamanager in dienst te nemen, en me aan het eind van de rit ongeacht mijn bewezen inzetbaarheid op beiden onderzoeksterreinen werkloos achter te laten met een belastingschuld van € 1413,-. Dit te betalen met de voor mezelf sinds 2003 vertrouwde inkomsten van 70% van het minimum jeugdloon. En dit doordat ik veel te lang genoegen heb genomen met de inzet van ineffectief bewezen wajongprofessionals. En wat gebeurt er met het imago en bestaansrecht van TNO als beleidsontwerper en adviseur op het gebied van de Wajong? Niks. Kan iemand mij vertellen hoe dit mogelijk is? Ja, dat kan ik deels zelf. TNO als organisatie stinkt. Zonder de aandacht van aan aantal ervaren vakbekwame TNO-ers waren Kwaliteit van Leven-panden zoals de Wassenaarseweg in Leiden en de Polarisavenue in Hoofddorp al lang in rook opgegaan. Maar dat zijn ze niet. Dit doordat diezelfde organisatie ook gouden mensen kent die hun eigen deur altijd voor me open hebben gehouden. Zij verdiepen zich in mij, andersom probeer ik dat ook te doen. Dit is inspirerend, houdt me op mijn eigen manier goed op koers en verdient daarom wél waardig beloond te worden:

http:// http://http://www.tno.nl/images/shared/overtno/magazine/kvl_1_2007_12_14.pdf


Mensen kunnen veel meer dan ze denken.
~~~~~~~~~~~~~~~
Je maakt een gezamenlijk plan van aanpak met ouders, gemeenten, thuiszorg, maatschappelijk werk en de GGD. Je maakt iedereen partner en je probeert ook iedereen te motiveren om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat kan alleen als ze zelfvertrouwen hebben en tools krijgen om hun werk te doen. “Signs of Safety” is zo’n tool. Het gaat altijd om vaardigheden. Echt, met de juiste middelen kunnen mensen veel meer dan ze denken. Je hoopt zo zoveel mogelijk kindermishandeling te voorkomen.
~~~~~~~~~~~~~~~
Je moet gewoon niet bang zijn voor uitgesproken meningen, mits je het liefdevol doet en de kritiek wetenschappelijk goed onderbouwt.’
~~~~~~~~~~~~~~~
Ik zei dat de preventieve en signalerende functies van de jeugdgezondheidszorg tot vier jaar zinvol zijn, maar dat die van vier tot negentien jaar kunnen worden opgeheven. De GGD doet nauwelijks iets effectiefs aan het met de leeftijd toenemende risicogedrag; denk aan: roken, gebruik van alcohol en drugs, geweld en onbeschermde seks. Het resultaat was dat ik eerst verguisd werd. Daarna dachten ze: misschien heeft hij wel gelijk. Toen ben ik uitgenodigd om te komen praten over hoe het dan wel moet. En een van de projecten waar ik nu bij TNO mee bezig ben, is de modernisering van de GGD. Door het ontwikkelen van nieuwe methoden en vaardigheden hoop ik dat het ons steeds beter lukt om criminaliteit, psychische stoornissen en verdriet bij kinderen te verminderen en daarbij schade en de zorg voor onze samenleving te kunnen voorkomen. Samenwerking tussen TNO en de universiteiten is daarbij noodzakelijk. Verder moeten al die schotten tussen de instanties in ons land verdwijnen. We moeten veel meer contacten en zijverbanden gaan leggen tussen verschillende disciplines in binnen- en buitenland. Dan komen we pas echt vooruit!’



Reactie Bob: amen.


CNV


Met een kritische blik op de huidige wajongzorg vond ik op 12-08-08 voor mijn persoonlijke situatie herkenbare feiten in het artikel “Werk moet Lonen: Onderzoek onder Wajongers over de Financiële Baten van Werk, Brukman et al, 2008”. Vervolgens was ik tot 20-01-09 slecht te spreken over professionele reïntegratiesteun van UWV, RCA, Restart en Pels. Dus wie weet konden professionals van “Werk Moet Lonen” me op zijn minst bruikbaar advies geven. Dat konden ze niet. En in dit kopje leg ik uit waarom.

Met hulp van de contactgegevens die ik in het artikel van Brukman en collega’s kon vinden verstuurde ik ter oriëntatie op 20-01-09 de volgende mail:.


Geachte/beste Wajong-professionals,

Ik mail u naar aanleiding van mijn speurtocht naar contactgegevens van zorgvaklieden die voor mezelf zeer inspirerend werk hebben verricht met het volgende onderzoek:

``Werk Moet Lonen: Onderzoek onder Wajongers naar de Financiële Baten van Werk, (M. Brukman, M.Groenewoud, L. Mallee, N van den Berg, S.Wajer, 2008.``

Tijdens mijn speurtocht naar contactgegevens van de betrokken professionals heb ik alleen het directe mailadres van de heer Ad Poppelaars gevonden. Maar het is me nog niet gelukt om persoonlijk contact leggen. Daarom hoop ik dat iedere lezer van deze mail me het voordeel van de twijfel gunt om mijn stuk hieronder te lezen en om het vervolgens waar mogelijk door te sturen naar een of meerdere van de volgende experts die zich voor dit onderzoek hebben ingezet:

Onderzoekers:.

M. Brukman, M. Groenewoud, L. Mallee, N. van den Berg, S. Wajer.

Leden van de Projectgroep Werk Moet Lonen:.

Ad Poppelaars (cg/raad).
Klaas Pieter Derks (cnv jongeren).
D.J.Fransen (cnv jongeren).
Jenny den H. (cnv jongeren).
A. Kop (directeur Jopla).
J.P.E.Lagendijk (CG-raad).
W.H. Verlaan (jopla en CG/raad.

Naar aanleiding van mijn verzoek stel ik me eerst graag netjes aan u voor. Mijn naam is Bob van Daalhuizen. In 2003 heb ik direct na het behalen van mijn doctoraal examen Sociale Psychologie tijdens een bokstraining een zodanige klap op mijn hoofd gehad dat ik een tijd in coma heb gelegen. Door dit ongeluk heb ik lichte problemen met mijn korte termijn geheugen waardoor ik nieuwe informatie in vergelijking met vroeger minder snel tot me kan nemen.

Na het ongeluk heb ik veel werkervaring opgedaan. Eerst als vrijwilliger en later ook als betaalde arbeidskracht. En voor mijn werk heb ik steeds vaker ook positieve werkevaluaties ontvangen. Maar bij het zoeken en behouden van betaald werk is het me nog steeds niet gelukt om de zeer storende dienstobstakels voor mezelf en voor werkgevers uit de weg te ruimen.

Voor het bestrijden van dienstobstakels heb ik bijna drie jaar lang intensief gebruik gemaakt van reïntergratiesteun van vier verschillende jobcoaches/mobiliteitscoaches van meerdere arbeidsreïntergratiebureau’s. En over de effectiviteit hiervan ben ik allerminst tevreden. Mijn ervaringen op het terrein van arbeidsreïntergratie heb ik vorig jaar na afloop van mijn dienstverband bij TNO in detail beschreven in een evaluatierapport. Dit rapport gebruik ik als basisstuk waarin ik ook mijn tegemoetkomende reïntegratie-ervaringen zal beschrijven. Het stuk zal ik dus steeds gaan aanvullen en aanpassen. Nu probeer ik te onderzoeken of ik met dit verslag ook andere mensen kan helpen. En als het stuk op termijn gepubliceerd kan worden is dit natuurlijk helemaal mooi.

Mijn tweede rede waarom ik u deze mail schrijf is dat ik weet dat de uitkomsten van het onderzoek ``Werk moet Lonen`` op 7 december 2007 besproken zijn met ervaringsdeskundige jongeren. Graag kom ik te weten of de professionals van dit project of van soortgelijke werkprojecten nog steeds interesse hebben in praktijkbeschrijvingen van onder meer hoog opgeleide Wajongers met Niet Aangeboren Hersenletsel. Mijn eigen ervaringen kan ik voor een belangrijk deel al laten lezen in mijn TNO-evaluatierapport. Als u zelf geïnteresseerd bent of als u goede ideeën voor me heeft, dan zie ik erg graag uit naar uw reactie.

Met hartelijke groeten, Bob van Daalhuizen.


Op de bovenstaande brief had ik slechts 1 reactie ontvangen, te weten van Jenny den H., projectleider van CNV Jongeren. Ze schreef me op 23-01-09 dat CNV heel actief bezig is op het gebied van Wajong en reïntegratie. Ter oriëntatie mailde ze me een lijstje met informatie over de activiteiten van CNV:.

Beste Bob,

Bedankt voor je e-mail en je aanbod met ons mee te denken. CNV Jongeren is heel actief bezig op het gebied van Wajong en reïntegratie. Onze activiteiten op een rij:.

G-Krachten campagne.

Wij voeren promotie voor de Wajong. Jongeren met een Wajonguitkering gaan namens CNV Jongeren langs bij bedrijven om te vertellen over de Wajong.

Informatie.

Wij verzorgen veel informatie voor Wajong. Je kunt kijken op www.wajongmagazine.nl , daar kun je ook lid worden van de emailnieuwsbrief zodat je op de hoogte blijft van het laatste nieuws. We hebben ook papieren informatie: een intakewijzer en een wajong magazine. Als je mij je adresgegevens mailt, dan stuur ik het naar je op.

Lobby in Den Haag.

Wij praten vaak met politici over positie van Wajongeren. Zo is de politiek nu bezig met nieuwe wetgeving voor de Wajong. Wij proberen de politici hierover te adviseren.

Persoonlijke dienstverlening.

Als je lid wordt van CNV Jongeren kun je ook gebruik maken van persoonlijke dienstverlening. We kunnen bijvoorbeeld je CV bekijken of je sollicitatiebrief. Ook kun je altijd juridische vragen stellen.

Momenteel zijn we niet bezig met een onderzoek waarvoor jouw input gebruikt kan worden. Ik zou het fijn vinden als je lid wordt van de emailnieuwsbrief. Zodra we weer iets nieuws starten, komt daar een oproep in te staan.

Met vriendelijke groet,Jenny den Hertog, CNV Jongeren, Projectleider, Werkzaam ma,wo,do,vrij.


Toen ik bovenstaande mail ontving ben ik direct betaald lid geworden. Want ook toen was ik al van mening dat ik op 01-10-07 onder supervisie van Restart via een IRO met de UWV een wurgcontract bij TNO had getekend. En een dergelijk contract wilde ik in de toekomst liever voorkomen dan genezen. Buiten juridische steun voor het afsluiten van contracten zocht ik via CNV ook manieren om mijn eigen ideeën voor een nieuw reïntegratieplan te realiseren. Het team Öry-Mooij bleef me na afloop van mijn TNO-contract immers ongestoord vrijwillig voor me inzetten. Dit moest op basis van een nieuw plan eindelijk een keer goed beloond gaan worden. Nadat ik 30,- euro contributiegeld aan CNV had gestort nam ik op 02-02-09 daarom het volgende initiatief:


Beste Jenny,

Hartelijk dank voor de snelle reactie en bruikbare ideeën! Hiervan maak ik graag dankbaar gebruik. Daarom heb ik me ingeschreven voor de emailnieuwsbrief op www.wajongmagazine.nl . En ook ben ik zojuist lid geworden van CNV Jongeren. Bovendien ontvang ik ook graag papieren informatie van CNV Jongeren; te weten de intakewijzer en wajongmagazine. Zeker prettig dat u me deze mogelijkheid biedt.

Doordat ik nu lid ben van CNV Jongeren kom ik ook graag in gesprek met iemand die me iets kan vertellen over de persoonlijke dienstverlening die CNV biedt. En wat dit betreft vind ik het trouwens ook prettig dat juridische zaken in het activiteitenlijstje beschreven staan. Hierover zou ik ook graag een aantal vragen willen stellen.

Sinds Augustus 2008 word ik in mijn zoektocht naar werk goed gesteund door een tweetal zeer ervaren en zeer sympathieke oud-collega’s van TNO, te weten door kinderarts/senior wetenschappelijk medewerker Ferko Öry en sectorhoofd Zorginnovatie Ronald Mooij. Maar meer dan ze me nu al geven kan en wil ik ze niet vragen. Daarom ben ik nu ook opnieuw op zoek naar reïntegratiesteun die beter bruikbaar is dan de steun die ik in het verleden heb ontvangen van jobcoaches van verschillende reïntergratiebureaus. In mijn speurtocht zoek ik nu onder meer professionals die kennis over reïntergratie ontwikkelen en/of onder meer gespecialiseerd zijn in het implementeren van kennis uit bijvoorbeeld het onderzoek “Werk Moet Lonen: Onderzoek onder Wajong´ers naar de Financiële Baten van Werk, (M. Brukman, M.Groenewoud, L. Mallee, N van den Berg, S.Wajer, 2008)”. Kent u misschien iemand die me hierbij verder kan helpen?

De informatie die u me in de laatste mail al heeft gegeven is zeker bruikbaar. Nogmaals hartelijk dank hiervoor. Ook zou ik graag een keer met u hierover willen praten. Want ook inspiratie hier vandaan kan ik gezien mijn achtergrond vooral in deze economisch barre tijden erg goed gebruiken.

Ik zie graag uit naar uw reactie,.

Hartelijke groet, Bob van Daalhuizen.


Op 19-05-09 had ik op bovenbeschreven bericht nog steeds geen reactie ontvangen. Maar sinds mijn eerste correspondentie met CNV had ik op 13-03-09 wel al van de belastingdienst te horen gekregen dat ik te maken zou krijgen met een belastingschuld van in totaal € 1413,-. Een ander nieuwtje was dat ik bij het schrijven van sollicitatiebrieven inmiddels goed geholpen werd door mijn oud-collega/ huidig assistent professor van het LUMC, Matty Crone. Daarom zocht ik bij CNV naast advies om contractellende in de toekomst te voorkomen nu ook aandacht voor een reïntegratieplan op basis waarvan ik de steun van Ferko, Ronald en Matty zonder hulp van IRO-zakkenvullers waardig beloond wilde krijgen. Ik wilde dus nogal wat. Dat besefte ik me goed. Daarom had ik ter voorbereiding van mijn volgende brief opnieuw serieus aandacht besteed aan de CNV-Jongeren website en de activiteitenlijst van CNV die ik op 23-01-09 ter verleiding voor betaald lidmaatschap had gekregen van projectleider Jenny den H. Op 19-05-09 verzond ik de onderstaande brief niet alleen naar Jenny maar ook naar haar collega’s Anneke W. (sociaal juridische dienstverlening) en baas Klaas-Pieter Derks (toenmalig voorzitter van CNV Jongeren). Net als Jenny was ik ook Klaas-Pieter al tegengekomen in het artikel van Brukman en collega’s als leden van de Projectgroep “Werk Moet Lonen” Hiermee hoopte ik in reïntegratieland eindelijk een stapje verder te komen:

Geachte/beste CNV-beleidsmedewerkers,.

Als lid van CNV-jongeren heb ik jullie maandag 2 februari per mail gevraagd of ik met iemand kan praten over de dienstverlening die CNV biedt. Dit specifiek om gedachten te wisselen over de juridische dienstverlening die jullie in de welkomstmail beschrijven. Op deze mail heb ik nog geen antwoord gekregen. Maar goed, dat kan gebeuren natuurlijk. Want mijzelf ontglipt ook wel eens een mailtje. Toch zou het fijn zijn als ik op juridisch terrein een volgende keer wel een beroep op jullie kan doen.

Met de mail van vandaag hoop ik op een ander vlak advies te krijgen, namelijk over een plan voor arbeidsreïntegratie dat ik aan het ontwerpen ben. Gezien mijn persoonlijke ambitie en de inhoud van mijn plan kan en wil ik hierbij geen gebruik maken van professionele arbeidsreïntegratiebureaus. Dus voordat ik mijn plannen aan de UWV voorleg doe ik er verstandig aan om mezelf goed voor te bereiden. Vandaar mijn poging om mijn ideeën eerst aan een vakbondspecialist voor jongeren zoals u voor te leggen. Maar voordat ik dit doe stel ik mezelf graag nog een keer netjes aan u voor.

Mijn naam is Bob van Daalhuizen. En dit jaar ben ik in januari lid geworden van CNV. Dit heb ik gedaan nadat ik op mijn toenmalige werkplek bij TNO (Kwaliteit van Leven) het volgende artikel las: “Werk Moet Lonen: Onderzoek onder Wajong´ers naar de Financiële Baten van Werk, (M. Brukman, M.Groenewoud, L. Mallee, N van den Berg, S.Wajer, 2008)”. Dit onderzoek is onderdeel van het project “Werk moet Lonen”. En hiervoor blijken jullie je actief ingezet te hebben in samenwerking met de CG-raad, Jopla, Regioplan en het Revalidatiefonds.

Het artikel beschrijft resultaten die voor mij erg herkenbaar zijn. Ikzelf leef al 5,5 jaar van de Wajong. En dit niet zomaar. In 2003 was ik afgestudeerd op de Universiteit van Amsterdam. En direct na het behalen van mijn bul (experimentele sociale psychologie) ben ik tijdens de voorbereiding van een bokswedstrijd hard k.o. gegaan. Dit ongeluk had blijvende gevolgen. Daarom heb ik de hierop volgende jaren intensief gebruik gemaakt van reïntegratiesteun van jobcoaches van verschillende professionele reïntergratiebureaus. En over de aanpak en effectiviteit van deze bureaus ben ik slecht te spreken. En ook het hierboven benoemde onderzoek laat voor Wajongers op het gebied van reïntegratiesteun pijnlijke resultaten zien. Dit verbaast me niet, en ook steeds minder.

Na mijn afgelopen dienstverband ben ik afgestapt van de eerder ontvangen steundiensten. Een betere beslissing had ik niet kunnen nemen. Wel ontvang ik nu al ruim een half jaar reïntegratiesteun van zeer vakbekwame vrijwilligers, te weten van mijn oud-collega’s kinderarts/senior wetenschapper Ferko Öry (TNO), Sectorhoofd Zorginnovatie Ronald Mooij (TNO) en assistent professor Matty Crone (LUMC). En deze steun is een stuk beter bruikbaar dan de steun die ik in het verleden van professionals heb ontvangen. Nu zoek ik manieren om dit waardig beloond te krijgen, zo ook met terugwerkende kracht. Maar het voelt niet goed als ik ze hierbij ook nog moet belasten met overbodige formaliteiten en administratieve rompslomp. Daarom ben ik bezig met een nieuw trajectplan. En dit betreft een plan dat me bij goedkeuring door de UWV ook onmiddellijk aan werk kan helpen.

Graag maak ik rapportages en evaluaties over reïntegratietrajecten. Dit in eerste instantie over trajecten die ik zelf volg en vroeger heb gevolgd. Mijn ervaring leert me dat dergelijk evaluatiewerk ook wordt gedaan door professionele jobcoaches. Deze behoren aan de UWV namelijk regelmatig rapporten te verzenden over de voortgang van hun cliënten vanuit de IRO. En met name het maken van dergelijke rapportages kan ik zelf even goed, en zo niet dan beter. Dit werk wil ik in mijn volgende reïntergratiepad in eigen hand houden. En hiertoe ben ik ook goed in staat. Dit allereerst door mijn kennis en ervaring vanuit mijn studie- en werkachtergrond (ik ben onderzoeker/sociaal psycholoog). En ook heb ik jaren lang zelf trajectplannen en voortgangsrapporten van jobcoaches ontvangen en onder de loep genomen. Wat mij betreft hebben deze plannen en rapporten van bureaus weinig om het lijf en trek ik daarom liever naar mezelf toe.

Ten slotte heb ik ook enige kennis over de betalingsstructuur vanuit de IRO. Op dit vlak zou ik kennis van specialisten in eerste instantie misschien goed kunnen gebruiken. Maar ook dit werk kan ik na een korte begeleiding goed op eigen kracht. Ik weet bijvoorbeeld dat reïntegratiebedrijven in het begin van een traject meestal 5000 euro ontvangen voor de begeleiding van een cliënt. En voor een periode van maximaal 2 jaar is dit een “heilig” getal waar de UWV in eerste instantie niet snel moeilijk over blijkt te doen. Dit is wat mij betreft trouwens een droevige zaak. Dit niet in de laatste plaats doordat de effectiviteit van dergelijke bureaus voor onervaren wajongers nog steeds erg slecht zichtbaar is. En zolang onderzoeksresultaten het matige effect van bureaus blijven bevestigen blijf ik me inzetten om laagdrempelig voor mede-wajongers de zichtbaarheid hiervan te vergroten.

Nu onderzoek ik in eerste instantie of ik als schrijver van onder meer voortgangsrapporten mijn eigen begeleiders met terugwerkende kracht kan laten belonen. Daarom kom ik graag in contact met creatieve CNV-professionals met wie ik mijn ideeën kan bespreken. Deze hoop ik naar aanleiding hiervan ook beter uit te kunnen werken.

Ik kijk graag uit naar uw reactie,

Met hartelijke groeten, Bob van Daalhuizen.


En wat gebeurde er naar aanleiding van bovenstaande brief? Gezien de directe reactie van Jenny den H naar mijn idee barweinig. :

Beste Bob,

Bedankt voor je email. Excuus dat we niet op je eerdere mail gereageerd hebben. Ik heb even teruggezocht, maar onze mailwisseling was van eerder (zie bijlage). Wat betreft juridische dienstverlening: op het moment dat je een juridische vraag hebt kun je deze via de email (info@cnvjongeren.nl) of via de telefoon stellen (030-751 1046). Je kunt vragen stellen over bijvoorbeeld je Wajong, conflict met het UWV, salaris, loonstrookje. Ook kunnen we kritisch meekijken naar een sollicitatiebrief of je cv.

Je vraagt of je je begeleiders met terugwerkende kracht kan laten betalen. Ik verwacht dat dit niet lukt. Je kunt wel begeleiders via een IRO laten betalen, maar dan alleen met een vooraf goedgekeurd reïntegratieplan. Ik ken bijvoorbeeld iemand die haar ergotherapeut heeft gevraagd om haar te begeleiden bij het reïntegreren. Die heeft dit via een IRO betaald gekregen.

Ik schat je kans dus vooral heel klein omdat je dit met terugwerkende kracht wilt doen. Je kan wel een reïntegratieplan schrijven en goed laten keuren om daar bijvoorbeeld na de zomer mee te starten. Ik weet niet of je meerdere begeleiders kan opgeven in je reïntegratieplan. Ik denk dat je dan duidelijk in je plan dient aan te geven wat de rolverdeling is van deze personen en wat de meerwaarde is van elk individu.

Hopelijk kan je hier weer verder mee!
Succes,met vriendelijke groet,.
Jenny den H.
CNV Jongeren.
Projectleider.


Mijn bezwaar tegen de hierboven beschreven dienstverlening van CNV heb ik in mijn volgende brief van 20-05-09 nadrukkelijk kenbaar gemaakt en ook duidelijk proberen te nuanceren:

Beste Jenny en mede CNV-professionals.

Jenny, ik doelde in mijn laatste mail echt op mijn initiatief van 2-2-09 en niet op mijn eerste mail van 20-1-09 welke jij in je laatste reactie aanhaalt. Zie bijlage voor onze volledige correspondentie van 20-1-09 tot nu.

In de mail van 2 februari vroeg ik om meer informatie over jullie juridische dienstverlening. Die heb ik toen niet gekregen. En nu verzend je me een mailtje met algemene informatie, doorverwijsadressen en telefoonnummers. Deze zijn allemaal bekend en bovendien gemakkelijk online te vinden. Hiermee kan je me niet helpen.

Bij jullie heb ik nu 2 keer nadrukkelijk een verzoek op een gesprek gedaan. En beiden keren geef je me informatie die al lang bekend en gemakkelijk te vinden is. En een kans voor een gesprek waar ik iets aan heb is nog steeds ver te zoeken. Maar goed. Volgens mij kan ik jou dit niet allemaal persoonlijk aanrekenen.

Mijn eerste aanzet van 20-1-09 was gericht aan onderzoekers èn praktijkprofessionals die zich hebben ingezet voor het onderzoek “Werk Moet Lonen: Onderzoek onder Wajong´ers naar de Financiële Baten van Werk, (M. Brukman, M.Groenewoud, L. Mallee, N van den Berg, S.Wajer, 2008)”. Met de adressen van betrokken professionals die ik op de digitale snelweg kon vinden hoopte ik van verschillende partijen nuttige adviezen te ontvangen. Jij was toen de enige die reageerde. Je gaf me 23-1-09 een mail met een overzicht van zaken waarvoor CNV zich op wajong-gebied inzet. Dat deed me goed. Daarom heb ik je op 2-2-09 opnieuw gemaild, dit keer met verzoek voor een gesprek over juridische dienstverlening. Maar hierop kreeg ik geen antwoord.

Gisteren, 19-5-09, heb ik jou en je collega’s gevraagd te praten over het ontwerp van een nieuw specifiek reïntegratieplan. En ook bij de beschrijving hiervan heb ik het betreffende onderzoek van Brukman en collega’s als bespreekpunt aangehaald. En nog steeds geeft niemand gehoor aan mijn verzoek. Blijft kennis uit dit onderzoek werkelijk achter gesloten deuren van kantoorprofessionals of wordt hier nog werkelijk iets mee gedaan?

Mijn mails heb ik nogmaals nooit specifiek naar jou gestuurd, maar in mijn laatste geval bijvoorbeeld ook naar je collega’s Ingrid de Jong (secretaris/penningmeester), Klaas Pieter Derks (voorzitter dagelijks bestuur), en Anneke Westerlake (sociaal juridische dienstverlening). En jij probeert hen werk uit handen te nemen door me gemakshalve door te verwijzen naar algemene informatie en adressen die ik ook op jullie website kan vinden? Jammer!

Op mijn afgelopen mail naar het adres van jullie juridisch medewerkster Anneke Westerlake kreeg ik trouwens een “delivery failure”. Werk zij überhaupt nog bij jullie? En ook ontving ik vandaag een auto-mail van CNV waarin staat dat Klaas Pieter Derks CNV per 1-8-09 gaat verlaten en dat jullie op zoek zijn naar een nieuwe voorzitter. Hebben jullie dan überhaupt nog gemotiveerde medewerkers met juridische expertise in huis?

Nou goed, op deze manier lijkt CNV voor wajongers zoals ik weinig te kunnen betekenen. Ik hoop oprecht dat ik het verkeerd zie.

Bob.


Naar aanleiding van bovenstaande mail kreeg ik van CNV eindelijk toch nog duidelijkheid. Op 25-5-09 werd ik gebeld door CNV-voorzitter Klaas Pieter Derks.

Met Klaas Pieter Derks heb ik telefonisch gesproken over mijn afgelopen verzoeken en over bovenstaande correspondentie. Derks is het met me eens dat op Wajongterrein een hoop verbeterd moet worden. Maar baas Klaas liet me weten dat CNV zich hierbij vooral inzet om ingewikkelde informatie voor Wajongers gemakkelijk leesbaar te maken. Verder benadrukte hij dat het beantwoorden van ingewikkelde vragen zoals die van mezelf een moeilijke klus voor ze is. CNV wil zelf ook graag meer, maar hiervoor heeft het naar eigen zeggen gewoonweg niet genoeg geld. Als aanvulling gaf Klaas Pieter me wel 3 tips: (1) contact opnemen met de UWV, (2) kansen verkennen bij Regioplan (een onderzoeksbureau dat op projectbasis voor CNV werkt) en (3) advies vragen bij Crossover Kenniscentrum. Na afloop van dit gesprek dacht ik het volgende:.

“Per wajonger wordt ruim een half miljoen euro over de balk gesmeten voor ineffectief bewezen professionele arbeidsteun. Dus, hoe bedoel je niet genoeg geld? Bovendien zijn doorverwijzingen leuk, aardig en goed bedoeld maar deze zijn in mijn geval te lang ineffectief gebleken. En hiervoor ben ik ook geen betaald lid geworden van CNV”.

Verder vertelde baas Klaas dat hij graag op de hoogte blijft van mijn acties. Hij vertelde me dat het nuttig kan zijn om deze in de toekomst mee te nemen voor nieuwe bruikbare ideeën. Prima! Hieraan draag ik graag een steentje bij. Maar tijd is geld, zo ook voor wajongers zoals ik. Daarom werk ik nu aan het afbreken van diensten die vooral kosten maar weinig baten. Tegelijkertijd pleit ik voor meer Ferko’s, Ronald’s en Matty’s. Als de steun van senioren zoals deze eindelijk een keer goed op waarde wordt geschat èn wordt beloond dan zijn wajongers een stuk beter in staat hun zelfstandigheid te heroveren. Toch twijfel ik sterk of vakbond CNV en ikzelf ooit met de neuzen dezelfde kant op zullen wijzen. Want als kers op de taart ontving ik op 04-06-09 van CNV per post de volgende boodschap:.


Beste Bob, Tot onze spijt is er bij het afschrijven van de ledencontributie voor jouw lidmaatschap bij CNV jongeren een fout opgetreden. Er is 2 keer zoveel contributie afgeschreven, wat inhoudt dat je 30 euro teveel hebt betaald voor je lidmaatschap. Deze fout is vandaag hersteld en het bedrag van 30 euro is op jouw rekeningnummer teruggestort. Deze fout is opgetreden doordat CNV Jongeren sinds kort gebruik maakt van een nieuw ledenadministratiesysteem en ook een nieuwe manier van contributie inning heeft. Wij zorgen ervoor dat dit in de toekomst niet meer voorkomt en willen je hiervoor nogmaals onze excuses aanbieden. Voor meer informatie over overige vragen kan je bellen met bovenstaand nummer. Met vriendelijke groet, Klaas Pieter Derks, Voorzitter CNV Jongeren.


Gedachte Bob naar aanleiding van bovenstaand bericht: “Wajongvakbond CNV steekt dus net als UWV, Restart, Pels en TNO geld in ineffectieve systemen ten koste van wajongers zoals ik die rondkomen van 70% van het minimum jeugdloon. Reactie Bob op basis van deze gedachte: “weg ermee!” Langer aandacht besteden aan professionele wanzorgers kost ons te veel tijd en dus te veel geld. Daarom heb ik per 25-05-09 direct na mijn telefonische gesprek met toenmalig CNV-Jong leider en huidig UWV wajongbaas Klaas Pieter Derks mijn cours in wajongland zonder zorgorganisaties op eigen houtje drastisch gewijzigd.

Zijn zorgbiz is lachwekkend, maar wie weet is Klaas Pieter als persoon toch geen verkeerde. Uit een artikel in de volkskrant van 14-07-09 blijkt immers dat hij CNV per 01-08-09 niet voor niets de rug heeft toegekeerd:

http:// http://http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/3756/Vakbond+en+jongeren

Klaas Pieter Derks gebruikt zijn afscheid als voorzitter van CNV Jongeren om fundamentele kritiek te leveren op de vakbeweging. In zijn ogen hebben het CNV en de FNV de afgelopen jaren niets wezenlijks voor jongeren gedaan. Een open discussie over maatregelen als de versoepeling van het ontslagrecht of verhoging van de AOW-leeftijd is volgens Derks in de vakbeweging niet mogelijk. De leiders van de vakbonden zijn in de woorden van Derks bange mensen die zich fixeren op de kortetermijnbelangen van hun vergrijsde ledenbestand. De noodkreet van Derks moet reden zijn voor bezinning. In de eerste plaats omdat de snel oplopende werkloosheid juist de jongeren het zwaarst zal treffen. In de tweede plaats omdat de vakbeweging zich geen generatiekloof kan veroorloven. Een vakbeweging die zich alleen maar richt op de gevestigde belangen van de oudere insiders, holt zichzelf uit en verliest de legitimiteit om namens dé werknemers te spreken. En ten derde valt er nog veel te verbeteren aan het discussieklimaat in de bonden en aan de representatie van jongere werknemers in overlegorganen, besturen en pensioenfondsen. De werkloosheid, die nu rond de 6 procent schommelt, zal de komende anderhalf jaar mogelijk oplopen tot boven de 10 procent. Het aantal vacatures daalt pijlsnel, zodat jongeren en flexibele arbeidskrachten moeilijk aan de bak komen. Dat zij opkomen voor versoepeling van het ontslagrecht is dus begrijpelijk. “Wanneer Jongeren en ouderen zich tegen elkaar laten uitspelen, zal dat de positie van de bonden alleen maar verzwakken. De bonden zullen wel generatiebewust moeten worden en moeten investeren in solidariteit tussen jongere en oudere werknemers. Daarbij is het van groot belang dat jongeren zich kunnen laten gelden in de vakbonden en in andere gremia waarin hun belangen in het geding zijn. Een schrijnend voorbeeld van het negeren van jongeren is het proces dat het Alternatief voor Vakbond (AVV) heeft moeten aanspannen tegen het ABP wegens leeftijdsdiscriminatie. Volgens het AVV moeten mensen die na 1950 zijn geboren zo’n 12 miljard euro betalen om oudere ambtenaren in de komende jaren met vervroegd pensioen te laten gaan, terwijl de groep die daarvan profiteert zelf maar ongeveer 5 procent van de kosten opbrengt.

Hieronder presenteer ik mijn ongepolijste opinie over experts op het gebied van arbeidsreïntegratie. En naar aanleiding van bovenstaande publicatie weiger ik deze te herschrijven:

Wajongland wordt geregeerd door onkundige kantoorpooiers van slappe zorgschandknapen. Daarom zou het niet verkeerd zijn als er voor wajongers zoals ik meer generatiegenoten zoals Klaas Pieter zouden zijn die invloedrijk genoeg zijn om pijnlijke feiten met kracht aan het licht te brengen. Maar praatjes op zichzelf vullen geen gaatjes. En diezelfde praatjes nemen ook niet weg dat wandaden van overbetaalde zorgschandknapen me niet in de kouwe kleren zijn gaan zitten. Inmiddels besef ik me goed dat ik niet de enige ben. Dit versterkt mijn ambitie om wanzorg laagdrempelig voor mede-wajongers duidelijk en destructief aan het licht te brengen ter financiering van effectief bewezen programma’s. En dan doel ik op programma’s waarvan de kwaliteit met betere meetinstrumenten bewaakt kan en ook moet worden. En met oog op mijn eigen belangen èn die van medegedupeerden werk ik hierbij liever met dan tegen baas Klaas. De keus is aan hem.


4. KOSTEN-BATEN ANALYSE OVER REVALIDATIE-, REÏNTEGRATIE- EN SOLLICITATIEACTIES


In dit hoofdstuk geef ik jullie een samenvatting van de consequenties van al mijn naongelukse werkhervattingacties. Dit heb ik gedaan met een viertal tabellen (in deze blog als aparte berichten bijgeleverd)waarmee ik op basis van asociale en financiële data van deze acties een persoonlijke kosten-baten analyse heb verricht.

4a. Inleiding

Sinds 15-09-03, vanaf het moment waarop ik k.o ging, heb ik gedurende revalidatie en reïntegratie geld gewonnen maar ook vooral verloren. Voor goed zicht op de waardeloosheid van reeds ontvangen professionele arbeidsondersteunende diensten heb ik allereerst een tabel gevuld met data over het aantal succesvolle vs onsuccesvolle sollicitatieacties die na mijn boksongeluk binnen mijn gezichtveld zijn doorgevoerd. Mijn tweede tabel biedt een beschrijving van reiskosten die ik naar aanleiding hiervan heb gemaakt. Deze kon ik niet declareren maar zijn wel gemaakt ten behoeve van het voorbereiden en uitvoeren van acties gericht op arbeidsrevalidatie, -reïntergratie & sollicitatie. De derde tabel gaat over mijn directe kosten en baten vanuit betaald werk voor TNO Kwaliteit van Leven, sector Gezondheidsbevordering tussen oktober 2007 en oktober 2008 onder supervisie van arbeidszorgprofessionals. En in de derde tabel beschrijf ik mijn complete netto winst op basis van professionele arbeidsondersteuning. Dit met inbegrip van zowel de directe kosten en baten alsmede op basis van de belastingtechnische gevolgen van reïntergratie-inspanningen van professionele arbeidzorgers.

4b. Sollicitatieacties

Tabel 1 heeft betrekking op naongelukse sollicitatieacties tussen 15-9-03 en 25-5-09 die binnen mijn eigen gezichtsveld voor mij/ door mij zijn doorgevoerd bij bedrijven die geregistreerd staan bij de Kamer van Koophandel. Ik spreek van een sollicitatieactie wanneer voor 1 sollicitatiedoel 1 of meerdere mails en/of gespreksinitiatieven zijn doorgevoerd. Deze acties heb ik in de tabel verdeeld over 6 niveaus, te weten over een steundimensie met twee niveaus en over een tijdsdimensie met drie niveaus (2X3=6). De steundimensie heeft betrekking op gebruikmaking van professionele arbeidzorg bij doorgevoerde sollicitaties (met vs zonder hulp van arbeidzorgprofessionals). En de tweede dimensie heeft betrekking op tijd. Hierin maak ik gebruik van een drietal steekdata die sterk van invloed zijn geweest op wijzigingen van mijn persoonlijke naongelukse werkhervattingstrategie. Deze data zijn (a) ontvangt van een lovend werkevaluatierapport van professor Ap Dijksterhuis waarna ik direct onder supervisie van professionele arbeidszorgers intensief naar betaald werk ben gaan zoeken (02-01-06), (b) berichtontvangst van mijn voormalige TNO-baas dr. Theo P. waaruit bleek dat mijn contract ondanks mijn bewezen inzetbaarheid toch niet verlengd zou worden, waarna ik mijn zoektocht naar betaald werk heb voortgezet zonder “hulp” van professionele arbeidszorgers (01-07-08) en (c) mijn telefoongesprek met voormalig CNV-baas/ huidig UWV-Wajongbaas Klaas Pieter Derks waarna ik gestopt ben met reguliere werkhervattingacties (25-05-09).

Na ontvangst van het hoopvolle werkevaluatierapport van professor Ap voor mijn vrijwilligerswerk bij de UVA (02-01-06) heb ik tussen 24-01-06 en 11-06-07 gesolliciteerd onder supervisie van reïntergratiebureau USG Restart. Binnen mijn eigen gezichtsveld zijn onder Restart in mijn geval in totaal 31 sollicitaties doorgevoerd. En deze hebben bij 13 organisaties een of meerdere gesprekken opgeleverd. Het resultaat hiervan is 2 maanden onbetaald werk voor de UVA (van 21-06-06 tot 24-08-06), ruim 2 maanden onbetaald werk voor het GBIO (van 01-10-06 tot 13-12-06) , ruim 3 maanden onbetaald werk voor TNO (van 11-06-07 tot 01-10-07) en naar aanleiding van dat laatste ook 1 jaar betaald werk voor TNO (van 01-10-07 tot 01-10-08).

Mijn sollicitatieacties onder supervisie van Restart hebben lange tijd geen betaald werk opgeleverd. Hierdoor ging ik gaandeweg steeds sterker twijfelen aan mijn eigen marktwaarde en inzetbaarheid. Dit heeft ertoe bijgedragen dat ik gaandeweg sterker bereid werd om bij sollicitaties water bij de wijn te doen. Mijn doelen verschoven in eerste instantie van het vinden van betaald werk naar het vinden van onbetaald werk voor de periode van 3 maanden met een baangarantie bij gebleken inzetbaarheid. En toen na vele initiatieven zelfs een kans op het bereiken van dit tweede doel uitbleef werd ook vrijwilligerswerk zonder baangarantie weer een belangrijk gespreksonderwerp voor me. Professionals van Restart begrepen dit goed en gingen hierin mee. Mijn ervaring leert me dat mijn toenmalige bereidheid om met professionele arbeidzorg laag in te zetten gepaard ging met een grote kans dat sollicitatieconcurrentie over me heen zou walsen. Na vele sollicitatiemislukkingen werd het bovendien steeds moeilijker voor me om bij potentiële werkgevers een competente en zelfverzekerde indruk te wekken. En terecht. Want als het om geld draait, dan is de wet van de sterkste een stuk krachtiger dan de slappe hap van zelfgenoegzame sociale bedrijfscultuur. Hiervan werd ik me helaas te laat bewust. Dit gebeurde namelijk pas toen ik tijdens de creditcrisis ging solliciteren nadat ik op 01-07-08 van mijn toenmalige TNO-baas gezondheidsbevorderaar dr. Theo P. te horen kreeg dat mijn TNO-contract ondanks mijn bewezen inzetbaarheid toch wegens “budgettaire” tekorten niet verlengd kon worden. Dit terwijl de rest van mijn directe collega’s niet zichtbaar onder druk kwamen te staan. Na mijn werk voor TNO werden er tot 25-05-09 binnen mijn gezichtsveld voor mij/door mij 21 sollicitaties doorgevoerd. Dit veelal onder vrijwillige steun van oud-collega’s kinderarts/senior wetenschapper dr. Ferko Öry, sectorhoofd Zorginnovatie drs Ronald Mooij en en soms ook onder assistent professor Matty Crone. Ondanks de lovenswaardige en goede inzet van deze netwerkrijke vakbekwame vrijwilligers heeft dit geleid tot gesprekken bij slechts 4 verschillende organisaties. Geen van deze heeft betaald werk opgeleverd.

Met cognitieve problemen als Wajonger op academisch niveau effectief solliciteren met “hulp” van professionele arbeidsbegeleiding was en is voor mezelf tergend lastig en nagenoeg onmogelijk gebleken. Dit was het al voordat de huidige kredietcrisis haar eerste arbeidsslachtoffers had geveld. Belangrijke oorzaken hiervan staan voor een belangrijk deel beschreven in bijgevoegde onderzoekspublicaties in hoofdstuk 2 van deze klacht. Als deze kennis bij revalidatieprofessionals al vroegtijdig aan het licht zou zijn gebracht, dan had ik nooit van het RCA advies mogen krijgen om via een IRO in zee te gaan met ineffectief bewezen reïntergratiebedrijven. En in plaats hiervan had ik na mijn ongeluk van 15-09-03 beter per direct de academische wereld de rug kunnen toekeren. Want wanneer kennis alleen in ivoren torentjes van academici schijnbaar “duidelijk” aan de man gebracht wordt, terwijl de implementatie van deze kennis barweinig blijkt op te leveren, dan wil ik op dat terrein überhaupt mijn geld niet eens verdienen. Dit zelfs als het in plaats van tergend lastig razend gemakkelijk zou zijn.

4c. Kosten Ter Voorbereiding van Betaald Werk

Arbeidsrevalidatie RCA.

Tijdens voorbereidingen op betaald werk werd ik tijdens mijn poliklinische behandelfase in het RCA (van 10-12-03 tot 24-01-06) begeleid onder supervisie van arbeidsrevalidatiespecialisten. Tussen 10-12-03 en 22-07-04 heb ik het RCA minimaal 1 keer per week een bezoek gebracht. Dit onder meer ivm contact met arbeidstherapeuten, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, maatschappelijk werkers, revalidatiepsychologen en revalidatieartsen. Toen ik onder supervisie van professor Ap op de UVA als vrijwilliger werkervaring opdeed (van 22-07-04 tot 02-01-06) had ik minder frequent contact met het RCA. In deze periode werd behandeling voorgezet met een voorzichtige schatting van 1 gesprek per maand met mijn toenmalige arbeidsrevalidatietherapeute Erna P. en revalidatiearts Manin K.. In januari 2006 had ik na afloop van mijn werk voor professor Dijksterhuis nog 2 keer contact gehad met mijn toenmalige arbeidsrevalidatietherapeute. Hierna werd reïntergratieondersteuning op 24-01-06 voortgezet onder supervisie van Restart. Mijn RCA-dossier werd toen gesloten. In september 2006 ben ik via Restart wel nog 2 keer naar het RCA afgereisd. Dit in verband met oriënterende gesprekken met revalidatiearts Menno P. en onderzoekshoofd Thomas J. Ieder bezoek aan het RCA heeft me in totaal 6 strippen van een strippenkaart gekost. De kosten per strip bedragen 45 cent. Ieder bezoek heeft me dus E 2,92 gekost. Een voorzichtige schatting van totale persoonlijke kosten tijdens mijn arbeidsvoorbereidende poliklinische behandelfase in het RCA bedraagt daarom (2,92 x 7 x 4 x 1) + (2.92 x 17 x1) + (4 x 2.92) = 143,08.

Werkervaring UVA

In navolging van advies van het RCA heb ik onder supervisie van Professor Ap Dijksterhuis eerst als vrijwilliger op de UVA werkervaring opgedaan. Dit deed ik tussen 22-07-04 en 02-01-06. In deze periode heb ik op de UVA vier dagen in het onderzoekslab gezeten en buiten mailverkeer om heb ik op locatie in totaal vijf keer met Ap rond de tafel gezeten. Net als bij het RCA heeft ook ieder bezoek aan de UVA me 6 strippen en dus 2.92 E gekost. Een voorzichtige schatting van persoonlijke kosten in verband met mijn werk onder supervisie van Ap bedraagt daarom (2.92 x 9) = 26.28 euro. Verder heb ik na overleg met Restart ook nog op de UVA als vrijwilliger analysewerk gedaan onder supervisie van Dr Berjan Doosje en Dr Sven Zebel. Tussen 21-06-06 en 24-08-06 werd ik door deze mannen eens per twee weken op locatie bij de UVA in mijn werk begeleid. Een voorzichtige schatting van persoonlijke kosten in verband met mijn werk voor Berjan & Sven bedraagt daarom (2.92 x 4) = 11,68 euro. Mijn complete kosten ivm vrijwilligerswerk op de uva voor zowel Ap als voor Bertjan & Sven bedragen hierdoor (26,28 + 11,68) = 37.96.

Arbeids-reïntegratie USG Restart.

Met “hulp” van Restart had ik in verband met voorbereidingen op het verkrijgen van betaald werk relatief veel reiskosten. Dit allereerst in verband met regulier overleg met mijn toenmalige jobcoaches. Met mijn eerste coach Suzanna van D. had ik tussen 24-01-06 en 05-05-06 om de week regulier werkoverleg. En tussen 05-05-06 en 08-03-07 had ik iedere week overleg met jobcoach Mark Sporken. Aansluitend had ik tussen 08-03-07 en 02-05-07 eens per twee weken contact met seniorcoach Esther H. Net als bij het RCA en de UVA heeft ook ieder bezoek aan Restart me 6 strippen, en dus steeds 2.92,- gekost. Naar aanleiding hiervan betreft een voorzichtige schatting van mijn standaardkosten bij Restart ((2.92 X 8) + (2.92 x 40) + (2.92 x 4)) = 151,84 euro. Buiten de reiskosten ivm regulier reïntergratieoverleg heb ik onder supervisie van Restart in verband met oriëntatie- en of sollicitatiegesprekken afgezonderd van reeds beschreven kosten nog 117,16 euro aan sollicitatie/reïntegratiekosten uitgegeven. Mijn totale niet gedeclareerde reiskosten onder supervisie van Restart bedragen hierdoor E 269,- (zie tabel 2 voor specificaties).

Totale Reiskosten Ter Voorbereiding van Betaald Werk.

Buiten de hierboven beschreven reiskosten vanuit contact via het RCA en Restart heb ik ivm voorbereidingen op betaald werk op eigen initiatief nog 38,58 aan extra reïntegratiekosten uitgegeven (zie opnieuw tabel 2 voor specificaties). Mijn totale kosten uit eigen zak ter voorbereiding van betaald werk bedraagt hierdoor in totaal 488,62 E (zie opnieuw tabel 2 voor specificaties).


4d. Inkomsten uit Betaald Werk.

Mijn naongelukse inkomsten uit werk onder begeleiding van professionele arbeidzorgdiensten heb ik gebaseerd op stortingen sinds ontvangst van het goede werkevaluatierapport van professor Ap op 02-01-06. Direct hierna ben ik onder supervisie van arbeidzorgprofessionals gemotiveerd naar betaald werk gaan zoeken. Ondanks de professionele inbreng van RCA en Restart was ik in 2006 het gehele jaar werkloos. En dus werd er in 2006 net als in de hieraan voorafgaande jaren na afloop van mijn boksongeluk maandelijks een onaangepaste uitkering gestort. Mijn jaarinkomsten in 2006 bedroegen 10785,09 (zie tabel 3 voor nadere specificaties).

In 2007 was ik 9 maanden werkloos en het laatste kwartaal ging ik betaald in dienst bij TNO. Dit betrof een contract voor 32 uur per week. Van de UWV ontving ik de eerste 9 maanden een ongewijzigde wajong. En tijdens betaald werk voor TNO ontving ik van de UWV een aangepaste uitkering op basis van loondipensatie. Van TNO heb ik dat jaar 3210,73 op mijn rekening gestort gekregen. Van de UWV ontving ik dat jaar 10238,96. In 2007 bedroegen mijn inkomsten in totaal 13449,69 (zie tabel 3 voor nadere specificaties). Dit bedrag is inclusief reiskostendeclaraties bij TNO, maar exclusief de complete reiskosten die ikzelf voor mijn werk aan de ns heb betaald.

In 2008 was ik 9 maanden betaald werkzaam bij TNO en 3 maanden werkloos. Van TNO heb ik dat jaar in totaal 10170,32 op mijn rekening gestort gekregen. Mijn totale Wajonginkomsten bedroegen dat jaar 7914,63. Hierdoor bedroegen mijn complete inkomsten in 2008 in totaal 18084,95 (zie tabel 3 voor nadere specificaties). Ook dit bedrag is inclusief reiskostendeclaraties bij TNO, maar exclusief de complete reiskosten die ikzelf voor mijn werk aan de ns heb betaald.


4e. Kosten uit Betaald Werk.

Directe kosten uit betaald werk voor TNO.

Directe kosten uit betaald werk hebben betrekking op reiskosten woon-werk. Mijn reiskostenvergoedingen werden automatisch doorgevoerd middels de in de tabel beschreven loonstortingen. Deze kwamen slechts deels tegemoet aan de werkelijke reiskosten die ik gemaakt heb in verband met mijn werk voor TNO. De eerste drie maanden als loondienstige arbeider van TNO, tussen 01-10-2007 en 31-12-2007, heb ik 584,50 betaald ivm woon-werk verkeer. Dit had ik apart gedeclareerd maar moest ik via salarisvermindering tussen februari 2008 en mei 2008 met terugwerkende kracht terugbetalen. In januari en ook in februari van 2008 had ik een maandtrajectkaart Diemen-Leiden van de ns gekocht. De kosten per trajectkaart bedroegen 249,00 euro. Pas in maart 2008 werd ik me bewust dat ik als betaalde arbeidskracht van TNO reiskosten niet apart had mogen declareren. Om kosten te drukken ben ik voor de resterende 7 maanden van mijn contract overgestapt van de aanschaf van maantrajectkaarten naar de aanschaf van 5-retourenkaarten. Iedere week reisde ik 3 dagen naar kantoor en werkte ik 1 dag thuis. Een 5-retourenkaart Diemen-Leiden bedroeg 76,50 euro. Mijn totale reiskosten woon-werk die ik als betaalde arbeidskracht van TNO tussen 1-10-07 en 1-10-08 direct uit eigen zak heb betaald bedroegen hierdoor: 584,50 +(249,00 x 2) + ((76,50/5) x (7 x 4 x 3)) = 2367,7 euro.

Indirecte kosten uit betaald werk voor TNO.

Buiten mijn directe kosten ivm woon-werkverkeer kreeg ik in dienst van TNO ook nog te maken met het onverwachts wegvallen van huurtoeslag. In 2008 had je alleen recht op huurtoeslag wanneer je bruto jaarinkomen lager is dan 18525. Hierdoor heb ik datzelfde jaar mijn voorschot huurtoeslag van 1447,- volledig terug moeten betalen. Verder heeft mijn betaalde arbeid voor TNO in 2008 bij de belastingdienst ook nog geleid tot aanslagen inkomstenbelasting van € 1413,-.Voordat ik bij TNO aan de slag ging had ik als arbeidsonvermogende wajonger nooit te maken met belastingaanslagen en toeslaginvorderingen. Kosten hier vandaan vielen daarom koud op mijn dak.


4f. Winst Uit Betaald Werk.

Ten opzichte van inkomsten uit mijn ongewijzigde wajong van 2006 ben ik door 1 volledig jaar betaalde arbeid voor TNO als junior wetenschappelijk medewerker, met inbegrip van alle financiële consequenties van dit werk, in totaal 3627,10 rijker geworden (zie tabel 4 voor nadere specificaties). Ditzelfde bedrag staat vanaf 15-09-03, dus sinds ik k.o. werd geslagen, tot aan heden, gelijk aan mijn volledige nettowinst uit arbeid voor bedrijven die geregistreerd staan bij de Kamer van Koophandel. Dit is en blijft een feit. Dit allereerst ondanks het gegeven dat ik na mijn boksongeluk vanaf de eerste dag die ik me kan herinneren onophoudend hard gewerkt heb om zo goed en zo snel mogelijk mijn eigen brood te verdienen. Ten tweede ook ondanks het gegeven dat ik ivm mijn naongelukse academische werkervaring sinds 02-01-06 voor sollicitaties een lovend werkevaluatierapport van professor Dijksterhuis (UVA) in gebruik heb genomen. Ten derde ook ondanks mijn intensieve gebruikmaking van professionele arbeidszorg tussen 10-12-03 en 11-01-08 (van RCA en Restart). En ten vierde ondanks het feit dat ik vanaf juli 2008 voor mijn sollicitaties veelvuldig een drietal lovende werkevaluatierapporten van TNO heb gebruikt. En ten vijfde ook ondanks het feit dat ik in mijn zoektocht naar betaald werk sinds juli 2008 tot heden goed gesteund wordt door zeer netwerkrijke vrijwilligers, te weten kinderarts/senior wetenschapper Ferko Öry, sectorhoofd Zorginnovatie Ronald Mooij, en assistent professor Matty Crone.

Wajongwerkzorgers en beleidsbepalers, kan iemand mij vertellen hoe het mogelijk is dat jullie je eigen bestaansrecht nog niet verloren hebben? Zolang het tegendeel van jullie eigen wanzorg niet bewezen is zal ik er alles aan doen om jullie geschnabbel duidelijk aan het licht te brengen. En zolang mijn inzetbaarheid en prestaties niet op waarde worden geschat en ook niet worden beloond blijft mijn carrièreambitie het boeken van meer terreinwinst in zorgland totdat alle ineffectief bewezen wanzorgers stuk voor stuk ontslagen, failliet, en compleet van dit terrein verbannen zijn.


5. WIJZIGING CARRIÈREAMBITIE DEEL 1 (20-02-09)


Met 22-7-2004 als startdatum van mijn na-ongelukse werkervaring was ik op 20-02-09 ervan overtuigd dat ik als wajonger te hard heb moeten werken om in het verlengde van mijn studie in aansluiting op kwaliteiten & ambities een geschikte betaalde baan te krijgen èn te behouden. En door mijn slechte persoonlijke ervaringen hierbij met destructief bewezen arbeidzorgbedrijven had ik toen besloten om niet langer bij te dragen aan zakkenvullerij van reïntegratieprofessionals. Maar wat kon ik anders? Nou, om wanprestaties van zorgschnabbelaars te voorkomen in plaats van te genezen zag ik in eerste instantie geen andere optie dan mijn academische kennis en werkervaring compleet overboord te gooien. Voor nadere uitleg, zie hieronder.

Voordat ik k.o. ging had ik als student met plezier beveiligingswerk gedaan als steward bij de Amsterdam Arena. Hier was ik betrokken bij de service, safety & security van voetbalwedstrijden en evenementen. Diploma’s op dit werkterrein heb ik niet. Maar grote beveiligingsorganisaties zoals Securitas, G4S en Trigion bleken op eigen websites aan te geven ook goede kansen te bieden aan ongeschoold personeel. Dit onder meer door met hulp van de UWV kosteloos een beveiligeropleiding te bieden aan bijvoorbeeld wajongers met de mogelijkheid om betaald stage te kunnen lopen. En dit alles met een baangarantie na het succesvol afronden van de complete opleiding. Gezien mijn achterliggende lange, zware maar tegelijkertijd ineffectieve arbeidsreïntergratiestrijd leek me dit wel wat. Bovendien heb ik werkervaring als beveiliger en hebben mijn cognitieve compensatiestrategieën op dat terrein naar mijn idee geen effect op mijn inzetbaarheid. Dus wie weet dat ik met dat werk de UWV op termijn goed buiten spel kon zetten. Met dit in mijn achterhoofd heb ik tussen 24-02-09 en 05-05-09 onder meer gesolliciteerd bij reeds benoemde grote beveiligingsorganisaties. En bij het schrijven van mijn brieven werd ik toen perfect geholpen door assistent professor Matty Crone. Toch hebben geen van deze organisaties me op gesprek uitgenodigd. Ik kreeg herhaaldelijk te horen dat de voorkeur uitgaat naar gediplomeerde beveiligers. Verder heb ik nog een brief gestuurd naar Safenet. Dit betreft een beveiligerbedrijf met samenwerkingsverbanden met de UWV. Dus wie weet was dit wat voor me. Maar van Safenet kreeg ik te horen dat ze me geen baangarantie konden bieden en dat ze voor mij alleen de opleiding konden organiseren. Maar het geld hiervoor moest ik dan wel eerst zelfstandig lospeuteren bij mijn arbeidsbeoordelaar van de UWV. Naar aanleiding hiervan dacht en denk ik nog steeds het volgende: “de beveiligingsbranche wilde ik juist verkennen met het doel op termijn ellende bij dit logge overheidsorgaan te omzeilen. Dus, nee dank je, laat maar zitten dan”.

6. WIJZIGING CARRIÈREAMBITIE DEEL 2 (05-05-09)

De laatste keer dat ik aandacht heb besteed aan concrete sollicitatieacties betreft dinsdag 05-05-09 ivm mijn toenmalige interesse in werk voor beveiligingsorganisatie G4S. Al op diezelfde dag liet G4S me weten dat ze geen plaatsingsmogelijkheden zien voor startende beveiligers. Als oorzaak werd aangedragen dat hun opdrachtgevers uitsluitend op zoek waren naar gediplomeerde medewerkers. Vergelijkbare reacties had ik in de voorgaande maanden ook ontvangen van Securitas en Trigion. Dit terwijl laatstgenoemde organisaties op hun eigen websites wel aangaven dat ze ook werk bieden aan ongeschoold personeel. Verder werd ik diezelfde dag voor de tweede keer gebeld door belastinginspecteur Koning. Toen benadrukte hij nogmaals dat de belastingdienst mij in verband met mijn schuld niets beters te bieden heeft dan de mogelijkheid van maandelijkse aflossingen. Wel kreeg ik nog het advies om contact te leggen met TNO en UWV om te onderzoeken waarom beiden heffingskorting hebben doorgevoerd. Dergelijk onderzoek is voor mezelf onnodig en bovendien veel te laat. TNO, UWV en Restart hebben simpelweg wanprestaties geleverd waarvan de consequenties op mijn eigen bordje terecht zijn gekomen. Om dergelijke problemen in toekomst te voorkomen heb ik daarom mijn uiterste best gedaan om goed juridisch advies in te winnen van wajongvakbond CNV-Jong. Maar het beste wat hieruit is voortgekomen was een telefoongesprek van 10 minuten met toenmalig CNV voorzitter/ huidig UWV-wajongbaas Klaas Pieter Derks op 25-05-09. Baas Klaas gaf toe dat er in de wajongzorg een hoop verbeterd moet worden. Maar meer dan een doorverwijsadvies kon hij me niet bieden. Als wajonger hebben dergelijke adviezen me de afgelopen 6 jaar tot heden niets opgeleverd. Na afloop van dat gesprek heb ik besloten om als wanjong-”cliënt” permanent afstand te nemen van professionele wajongzorgdragers. En datzelfde gesprek was voor mij dé sleutel voor mijn tweede ambitiewijziging. Voor details zie conclusie/ bedrijfsplan.

7. CONCLUSIE / BEDRIJFSPLAN.

Na afloop van mijn laatste contact met belastinginspecteur Koning heb ik van TNO een aantal begripvolle reacties ontvangen van onder meer sectorhoofd Zorginnovatie Ronald Mooij. Dit zelfs met kansen op een vergoeding voor mijn belastingschuld:

Beste Bob.Vanuit de belastingdienst gezien hebben ze gelijk. Ik zie je stuk wel langskomen. Verder zijn er een paar collega’s binnen TNO die jou financieel willen helpen de belastingschuld op te lossen. Er zijn dus nog meer toffe TNO’ers!!! Ik neem hierover volgende week even telefonisch contact met jou op. ronald.

Dit bericht deed en doet me net als vele andere hartelijke steunreacties van de bewezen capabele zorgprofessionals Ferko & Ronald bijzonder goed. Niettemin is het belastingprobleem waarmee ik te kampen kreeg naar mijn idee te groot om op deze manier opgelost te worden. Dit heb ik Ronald per mail als volgt laten weten:

Beste Ronald.

Erg fijn dat je met me mee wilt denken! Ik maak er werk van!

Toch wil ik in verband met mijn belastingprobleem wel al ingaan op eventuele mogelijkheden voor de aflossing van mijn schulden. Bodybuilder Bart, een mede-NAH-er met wie ik contact heb, heeft vergelijkbare problemen. En hij betaalt zijn schuld zonder Ferko’s & Ronald’s, maar met “hulp” van peperdure advocaten zelf uit eigen zak. Net als Bart ga ik mijn schuld zelf betalen. Een schuldaflossing via de hulp van jou of van Ferko kan ik daarom niet accepteren.

Mijn klacht naar aanleiding van mijn schuld krijgt meer dan een paar velletjes tekst. In mijn klachtwerkstuk beschrijf ik een lange periode van 6 jaar waarin ik intensief gebruik heb gemaakt van te veel ineffectieve professionele zorgdiensten. Mijn verhaal moet ik gewoon goed kwijt. Dat ben ik verplicht aan mezelf. Misschien publiceer ik het later op mijn eigen website als deze ontwikkeld is.

Ronald, vind je het goed als ik bij mijn Wajongwerkstuk een beroep op je doe maar niet inga op onderhands geregelde “smartengeld” van TNO KvL? Als het stuk af is ga ik direct verder met solliciteren. Ik hoop dat jullie me begrijpen. Nog een steengoede week toegewenst! Een zeer hartelijke groet aan jullie allebei! Bob.


Als reactie op dit bericht schreef Ronald me dat hij zich goed in mijn verhaal kan vinden. Toch wilde hij me vanuit TNO graag alsnog verlossen van mijn belastingschuld:

Bob, Ik begrijp je heel goed, ik aarzelde ook een voorstel te doen. Maar dat heb ik toch gedaan om twee redenen.1. omdat wij als mens om jou geven en dan helpen we elkaar (net zoals jij je ... ). 2. omdat wij ook TNO’er zijn en vinden dat TNO jou beter had kunnen behandelen. Ik vraag je daarom om jouw afwijzing te heroverwegen, ik zal je deze week bellen dat gaat beter dan mailen. Ronald. Ps je kan altijd een beroep op mij doen

De financiële hulp die TNO Kwaliteit van Leven mij via Ronald heeft aangeboden voor het aflossen van mijn belastingschuld is voor mij en mijn naasten een te kleine druppel op een te gloeiende plaat. Bovendien is erkenning van wanzorg door TNO onvoldoende voor me. Ik ga voor meer. En waar ik voor ga duurt te lang om zonder oplopende schuldrente voor elkaar te krijgen. Dit heb ik Ronald ook nadrukkelijk laten weten toen ik hem voor het eerst de inhoud van mijn krachtverslag liet lezen. En dus heb ik mijn belastingschuld op 26-08-09 uit eigen zak voorgeschoten. Lief hè?

Sinds september 2003 ben ik een moeilijk plaatsbare hersenbeschadigde wajonger die op academisch terrein te sterk afhankelijk is gebleken van de administratieve beerput van de UWV alsmede van “expertise” van onkundige revalidatie- en reïntergratieprofessionals. Maar ik ben niet alleen. Over het hele land bekeken kost het de overheid, en dus de belastingbetaler 537.000 euro om 1 werkloze met “hulp” van ineffectief bewezen professionele arbeidzorg aan een baan te helpen:

http:// http://http://www.volkskrant.nl/binnenland/article1095781.ece/Een_werkloze_aan_een_vaste_baan_helpen_kost_537.000_euro+werkloze+aan+baan+helpen+kost+half+miljoen+euro&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl

of

http:// http://http://www.elsevier.nl/web/Artikel/212642/En-werkloze-aan-baan-helpen-kost-half-miljoen-euro.htm

Dit zijn feiten, net als overige consequenties van wanzorgbemoeienis die me niet in de kouwe kleren zijn gaan zitten. Dan doel ik bijvoorbeeld op het feit dat mijn kamaraad Mederlander Mohammed, een politieke vluchteling met psychische problemen, als “cliënt” van de GGZ met kreupele benen maar zonder voedselbegeleiding gevangen wordt gehouden in woonzorgcentrum HVO Querido met een voedingsbudget van 4,83 euro per dag. Dit zijn feiten, net als overige consequenties van zorgwandaden voor een goede vriend van mij die al ruim een jaar lang zonder uitering, zonder dak boven zijn hoofd en zonder “hulp” van professionele wanzorgers blijft vechten om zijn eigen carrière van de grond te krijgen.

Naar aanleiding van dit klachtendossier pleit ik voor mezelf èn mijn wanzorglotgenoten voor het volgende:

• Voor mezelf in verband met bedreven wanzorg na afloop van mijn boksongeluk voor erkenning van mismanagement en onkunde van UWV, TNO, USG Restart, Pels, RCA, CNV Jong en het AMC. Schriftelijke excuses van deze zorgpartijen kom ik op “Zorgmisstanden” graag tegemoet.
• In verband met mijn afgelopen arbeidsovereenkomst ter bevestiging van erkende wanprestaties van UWV, TNO en USG Restart voor gedeelde aflossingen van mijn complete inkomstenbelastingschuld van € 1413,-.
• Voor afrekening met wajong-wanzorg en ter bevordering van succesvolle reïntergratie van mezelf èn van reeds benoemde lotgenotige vriend voor overheidsbetalingen van in totaal ( 2 x 537.000) = 1074.000. Dit onder strikte voorwaarde dat dit budget onder supervisie van Sectorhoofd Zorginnovatie Ronald Mooij (TNO) in Nederland effectief besteed wordt aan de landelijk striknoodzakelijke verbetering van arbeidsreïntergratie, cognitierevalidatie èn woonzorg voor zwerfjongeren.
• Ter bewaking van veiligheid en reïntergratie-effectiviteit voor mezelf èn capabel bewezen medewajongers voor partnerschap tussen Zorgmisstanden en de Nationale Ombudsman. Dit in directe samenwerking met sectorhoofd Zorginnovatie Ronald Mooij (TNO) onder begeleiding van kinderars/senior wetenschapper Ferko Öry (TNO) en assistent professor Matty Crone (LUMC).

Met reguliere zorg op niveau bouwen aan een gezonde toekomst is voor mijn naasten en sinds september 2003 dus ook voor mezelf nagenoeg onmogelijk gebleken. Zolang gezonde en goede mogelijkheden uitblijven zie ik geen andere keus dan mijn zorgstrijd eigenhandig voort te zetten. Tot mijn laatste adem sla ik hierbij graag de handen ineen met meer professionele zorgvernieuwers die bereid zijn effectief offers te brengen. Dit met het ultieme doel om niet alleen mezelf maar ook mijn lotgenoten te steunen om onszelf zoveel mogelijk op eigen kracht uit de zorggoot te werken. Steunen werkt immers beter dan vernietigen. Maar om te overleven zijn beiden nodig gebleken. In woord en geschift zal ik daarom ongecensureerd wetenschappelijk gegronde kritiek over de zorgbranche blíjven leveren. En daarom ontkom ik er niet aan om deze ook met haviksogen te blíjven volgen. Dit is geen bedreiging, wel een belofte. En hierbij houdt mijn blog zich ter voorbereiding op mijn website laagdrempelig voor lotgenoten van harte aanbevolen.

Bob van Daalhuizen.

8. WORDT VERVOLGD (12-11-09).